ADVIES COMMISSIE HUURBELEID MIDDELLANGE TERMIJN (Commissie Vermeulen) van september 2001 plus samenvatting/commentaar SP-fractie Tweede Kamer


Advies commissie huurbeleid middellange termijn (commissie Vermeulen), september 2001. Samenvatting/commentaar SP-fractie Tweede Kamer (Paulus Jansen)


Zie ook: Wijzigingen in huurprijsstelsel beginnen op 1 juli 2002!

Zie ook: Eerste termijn SP in Tweede Kamer behandeling Nationaal Akkoord Wonen plus huurbeleid middellange termijn.


Commentaar is tussen [] geplaatst.

Commissie bestond uit vertegenwoordigers van Aedes, IVBN, Vastgoedbelang, Woonbond en Min.VROM.

cijfers1

Woningvoorraad telt 3,2 mio huurwoningen: 2,3 mio corporaties; 0,15 mio niet commerciele instellingen; 0,54 mio beleggers; 0,2 mio onbekend.
De huur in relatie tot maximaal redelijk bedraagt gemiddeld 65%; corporaties 64%; overigen 77%; voor beleggers ligt het percentage tussen 77-83%.
3,1% van de woningen heeft een huur <50% van de punthuur; 15,4% heeft een huur >80% van de punthuur.
Het percentage ligt, zowel in de profit als in de non-profit, het laagst voor de goedkope woningen (62%) en het hoogst (82%) voor de dure woningen.
5% van de huurwoningen bevindt zich in het geliberaliseerd gebied; hiervan wordt 25% verhuurd aan de doelgroep, 6% van de huurders van geliberaliseerde woningen ontvangt IHS.
[PJ: dus minstens 19% van deze groep heeft een zeer hoge woonquote]
Van de corporatiewoningen is 10% gebouwd voor 1944, van de overige verhuurders 31%. Deze laatste categorie betreft vooral woningen in de vier grote steden, in eigendom bij beleggers.
Het gemiddeld inkomen in de huursector bedraagt f37.400, in de koopsector f60.600. Alleenstaanden wonen relatief het vaakst in een huurwoning: >71%.
Het aandeel huishoudens behorend tot de aandachtsgroep is gedaald van 50% medio jaren 80 naar 38,5% in 1998.
In absolute aantallen is het aantal huishoudens in deze periode stabiel gebleven op ca. 2,5 mio. Alleenstaanden, ouderen en allochtonen zijn binnen de aandachtsgroep sterk vertegenwoordigd.

Analyse/unanieme statements commissie.

"De wens om de huursector gevarieerd en interessant te houden voor alle groepen uit de samenleving wordt door overheid en organisaties van huurders en verhuurders gedeeld."
[PJ: de feitelijke trend is marginalisering van de huursector, door uitstroom van de middengroepen; nog te onderbouwen met cijfers uit 1990 en 2000]
"De mate van gelijke behandeling van huren en kopen is een onderwerp van discussie geweest binnen de commissie. Wanneer de financiele effecten van de overheid worden bezien, zijn er grote verschillen waarneembaar. De commissie heeft zich ingehouden hier een waardeoordeel over te vellen, aangezien dit buiten de opdracht viel. Wel wijst zij erop dat de overheid op deze wijze sterk intervenieert in de onderlinge concurrentieverhouding van huur- en koopmarkten." (pag.11)
[PJ: dit is de motor achter de marginalisering van de huursector].
"De commissie wijst op een nieuw fenomeen sinds de invoering van het nieuwe belastingstelsel. Verbeteringen aan de eigen woning waarvoor extra hypotheek wordt opgenomen worden fiscaal tegemoet gekomen door renteaftrek. De kosten van verbetering van huurwoningen zijn niet meer aftrekbaar." (pag.12)

Standpunten van afzonderlijke deelnemers

Visie VROM. Doelstellingen: betaalbaar houden voorraad; beheersen IHS uitgaven; consumentenbescherming; voorkomen marginalisering huursector; vergroten keuzeruimte huurder; optimale inzet maatschappelijk kapitaal corporaties.
Visie Woonbond: liberalisering jaren 90 heeft geleid tot stijging huur met 50% tov 24% inflatie; huurwoningenmarkt is blijvend imperfect; verhuurder heeft inherent sterkere positie dan huurder; bij huurbeleid middellange termijn moet versterking van de markt- en onderhandelingspositie van de huurder centraal staan.
Aedes: na de bruteringsoperatie is er geen argument meer voor een dwingend huurprijsbeleid; contractvrijheid huurder/verhuurder moet uitgebouwd worden.
IVBN: beleggers hebben twee doelstellingen: rendement en risicospreiding; inflatievolgend huurbeleid is een ondermijning van de mogelijkheden om de huren aan te passen aan de marktontwikkeling.
VB. heeft twee bloedgroepen: ondernemers (Box-I belastingstelsel) en beleggers (Box-III); voor de ondernemers is de positie vergelijkbaar met institutionele beleggers, zij het dat hun bezit gemiddeld ouder is.
Daardoor zijn de onderhoudskosten hoger en de mogelijkheden voor huurverhoging kleiner (verouderingsaftrek); voor de beleggers is het rendement al jaren lager dan dat op staatsleningen; VB pleit voor afschaffen verouderingsaftrek en het inhalen van "vergeten" huurverhogingen uit het verleden. Daarnaast wordt gepleit voor maatregelen in de fiscale sfeer (pag.18).

Differentiatie huurprijsregimes.

Drie varianten zijn onderzocht:
- differentiatie naar prijssegment (geliberaliseerd/niet-geliberaliseerd ); IVBN en VB zijn voorstander van verlaging liberalisatiegrens, Woonbond is tegen, Aedes heeft tussenpositie.
differentiatie naar verhuurder (sociaal/commercieel); alleen in de sociale sector zou nog IHS worden uitgekeerd; Aedes en Woonbond zijn hier tegen.
Differentiatie naar doelgroep (inkomen); VROM voor, IVBN/VB gematigd voor, Aedes gematigd tegen, Woonbond tegen.
Conclusie: geen basis voor gezamenlijke voorstellen.
"De commissie stelt voor om de fiscale aftrek voor onderhoudskosten van (oudere) verhuurde woningen her in te voeren." (pag.22)

Nieuwe opzet huurprijsbescherming

Analyse van de commissie [PJ: unaniem?]
de kwaliteitskenmerken in het huidige systeem zijn deels verouderd
[PJ: dan zou je ook gewoon de kenmerken kunnen actualiseren]
de consumentenvoorkeuren voor bepaalde locaties komen onvoldoende in de puntentelling tot uitdrukking
[PJ: ze komen wel in de wachttijden tot uitdrukking; populaire woningen hebben een langere wachttijd; dat is een eerlijker mechanisme dan de dikte van de portemonnee]
de verouderingsaftrek benadeelt [PJ:!!] oudere woningen, ook als er geen sprake is van kwaliteitsachterstanden
[PJ: zeer aanvechtbaar; bij renovatie wordt de verouderingsaftrek deels teruggedraaid; oudere woningen hebben wel degelijk een aantal structurele minpunten, zoals slechte isolatie, tocht, condens, loden leidingen, weinig elektra, etc.]
de aanpassing van de hoogte van de maximale huurprijzen heeft over de jaren heen een grillig verloop gekend, zonder eenduidige systematiek
[PJ: dan voer je op dit punt toch een systematiek in; SP is voorstander van een substantiele verlaging van de puntprijs; daarna zou deze jaarlijks geindexeerd kunnen worden]
[PJ: samenvattend, het is volstrekt onduidelijk waarom op basis van deze analyse het hele normatieve systeem moet worden afgeschaft; feitelijk draait het om het invoeren van het marktmechanisme als bepalende factor voor de hoogte van de huur; dit zal er op termijn toe leiden dat arme mensen niet meer in populaire wijken kunnen wonen; sterker nog: het kan ertoe leiden dat arme mensen gedwongen worden om te verhuizen naar arme, impopulaire regio's, omdat ze de huren in de dure regio's (mn Randstad) niet meer kunnen opbrengen; of worden de uitkeringen en het minimumloon ook regiogebonden?]

Voorgesteld systeem:

bij vrijkomende woningen wordt de huurprijs bepaald obv referentiehuren;
de vraagprijs bevindt zich tussen de referentiehuur +/- een bandbreedte;
de overeengekomen huur geldt voor vijf jaar, met een jaarlijkse huurverhoging obv inflatiecorrectie (gemiddelde inflatie over laatste 5 jaar);
ook hogere huurverhoging mogelijk indien aanvangshuur onder referentiehuur, of lagere indien aanvangshuur > referentiehuur;
na 5 jaar wordt nieuwe referentiehuur vastgesteld en kan huur worden aangepast;
er komt een wettelijke regeling voor de maximale sprong.
De referentiehuur wordt gebaseerd op een boxensysteem, ontwikkeld door prof.A.Thomsen.
bepaling prijs/m2 obv referentiewoningen
bepaling aantal m2
bepaling toeslag/aftrek obv woningkwaliteit
bepaling toeslag/aftrek obv ligging/populariteit.
De referentiehuur wordt bepaald met de formule AxB+C+D.
De vraaghuur wordt bepaald via DxE, waarbij E=toeslag/aftrek bandbreedte.

Het is nog niet duidelijk of de referentiewoningen gekozen worden obv alle huurcontracten (Woonbond, VROM, VB), of obv huurcontracten van de laatste 5 jaar (Aedes, IVBN)
[PJ: de invulling van het boxensysteem en de effecten op de totale huuropbrengst zijn nog volstrekt onduidelijk; het lijkt zeer aannemelijk dat er van de referentiehuren een sterk opdrijvend effect zal uitgaan; als het huidige systeem wordt voortgezet zal de huur voor zittende huurders voorlopig de inflatie volgen; in het nieuwe systeem heb je vijf jaar lang inflatiecorrectie, dan een eenmalige aanpassing aan de markthuur en dan weer vijf jaar inflatiecorrectie; dat zal er niet goedkoper op worden!].

Aedes en IVBN zijn voorstander van een indexering obv inflatie voorgaande jaar; VROM, BV en Woonbond voor indexering obv het vijfjaars gemiddelde van de inflatie.
[PJ: indien het huidige wettelijk maximum voor de huurverhoging van 3.8% gehandhaafd blijft pakt een indexering obv de gemiddelde inflatie voor de huurders nadeliger uit dan indexering obv de inflatie van het laatste jaar; bij een hoge inflatie kan de huurverhoging immers nooit meer dan 3.8% worden; in het vijfjaarsgemiddelde worden de pieken weggeschoren en dan kom je (vrijwel) nooit boven de 3.8%.]

Aanpassingen op korte termijn

Voor de overgangsperiode tot de invoering van het nieuwe stelsel heeft de commissie (muv IVBN) het volgende advies.

* huidige huur lager dan 50% maximaal redelijk:
huurverhoging 
lager dan/gelijk aan (inflatie+2%)

* huidige huur lager dan 60% maximaal redelijk:
huurverhoging
lager dan/gelijk aan (inflatie+1,5%)

* huidige huur lager dan 70% maximaal redelijk:
huurverhoging
lager dan/gelijk aan (inflatie+1%)

* huidige huur hoger dan 70% maximaal redelijk:
huurverhoging
lager dan/gelijk aan (inflatie+2%).

De corporaties zullen de huurverhoging de komende drie jaar beperken tot maximaal inflatie+0,4%. [PJ: en daarna?].
De verouderingsaftrek wordt afschaft in drie jaarlijkse stappen van 10 punten
[PJ: dit zal met name de particuliere verhuurders in de grote steden, met veel oude, slechte woningen, volop kansen bieden voor extra huurverhoging; zie berekeningen Backoffice Huurteams Amsterdam]
De IVBN is het niet eens met dit voorstel, noemt het zelfs "desastreus". De marktwerking wordt volledig teniet gedaan. Het uitgaan van vijfjaarsgemiddelde is opportunistisch, nu de inflatie stijgt. Het gezamelijke voorstel van de andere commissieleden is een sigaar uit de doos van de institutionele beleggers, die veel dure woningen bezitten waarvan de huur dicht tegen de maximale huurprijs aanzit.
[PJ: deze reactie laat zien dat eventuele afspraken wettelijk verankerd moeten worden, omdat anders verhuurders met specifieke belangen zich nergens aan storen.]


Brief ss-VROM dd 14 sep 2001 Huurbeleid vanaf 1 juli 2002 Samenvatting en commentaar SP (PJ)

In het licht van het advies van de cie.Vermeulen presenteer ik de voorstellen voor het huurbeleid voor de lange termijn.
[PJ: advies van de cie.Vermeulen had betrekking op de middellange termijn]
Uitgangspunten kabinet:
vitale huursector, voldoende diversiteit, voldoende betaalbare woningen lage inkomens.
De woningmarkt moet beter functioneren, de contractvrijheid moet worden vergroot.
Actuele kwaliteitsbeleving en voorkeuren van huurders worden belangrijke elementen bij de beoordeling van de redelijkheid van de huurprijs.
De huurder moet, nadat de huurprijs is overeengekomen, meer zekerheid krijgen over de toekomstige huuraanpassingen.
De lijn van een gemiddeld inflatievolgende huurverhoging wordt komende jaren voortgezet.
Huurders- en verhuurdersorganisaties krijgen een grotere rol bij de invulling en concretisering van het huurbeleid.

Conclusies Remkes nav advies cia.Vermeulen:

voorstellen inzake referentiehuren bieden, afhankelijk van invulling, perspectief op het behoud van een vitale huursector met voldoende diversiteit en omvang
[PJ: vitaal zeker, bij deze ruimte voor extra huurverhogingen]
voorstellen sluiten ook goed aan bij actuele kwaliteitsbeleving en woonvoorkeuren.
Meerjarige afspraken leiden tot een versterking van de positie van de huurder, die voor langere tijd weet waar hij aan toe is
[PJ: onzin; ook de verhuurder weet nu voor langere tijd waar hij aan toe is, namelijk een gegarandeerde jaarlijkse huurverhoging, waar de huurder tussentijds geen bezwaar meer tegen kan maken; ook is er de extra onzekerheid voor de huurder wat de huren -bovenop de inflatiecorrectie!- na vijf jaar gaan doen]
Doordat de liberalisatiegrens wordt gehandhaafd blijft er voor verhuurders ruimte om in dit specifieke segment hoogwaardige diensten te ontwikkelen voor een kapitaalkrachtige vraag
[PJ: 25% van deze huurders behoort tot de doelgroep; het belangrijkste verschil tussen deze huizen en de woningen direct onder de liberalisatiegrens is de veel ongunstiger huurprijs per punt].

Huurcontract

er komt een wettelijke regeling voor de huuraanpassing na vijf jaar;
de huurder krijgt een informatierecht mbt de wijze waarop de referentieprijs tot stand is gekomen; ook mbt onderhoudsbeleid, verbeterplannen ed;
ik laat onderzoeken of de verplichte onderhoudsverdeling tussen verhuurder en huurder, geregeld in het BW, versoepeld kan worden; zodat er meer maatwerk mogelijk is; ik laat onderzoeken of voor een aantal varianten modelcontracten ontwikkeld kunnen worden.
Enkele elementen van de voorstellen, met name de verbeterde transparantie en de meerjarige contracten zullen ook gaan gelden voor de geliberaliseerde sector;
De onderhoudsprocedure bij de huurcommissie en de regeling voor zelf aangebrachte voorzieningen worden niet gewijzigd.

Het referentiestelsel

"Doordat een referentiestelsel de bestaande m2-prijs als uitgangspunt neemt, zal de referentiehuur gemiddeld genomen meer op de feitelijke huur aansluiten dan de huidige maximale huurprijsgrenzen doen."
[PJ: hiervoor is een zeer eenvoudig alternatief, verlaag gewoon de maximale huurprijs/punt]
Remkes twijfelt nog of hij de lokale huurders/verhuurdersorganisatie verantwoordelijk wil maken voor de bepaling van de verschillen in Box 4. Als alternatief denk ik aan het gebruik van de WOZ-waarde voor de correctiefactor woonomgeving.
[PJ: het lijkt me voor de huurdersorganisaties ook zeer onverstandig om zich te laten opzadelen met de keus welke buurt populairder is en welke niet; dat draait uit op verdeel en heers].
"Aan de hand van de effectmetingen wil ik nagaan of er bij de varianten sprake is van een prijsopdrijvend effect, respektievelijk een grote discrepantie met de feitelijke marktpositie van woningen."
[PJ: wanneer is er volgens de ss sprake van een prijsopdrijvend effect?]
"Bij de invulling van het nieuwe stelsel wil ik echter geen randvoorwaarden stellen aan de mate waarin de referentiehuurprijs op individueel niveau mag afwijken van het huidige huurniveau."
" Een van de randvoorwaarden die aan een nieuw huurbeleid worden gesteld, betreft het in het regeerakkoord geformuleerde uitgangspunt dat verhuurders in beginsel in staat moeten zijn huurwoningen rendabel te exploiteren. Bij de uitwerking van het stelsel zal ik dit analyseren."
[PJ: wij hebben ooit voorgesteld om het maximale rendement van particuliere verhuurders aan banden te leggen en werden toen beschuldigd van "Cubaanse toestanden". Is dit een voorstel voor het omgekeerde, minimaal gegarandeerd rendement, of is de ss van zijn geloof gevallen?]
Het CFV verwacht dat voor woningcorporaties al rond 2002 een positieve opbrengst uit verhuur mogelijk is. Voor commerciële verhuurders is een bedrijfseconomisch verantwoorde exploitatie nu al mogelijk, omdat rekening gehouden kan worden met indirecte opbrengsten uit verkoop.
Op individueel niveau kan de situatie echter afwijken. Remkes sluit ook niet uit dat individuele verhuurders het nieuwe stelsel juridisch zullen aanvechten. De IVBN heeft al een procedure lopen tegen het huurbeleid per 1-7-2000.
Een aantal corporaties vechten de recente verlaging van de maximale huurverhoging aan voor het Europese hof.
Er vindt momenteel een onderzoek plaats naar de effecten van (belasting) wet en regelgeving op het rendement van particuliere beleggers. Afhankelijk van de uitkomsten wordt bezien of het regime wijziging behoeft.

Huursubsidiebeslag

"Binnen de commissie Huurbeleid bestaat geen overeenstemming over de wijze waarop de beheersing van de huursubsidie het beste vormgegeven kan worden. De commissie Huurbeleid onderkent echter wel dat onder het nieuwe stelsel de referentiehuren -zeker bij gespannen deelmarkten- de neiging zullen hebben boveninflatoir te stijgen als gevolg van hogere prijzen bij nieuwe verhuringen. De commissie Huurbeleid realiseert zich dat dit de consequentie is van het introduceren van meer marktelementen in het stelsel."
[PJ: dit betekent dus dat de overheid via de IHS de verhuurders, ook de particuliere, extra gaat sponsoren].

Inwerkingtreding
Niet voor 1 juli 2005.

Huurbeleid voor de periode tot 1 juli 2005.
Bestaat uit vijf elementen:
invoering maximale huurverhogingspercentages die afhankelijk zijn van de feitelijke huurprijs ten opzichte van de maximale huurprijsgrens
[PJ: wordt hierbij het bestaande wettelijke maximum van 3,8% gehandhaafd? Gezien het tabelletje op de laatste blz. van de huurbrief is dit niet het geval!]
maximale huurverhogingspercentages die gebaseerd zijn op een gemiddeld inflatiepercentage over vijf jaar
[PJ: op korte termijn gunstig, op lange termijn ongunstig indien 3,8% grens blijft gehandhaafd]
een maximale huursomstijging op ondernemingsniveau voor de sociale sector, gelijk aan inflatie+0,4%;
[PJ: tov huidige wettelijke speelruimte een verbetering]
een bevriezing van de huidige maximale huurprijsgrenzen (puntprijzen) [PJ:+]
een afbouw in drie jaar tijd van de verouderingsaftrek [PJ:--].

Groeikernenproblematiek

Uitvoering motie Biesheuvel/Duivesetijn: tweede helft 2001 brengen Rijk, VNG en Aedes de problematiek van de slaagkansen van huurders in groeikernen in beeld. Oplossingen zullen in principe uit de sector moeten komen. Als er de sector zelf niet met een oplossing komt zal ik de inzet van publiekrechtelijke middelen overwegen.

commentaar Tjerk Dalhuijsen op bovenstaand concept, ontvangen 24 sep 2001.

Paulus,

Dank voor de analyse. Twee opmerkingen:

1 - Zeker niet alleen de particulieren zullen dankbaar gebruik maken van de afschaf van de verouderingsaftrek. Ook corporaties in gebieden met een gespannen markt zijn nu al bezig met stevige harmonisatie. Ook zij zullen dankbaar gebruik maken van de nieuw gecreërde ruimte (zij het dan met een sociale insteek, dwz de extra ruimte niet voor 100% maar 'slechts' voor 80 of 90% benutten).
Niet voor niets is in het voorstel van Remkes (conform het advies) dat de huursomstijging beperkt blijft tot inflatie + 0,4% zeer nadrukkelijk beperkt tot de zittende huurders.

2 - Ik merk in gesprekken met huurdersorganisaties dat de ongerustheid over de referentiehuren en de 5-jaarlijks onzekerheid groeit.
Nadrukkelijk hebben diverse organisaties binnen de Woonbond gesteld dat er alleen een landelijke en vooral geen regionale referentiehuur mag komen. Dat is natuurlijk volstrekt strijdig met wat de verhuurders willen. Maar misschien kan je Maria van Veen je plechtig beloven dat de Woonbond een onwrikbaar standpunt zal innemen.

(PS Noem mijn naam niet, want dan heb je haar humeur verpest en zit je in de beklaagdenbank)


Tjerk

1 Bronnen: CBS/DGVH woningbehoefteonderzoek 1998; CBS Huurenquete 1998