Artikel uit de 'Aanpak Nieuwsbrief' van maart 2003 van de 'Sociale
Alliantie' te Utrecht:
"18+ Wat willen jullie nou van ons?"
Over eenoudergezinnen in de bijstand met een of meer kinderen van 18
jaar of ouder.
Al eerder berichtten we over de problemen die eenoudergezinnen in de
bijstand hebben als een of meer van hun kinderen 18 jaar wordt. Dit
deden we via een eerder artikel uit de "Aanpak Nieuwsbrief" van december
2002 waar o.a. het artikel in stond:
"Bijstandsuitkering bron ongepaste
ouder/kind relatie".
Het hele probleem berust om een manco in de huidige bijstandswet.
Maar
ook in de nieuwe Wet Werk en Bijstand wordt het probleem weer niet
geregeld. Een gemiste kans! Kern van de zaak is, dat een eenoudergezin
met bijstand met een kind dat 18 jaar wordt, terugvalt van 90 procent
WML (Wettelijk Minimum Loon) naar 70 procent WML en bovendien nog
achteruit gaat in huursubsidie ook. Dit ook, als het kind geen eurocent
eigen inkomsten heeft, bv. omdat het een opleiding volgt waarbij geen
studiefinanciering wordt gegeven...
Dus: Met een alleenstaandenuitkering een eenoudergezin moeten
onderhouden, zonder kinderbijslag (stopt bij 18 jaar) en met extra
kosten voor schoolboeken, schoolgeld kind enz. DAT IS NIET TE DOEN!!
Uit het maartnummer van de 'Aanpak Nieuwsbrief' van de Sociale Alliantie
uit Utrecht:
18+
Als het jongste kind in een eenoudergezin met bijstandsuitkering 18 jaar
wordt, lijdt dat huishouden een fors inkomensverlies.
Daarnaast treedt er een kanteling van verhoudingen op:
normaal
onderhoudt de ouder het kind; nu moet het kind de ouder mee
onderhouden. Dat levert veel spanningen op en plaatst de betreffende
jongere voor extra moeilijkheden om een goede toekomst
op te bouwen.
Het is een probleem dat al vaker door bijstandsouders is aangekaart bij
de politiek, maar die heeft daar nooit een oplossing voor geboden.
In een aantal bijeenkomsten hebben betrokken vrouwen nogmaals
systematisch aangegeven wat nu precies in de werkelijkheid van alle dag
de problemen zijn die zij ervaren hebben toen hun jongste kind 18 jaar
werd. Deze problemen zijn vervolgens systematisch beschreven en nader
uitgelegd in het boek 'Wat willen jullie nou van ons'.
Ook heeft een
aantal vrouwen en hun kinderen hun verhaal verteld. Die verhalen vormen
een belangrijk onderdeel van het boek, want de regels zijn één kant van
de zaak, hoe de regels in de werkelijkheid uitpakken is een andere kant.
Vervolgens worden mogelijke oplossingen aangegeven voor zowel de
landelijke als de lokale politiek.
Wat is het probleem
"Kinderen worden gebombardeerd tot kostgangers. Alsof het vreemden zijn
met wie je de meest primaire zaken moet afrekenen."
"Wie onderhoudt wie?"
Het meest prangende probleem van alleenstaande bijstandsouders waarvan
het jongste kind 18 jaar wordt is dat ouder en kind financieel van elkaar afhankelijk worden gemaakt.
De ouder-kind relatie wordt van de ene op de andere dag vervangen door
een relatie van twee volwassenen die financieel verantwoordelijk voor
elkaar worden gemaakt.
Dat terwijl de ouder niet meer in staat is om
financieel enige bijdrage te leveren aan het onderhoud van het kind. Het
kind echter dient de ouder mee gaan onderhouden.
Alleenstaande bijstandsouders krijgen, tot het jongste kind 18 jaar is
geworden, een uitkering van een alleenstaande (70% van het netto
wettelijk minimumloon) plus 20% extra omdat ze kinderen te onderhouden
hebben. Op het moment dat het jongste kind 18 jaar wordt verandert dat:
dan krijgt de ouder alleen nog maar een alleenstaandeuitkering (70% van het netto wettelijk minimumloon).
De gedachte in de Algemene bijstandswet (Abw) hier achter is dat het kind dan financieel zelfstandig is. Het kind heeft meestal eigen inkomsten vanaf het 18e jaar. Of een baan, of studiefinanciering of een eigen uitkering. Deze regel lijkt mooi maar de praktijk ziet er, zoals wel vaker, heel anders uit.
Een 18+ kind dat nog Voortgezet Onderwijs volgt
Er is een situatie waarin heel duidelijk is dat de gedachte achter de
Abw niet klopt.
Als het jongste kind van een bijstandsouder 18 jaar
wordt en nog Voortgezet Onderwijs volgt, wordt de ouder met 20% gekort,
terwijl daar geen inkomen voor het kind tegenover staan.
Kinderen die
ouder zijn dan 18 jaar en nog Voortgezet Onderwijs volgen zijn namelijk
niet financieel zelfstandig, omdat ze niet in aanmerking komen voor een
studiebeurs.
De Algemene bijstandswet gaat wel van die financiële
zelfstandigheid uit. In de Wet studiefinanciering 2000 heeft men er
expliciet voor gekozen geen regeling te maken voor 18+ leerlingen van
het Voortgezet Onderwijs. Ook de WTOS regelt geen financiële
zelfstandigheid voor deze leerlingen.
Hier is duidelijk sprake van regelingen die niet op elkaar zijn
afgestemd. Maar de bijstandsouder wordt wel met het probleem opgezadeld:
20% in inkomen achteruitgezet worden, terwijl daar voor het onderhoud
van het kind niets tegenover staat. Hoe onderhoud je je kind van niets?
Als het kind studeert
Maar ook als het kind studeert en een studiebeurs ontvangt kunnen er
grote problemen ontstaan. De Abw gaat er vanuit dat de ouder en het
studerende kind een gezamenlijke huishouding voeren. Als het kind dan
bij haar studiebeurs een bijbaantje heeft, zijn een aantal gemeenten van
mening dat ze dan ook mee kunnen betalen aan de noodzakelijke kosten van
bestaan. De ouder wordt dan op haar alleenstaande-uitkering gekort (dat
loopt uiteen van 5%-20%; dat verschilt per gemeente) en het kind wordt
verondersteld van zijn bijbaantje die korting aan te vullen.
Veel ouders
ervaren dat als dat hun kind hen moet onderhouden.
Studiefinanciering is geen bedrag dat je als kind zomaar krijgt. Je
krijgt een deel basisbeurs, een deel dat afhankelijk is van het
inkomen van je ouders (de aanvullende beurs) en daarnaast moet je een deel lenen om de kosten van je studie te kunnen betalen.
Deze samenstelling van de studiefinanciering levert voor kinderen van
bijstandsouders twee grote problemen op.
Allereerst dat een deel van de studiefinanciering afhankelijk is van het
inkomen van de ouders. Je zou denken een bijstandsouder kan helemaal
niet bijdragen aan de kosten van de studie van het kind. Dat klopt. Maar
vaak heeft de andere ouder van het kind, vaak de vader, wel inkomen en
is zijn inkomen bepalend voor de hoeveelheid aanvullende beurs die het
kind krijgt.
Dat levert in de praktijk van gescheiden ouders vaak
problemen op.
Vaders die geacht worden een bepaald bedrag aan het kind
te geven, als bijdrage in de studiekosten, doen dat niet of slechts voor
een deel.
Het kind komt dan gewoon geld te kort en de bijstandsouder is
op geen enkele manier in staat om dat aan te vullen.
En als het kind dan
maar een baantje neemt om dat tekort aan te vullen, korten een aantal
gemeenten de bijstandsouder omdat het kind inkomen heeft. Zo zit het
kind gevangen tussen niks en niks.
Ook het moeten lenen om in de kosten van levensonderhoud en studie te
kunnen voldoen, is voor kinderen uit bijstandsgezinnen vaak een grote
drempel. Lenen vormt voor mensen met weinig geld een psychologische
drempel.
Veel bijstandsouders zijn ontzettend bang om te lenen. Ze weten
vaak uit eigen ervaring hoe moeilijk het is om leningen terug te betalen
en hoe onvermijdelijk vaak het wegglijden naar de problematische
schulden is.
Die angst dragen ze over op hun kinderen: het maken van
schulden wordt vaak kost wat kost vermeden. Dit gevoel mag niet
onachtzaam genegeerd worden door uitvoerders en beleidsmensen die een
heel andere houding tegenover het maken van schulden hebben kunnen
ontwikkelen.
Zij kunnen namelijk beschikken over een inkomen dat
voorkómt dat bij de minste of geringste tegenslag het hebben van
schulden problematisch wordt.
Als het kind leren en werken combineert
Als een kind een beroepsbegeleidende leerweg volgt, werkt het vier dagen
en gaat het één dag naar school. Het kind is dan 18 jaar en verdient in
die vier dagen vaak het minimumjeugdloon dat bij die leeftijd hoort. Dat
is geen vet salaris. Daarnaast moet dat kind de kosten van de
studie, die het een dag in de week volgt, betalen. Daar staat vaak geen
vergoeding tegenover. Toch behandelen veel sociale diensten deze
kinderen gewoon als verdienende kinderen en wordt hun ouder ook nog op
haar alleenstaande uitkering gekort.
Als het kind zijn studiekosten
heeft betaald, de inkomensachteruitgang van het gezin heeft aangevuld,
blijft er vaak maar EUR 100 over. En zo voelt dat dan ook voor een kind:
ik werk vier dagen hard en hou daar EUR 100 aan over.
Dat motiveert deze
kinderen niet echt om deze weg te volgen, en zorgt er voor dat de ouder
zich schuldig voelt omdat haar kind vanwege haar omstandigheden zo'n
slechte start moet maken.
Als het kind een betaalde baan heeft
Als het jongste kind 18 jaar is en een betaalde baan heeft, krijgt de
ouder een alleenstaande uitkering en wordt deze ouder daar op gekort
omdat men er van uit gaat dat ouder en kind de noodzakelijke kosten van
bestaan kunnen delen. De ouder moet dan haar hand ophouden bij haar kind
om bijvoorbeeld de huur van het huis te kunnen betalen.
De ouder moet
bovendien het kind alles in rekening brengen alsof het kind een
onderhuurder is.
Huursubsidie
Veel alleenstaande bijstandsouders hebben niet alleen met de Abw te
maken, maar ook met de Wet Huursubsidie. Als de alleenstaande ouder
plotseling een alleenstaande uitkering krijgt en daardoor fors in
inkomen achteruit gaat, komt daar vaak ook nog een forse achteruitgang
in de huursubsidie bij.
Want ook in die wet worden de inkomens van
ouders en kinderen aan elkaar gekoppeld. Ook het inkomen dat het
studerend kind verdient naast de basis- en aanvullende beurs. Het kind
mag wel enig inkomen hebben, maar die bijverdien-norm is veel lager als
de norm in de wet studiefinanciering.
De pijn samengevat
In het boek "Wat willen jullie nou van ons" worden al deze situaties
uitvoerig geschetst en van commentaar voorzien. Het zou te ver voeren om
dat hier allemaal uitgebreid te beschrijven. Maar wat in al die gevallen
de grootste pijn voor ouders en hun kinderen oplevert is het feit dat ze
gedwongen financieel aan elkaar vastgeklonken worden.
Dat betekent voor
het kind, dat ondanks zijn/haar eigen inspanningen de uitvoering van de
Abw er voor zorgt dat ze iedere keer teruggezogen worden in de
armoedesituatie. De enige manier om daar aan te ontsnappen is door uit
huis te gaan.
Voor sommige kinderen is dat niet zo'n probleem, maar
anderen willen dat helemaal niet of zijn daar nog niet aan toe. Voor de
ouder zitten er twee grote problemen aan deze regeling.
Aan de ene kant
zien ze dat hun kinderen een veel slechtere start in hun jongvolwassen
leven kunnen maken dan andere leeftijdsgenoten. Aan de andere kant wordt
de ouder financieel afhankelijk gemaakt van haar jongste kind voor de
noodzakelijke kosten van bestaan.
Concrete oplossingen door de landelijke overheid
Na een uitgebreide inventarisatie van de bestaande problemen met de Abw
voor alleenstaande bijstandsouders met 18+ kinderen worden ook een
aantal concrete aanbevelingen aan de landelijke overheid gedaan om de
positie van deze ouders en kinderen te verbeteren:
1. Ontkoppel inkomens van bijstandsouders en kinderen
De keuze voor ontkoppeling van de inkomens van ouders en kinderen moet
gemaakt worden op landelijke niveau door een aanpassing van de Abw.
Een alleenstaande ouder met een bijstandsuitkering en thuiswonende
kinderen moet, ongeacht de leeftijd van de kinderen, een uitkering
ontvangen die minimaal 70% van het wettelijk nettominimumloon bedraagt.
Regel dat minimaal totdat het jongste kind 21 jaar is.
[Hier ben ik het NIET mee eens: Het betekent weliswaar dat op zo'n
uitkering bijverdiensten, studiefinanciering ed. niet gekort kunnen
worden, maar het blijft een feit dat van 1 bijstandsinkomen voor een
alleenstaande 2 volwassenen moeten leven! Zoals in het artikel genoemd,
zijn er situaties met studerende meerderjarige kinderen waar het kind
helemaal niets heeft qua inkomsten. Zolang de bijstand qua systematiek
niet per individu wordt gegeven maar een 'gezinssystematiek' heeft,
moeten eenoudergezinnen met thuiswonende kinderen tot 21 jaar m.i. 90
procent houden van het WML.
Of anders: Van 18 tot 21 jaar hebben
thuiswonende kinderen zonder eigen inkomsten recht op 20 procent WML en
de ouder op 70 procent WML. Motivering: Vanaf 18 jaar is het kind
volwassen. Bijverdiensten worden alleen gekort bij degene die de
bijverdiensten heeft verworven. Bij studiefinanciering bestaat geen
recht op bijstand. Heeft het kind geen recht op bijstand, bv. om deze
reden, dan behoudt de ouder 90 procent WML qua uitkering.]
2. Belast studerende kinderen van bijstandsouders niet extra
Zeker de inkomsten van het thuiswonend studerende kind zouden tijdens de
gehele studieduur geen invloed mogen hebben op de hoogte van de
uitkering van de ouder. Kinderen moeten het geld dat ze via de
studiefinanciering krijgen en lenen niet hoeven te gebruiken om mee te
betalen aan het levensonderhoud van de ouder. Bovendien moeten juist
kinderen van bijstandsouders in staat worden gesteld om via het
verrichten van betaalde arbeid hun leendeel te voork˘men, zodat ze niet
gedwongen worden tot het maken van schulden.
3. Maak thuiswonende kinderen niet tot kamerbewoners
Naast de korting op de bijstandsuitkering van alleenstaande ouders,
moeten deze ouders niet ook nog gekort worden op de huursubsidie. Ouders
moeten in staat zijn om zelfstandig en onafhankelijk hun kinderen
onderdak te geven.
Kinderen zijn geen kamerbewoners in het huis van hun
ouders.
In het bijzonder pleiten we er voor om de inkomsten van
studerende kinderen niet mee te laten tellen voor de hoogte van de
huursubsidiebijdrage. Als men dat wel blijft doen, ligt het voor de hand
om die kinderen dan ook een uitwonende studiebeurs te geven: dan hebben
ze ook de middelen om de noodzakelijke woonkosten te delen.
4. Stem de nieuwe Abw af op de wet studiefinanciering
Bij de inrichting van de Wet Studiefinanciering is gekozen om kinderen
van 18 jaar en ouder die nog Voortgezet Onderwijs volgen, niet
financieel onafhankelijk te maken: zij ontvangen geen studiefinanciering
zoals hun leeftijdsgenoten die onderwijs volgen aan het MBO of HBO.
De Abw gaat er van uit dat alle kinderen van 18 jaar en ouder financieel
onafhankelijk zijn. Hun alleenstaande ouders worden dus geconfronteerd
met een verlaging van hun uitkering van 20%. Deze "weeffout" moet
hersteld worden.
Het meest eenvoudig zou dat kunnen door in de Abw een
bepaling op te nemen dat alleenstaande ouders een toeslag van 20%
krijgen zolang hun jongste kind nog Voortgezet Onderwijs volgt.
5. Bestem kinderalimentatie ook echt voor het kind
De behoefte van het kind dient centraal te blijven bij het vaststellen
én gebruik van kinderalimentatie. Neem in de Abw op dat
kinderalimentatie niet tot de middelen van de ouder wordt gerekend.
[Goed punt: Er zijn wel meer inkomsten, die in de Abw niet tot de
middelen worden gerekend van de bijstandsgerechtigde, zoals
huursubsidie.]
6. Steun kinderen bij de inning van kinderalimentatie
In aansluiting bij de werkgroep alimentatiebeleid pleiten wij er voor om
ook bij de problematische inning van kinderalimentatie voor kinderen
boven de 18 jaar de mogelijkheid te bieden aan kinderen zelf om de in te
stellen laagdrempelige intermediair in te schakelen.
De rol van gemeenten
Gemeenten zien van dichtbij wat het voor alleenstaande ouders betekent
om van de ene op de andere dag 20% minder inkomen te hebben.
Veel gemeenten hebben dan ook een regeling binnen de bijzonder bijstand
om die plotselinge inkomensachteruitgang op te vangen of te verzachten.
In veel gemeenten heet die regeling "Toeslag Voormalige Alleenstaande
Ouders".
Deze regelingen verschillen echter enorm qua duur, hoogte en
verrekening van inkomsten van de kinderen.
[Als de Wet Werk en Bijstand niet wordt verbeterd qua ontwerp op dit
punt, blijven dit soort lokale noodverbanden slechts over. Het PEL zal
hierin haar verantwoordelijkheid nemen en met voorstellen komen richting
gemeente Leeuwarden. Dat zullen dan noodgedwongen voorstellen zijn
binnen het kader van de individuele bijzondere bijstand, omdat ook de
categoriale bijzondere bijstand, waar wij i.v.m. de systematiek en de
eenvoudiger uitvoering vaak voorkeur voor hebben, verboden wordt door
het Rijk.]
Daarnaast heeft de gemeente veel beleidsvrijheid waar het gaat om de toeslagen bovenop de bijstandsnorm. Deze wordt vastgelegd in een gemeentelijke verordening. Daarin wordt bijvoorbeeld geregeld hoe er wordt omgegaan met de inkomsten van studerende kinderen. Ook daarin zijn grote verschillen te vinden tussen de gemeenten onderling. Het kan betekenen dat een alleenstaande bijstandsouder van wie het studerende jongste kind 18 jaar is in de ene gemeente meer of minder krijgt dan in de buurgemeente.
De lokale overheid aan zet
Zolang de landelijke wetgeving niet is aangepast zouden gemeenten hun
beleid zo vorm moeten geven dat ze de positie van alleen staande
bijstandsouders en hun kinderen zo optimaal mogelijk verbeteren.
1. Toeslag voormalige eenouders
Gemeenten zijn vrij om in het kader van de Bijzondere bijstand een
regeling te maken om de inkomensachteruitgang voor de alleenstaande
ouder waarvan het jongste kind 18 jaar is geworden te compenseren.
Ons voorstel is om de daadwerkelijke achteruitgang in inkomen van deze
ouders te compenseren totdat het jongste kind 21 jaar is geworden.
Daarbij moeten de inkomsten van kinderen buiten beschouwing worden
gelaten. Dit zeker waar het gaat om studerende kinderen.
2. Het delen van de noodzakelijke kosten
Alle gemeenten hebben een regeling met betrekking tot het vaststellen
van de toeslagen. Deze regeling is opgenomen in een verordening.
Gemeenten hebben grote vrijheid bij de opstelling van die regeling.
Zo
ook over delen van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met
een ander. Dat is een regeling waarmee alleenstaande ouders met 18+
kinderen vaak worden geconfronteerd. Er zijn gemeenten die stellen dat
zolang een kind nog geen 21 jaar is er van uitgegaan wordt dat de ouder
geen schaalvoordeel heeft: dus niet gekort wordt omdat ze de algemeen
noodzakelijke kosten van bestaan kan delen.
We willen dat gemeenten daar één lijn in trekken:
neem in de
toeslagenverordening op dat er geen schaalvoordeel is voor ouder met
kinderen beneden de 21 jaar.
Dan maak je die ouders tot die tijd niet
afhankelijk van het inkomen van het kind. Ook hier vragen we weer extra
aandacht voor ouders met studerende kinderen. Gemeenten zouden in hun
verordening moeten opnemen dat zolang het kind studeert het niet
beschouwd mag worden als een ander waarmee de noodzakelijke kosten van
bestaan gedeeld kan worden.
3. 18+ kind dat nog Voortgezet Onderwijs volgt
Als de landelijke overheid het gat niet dicht dat ligt tussen de
bijstandswet en de wet studiefinanciering met betrekking tot het
18+ kind dat nog Voortgezet Onderwijs volgt, moeten gemeenten de
inkomensachteruitgang van de ouder geheel compenseren. Dat kan in het
kader van de Bijzondere Bijstand.
Tenslotte
De oproep die we aan de landelijke en lokale politiek willen doen is:
Notitie: In het artikel wordt verwezen naar het boekje:
"18+ Wat willen
jullie nou van ons?"
Dat boekje is voor EUR 7,50 te bestellen bij:
Stichting Sjakuus
Plompetorengracht 19
3512 CB Utrecht
Telefoon: 030-2314819
E-mail: info@sjakuus.nl
Website: www.sjakuus.nl
Bel hen, bestel het boekje en ze sturen het toe, incl. een notaatje van EUR 7,50. Het boekje gaat uitgebreid in op het probleem, inclusief verhalen van mensen die in deze situatie zitten.
secretariaat P.E.L.