Uit de Leeuwarder Courant van 5-10-2000:


AANSLAG OZB STIJGT MET 5 TOT 9 PROCENT

LEEUWARDEN - De aanslag voor de onroerendezaakbelasting valt volgend jaar voor woningen 5 tot 9 procent hoger uit dan dit jaar. Voor bedrijfsobjecten voorzien burgemeester en wethouders een stijging van bijna 8 procent. Het college stelt voor eigenaars en gebruikers van niet-woningen voortaan zwaarder aan te slaan dan huizenbezitters en -bewoners.
[Dat laatste klinkt sympathiek, alleen hadden sommige gemeenten al zo'n twee-tarieven systeem en daartegen liep vorig jaar nog een zaak in cassatie voor de Hoge Raad, aangespannen door een bedrijf.
Maar wellicht is daar - bv. via de VNG - nu meer over bekend. Het bericht geeft percentages, maar daarbij zit een forse adder onder het gras: Dat zijn slechts gemiddelden!
Dus: De gemiddelde gebruiker of eigenaar betaalt 5 tot 9 procent meer. Let ook echter op de forse interne waardeverschuivingen binnen de diverse typen woningen!]

Anders zou de lastendruk voor woningen volgend jaar met 13 tot 16 procent zijn gestegen en die voor niet-woningen met 1 procent zijn gedaald.
[Dit wordt natuurlijk een punt in de ongetwijfeld volgende discussie waar 'rechts' zich op stort, m.n. de VVD: 'Hun' bedrijven moeten uiteraard zo min mogelijk betalen onder afwenteling van de lasten op de gewone burgers...]
De verschuiving in lastendruk, die het college door een gedifferentieerd tarief wil matigen, is het gevolg van hertaxatie.
[Dit is de hertaxatie in het kader van de Wet Waardering Onroerende Zaken.
Deze heeft grote gevolgen, want daaraan zijn vastgeknoopt: De hoogte van het huurwaardeforfait voor woningeigenaren, die overigens in het nieuwe belastingstelsel 'eigenwoningforfait' gaat heten, en sommige waterschapslasten, zoals de 'Omslag gebouwd' ofwel het eigenaarsdeel van de waterschapslasten.
In de eerste plaats is aan de WOZ-waarde vastgeknoopt: De Onroerende Zaak Belasting, die bestaat uit een eigenaarsdeel en een gebruikersdeel.
Verhuurders betalen het eigenaarsdeel, eigenaar-bewoners betalen beide en huurders betalen het gebruikersdeel.]

Blijkens de voorlopige resultaten zijn woningen in Leeuwarden veel meer in waarde gestegen dan andere onroerende zaken. De waarde van woningen wordt ten opzichte van 1994 liefst 71 procent hoger getaxeerd.
[In 1994 was de voorlaatste taxatie voor het vaststellen van de WOZ-waarden.
Ook hier weer geldt voor het genoemde percentage: Dit is maar een gemiddeld percentage.]

Vooral flatwoningen (+ 112 procent) en recreatie-, studenten en bejaardenwoningen (+ 93 procent) krijgen een veel hogere taxatie. Bij niet-woningen valt de waardestijging lager uit (gemiddeld 47 procent).
Kantoren worden 34 procent hoger getaxeerd. Een uitschieter vormen de horecapanden, die volgens de gemeente 94 procent meer waard zijn geworden.
Einde LC-bericht. Commentaar tussen [].


Tenslotte:
De ramp tekent zich nu in volle omvang af: De gemiddelde waarde van de woningen zou gemiddeld 71 procent hoger zijn en de gemiddelde aanslag voor de woningen zou volgens de krant 5 tot 9 procent hoger uitvallen.
Weliswaar wijst dit er op dat B&W hun tarief per ¦5000,- waarde vergeleken met dit jaar flink omlaag brengen, maar waarom toch nog gemiddeld 5 tot 9 procent?
Sloopgeld tekort in kader van Stedelijke Vernieling?
Waarom wordt niet gewoon gezegd: Laten we kijken naar de opbrengst van de OZB dit jaar, eventueel verhoogd met het inflatiepercentage en dan kijken hoeveel waarde alle objecten in de gemeente totaal hebben. Uit dat laatste komt uiteraard een enorm getal.
Deel dat door ¦5000,- Deel het resultaat op de totaal gewenste opbrengst en het totaal-tarief per ¦5000,- is bekend.
Verdeel dat tarief volgens de maximale toegestane verhouding die de wet toestaat en het eigenaarstarief plus het gebruikerstarief zijn berekend.
Uiteraard splits je bij een 2-tarieven stelsel voor woningen en niet-woningen eerst de totale waarde van de objecten in de totale waarden van beide soorten objecten.
Kortom: Het hoofdprincipe moet m.i. zijn: Reken a.h.w. 'achteruit' totdat je de tarieven zo hebt berekend dat de totaalopbrengst gelijk is aan die van dit jaar, eventueel verhoogd met het inflatiepercentage.

Maar: Zo stellen B&W het niet voor en krijgen we te maken met een gemiddelde waardestijging van de OZB voor woningen van 5 tot 9 procent bij een gemiddelde waardestijging van 71 procent van de WOZ-waarden.
Het tweede en grotere probleem zit nu in de ongelijkmatige stijging van de verschillende typen woningen. Zo stijgen flatwoningen niet 71 procent in waarde maar 112 procent... Dat is 1,57 maal de gemiddelde stijging...
Voor mensen in flatwoningen komt de klap dus veel harder aan...
Dat kan B&W ongetwijfeld niets schelen, want veelal wonen in flats 'toch maar kleine huishoudens' en flats zijn in hun ogen toch niet o.k., tenzij ze twee-en-halve ton of meer kosten, want dan zijn het 'mensen met geld', dus 'ons soort mensen'...
In de praktijk komt het er dus op neer dat zowel de eigenaar-bewoner als de huurder van een flatwoning of appartement een forse verhoging tegemoet kunnen zien van hun additionele woonlasten, want daar hebben we het bij de OZB over.
En dan hun flats maar willen slopen, zodat men nog duurder 'mag' wonen...
Overigens wijst de waardestijging van vooral de flats er ook op, dat de druk ('de markt', nietwaar) op dit woningtype toeneemt. Geen wonder met het grote aantal kleine huishoudens in Leeuwarden!
Het is te hopen, dat de voorstellen van B&W niet klakkeloos door de Raad zullen worden aangenomen, maar dat er eerst eens een pittige discussie wordt opgestart over de woonlasten,met name voor flatbewoners.

secretaris PEL