Eigen bericht

LEEUWARDEN 13-4-2001
Op 20-2-2001 was de hoorzitting van de Commissie voor de Bezwaar- en Beroepschriften over het bezwaarschrift dat Vereniging P.E.L. had ingediend tegen de afgegeven sloopvergunningen voor de S8-flat aan de Jan Evenhuisstraat en de Gebroeders Wierdaflat aan de Gebr. Wierdastraat. Hierover berichtten we al eerder op 22-2-2001.
In feite ging het om twee identieke bezwaarschriften. Inmiddels is de Wierdaflat al gesloopt. Zoals gemeld, hadden we dat in theorie wel kunnen vertragen, maar dat had ¦450,- griffierechten gekost, ofwel het tarief voor rechtspersonen bij de rechtbank. Daar moet dan nl. een z.g. verzoek tot schorsing en voorlopige voorziening worden ingediend. Op zich is zo'n verzoek heel simpel: Gewoon vragen of de sloopvergunning kan worden geschorst totdat inhoudelijk op het bezwaarschrift is beslist. Maar de kans had er in gezeten dat we 'niet-ontvankelijk' hadden worden verklaard, bv. omdat we in de flat geen leden hebben of hadden (hoewel dat volgens ons geen grond is voor niet-ontvankelijkheid) en de kans was ook heel groot geweest dat het verzoekschrift ongegrond was verklaard, bv. omdat de President van de rechtbank oordeelt dat er toch geen redelijke kans is dat ons bezwaarschrift gegrond zou worden verklaard.

Op 6-4-2001 ontvingen we het verslag van de hoorzitting plus het advies aan B&W over onze bezwaarschriften. Zoals te verwachten viel, adviseerde de bezwaarschriftencommissie om onze bezwaren ongegrond te verklaren.
In tegenstelling tot de huurster in de S8-flat werden we niet 'niet-ontvankelijk' verklaard. Overigens baseren we als rechtspersoon ons belang ook op een ander wetsartikel uit de Awb (Algemene wet Bestuursrecht) en heel misschien heeft het ook wel geholpen dat we in het verleden bij soortgelijke bezwaarschriften richting gemeente gesteld hebben: 'Als jullie ooit proberen ons ook nog niet-ontvankelijk te verklaren, knokken we het uit voor de rechter en ook indien mogelijk, in hoger beroep.'

Over de inhoud van de bezwaarschriften en de reactie van de bezwaarschriftencommissie het volgende:

Ons eerste bezwaar betrof de wijze van besluitvorming zelf. We hadden gesteld dat het besluit op een onzorgvuldige manier tot stand was gekomen. Uit de verleende sloopvergunningen bleek nergens dat ook de belangen van de bewoners van de flats zijn meegewogen in de besluitvorming. Omdat er op het moment van de vergunningafgifte nog mensen in de flats woonden, moeten deze mensen worden aangemerkt als direct belanghebbende en had de gemeente moeten laten blijken dat ook deze belangen waren afgewogen.

In de reactie gebeurt m.b.t. het belang van de bewoners weer precies hetzelfde als in hun reactie op het bezwaarschrift van de laatste bewoonster: Men vindt dat hun belang slechts een afgeleid, privaatrechtelijk belang vormt, omdat dat wordt ontleend aan hun huurovereenkomst. Het heet: 'Dit belang kan wel door het besluit van burgemeester en wethouders van 4 december 2000 worden geraakt, maar is niet rechtstreeks bij dat besluit betrokken.' Vervolgens wordt weer dezelfde jurisprudentie aangevoerd als in hun verhaal gebeurde m.b.t. het bezwaarschrift van de laatste bewoonster van de S8-flat.
Toen indertijd ook bezwaarschriften werden ingediend tegen de sloopvergunning voor de 2 7-hoog flats aan Hooidollen/Jokse hadden ook een aantal bewoners een bezwaarschrift ingediend. Hun bezwaarschriften werden toen (evenals dat van het P.E.L.) weliswaar ongegrond verklaard maar ze waren wel 'ontvankelijk'. De hoorzitting vond toen plaats op 16 december 1998 en het advies van de bezwaarschriftcommissie werd uitgebracht op 24-3-1999. Op 25-3-1999 werd ons door afdeling Algemene Zaken van de gemeente toen bericht dat i.t.t. eerder bericht van hen, de beslissing van B&W op het advies over de bezwaarschriften niet op 30 maart 1999 zou plaatvinden, maar dat de beslissing al was genomen op 25-3-1999. Dus precies op de dag van de eerste uitspraak van de Voorzitter van de Raad van State over een zaak; een uitspraak die nu als jurisprudentie wordt aangevoerd door de bezwaarschriftcommissie. Of tussen die toevalligheid een oorzakelijk verband ligt, is niet zomaar na te gaan. De haast van B&W kon toen ook te maken hebben gehad met het feit dat stichting Volkshuisvesting op 1 april 1999 met de sloop wenste te beginnen.
Hoe dit ook zij: Bij de beslissing indertijd van B&W konden ze de jurisprudentie die er nu ligt, nog niet meenemen, anders waren toen de bewoners ongetwijfeld ook 'niet-ontvankelijk' verklaard; per slot is dat het simpelste voor zowel B&W als de bezwaarschriftencommissie.

De ergernis nu is dat de advocaat van de huurster (terecht) niet als belang van cliënte haar huurovereenkomst aanvoert en zich m.i. terecht strikt concentreert op zwakke punten in de sloopaanvraag van Nieuw Wonen Friesland, maar dat volgens de Awb de bezwaarschriftcommissie maar vaststelt dat het belang van betrokkene slechts voortvloeit uit haar huurovereenkomst. Op zich is de commissie volgens de Abw gehouden om te kijken of een bezwaarschrift wel ontvankelijk is. In zoverre is er niks mis. Dat recht hebben ze, maar of ze (steunend op de aangevoerde jurisprudentie) een correcte conclusie trekken, is m.i. nog maar de vraag.
Immers: Welke individuele burger is nu nog wel belanghebbende op grond van art. 7.1 Awb? Een omwonende burger wellicht? Zo ja, dan is het aan niet-juristen niet uit te leggen dat deze persoon wel ontvankelijk is en iemand die in het gebouw woont niet. Als echter ook de omwonende nu voortaan 'niet-ontvankelijk' is met een bezwaarschrift tegen sloop, wat is dan nog de praktische betekenis van art. 7.1 Awb?
Dan resteren voortaan alleen als belanghebbenden: De aanvrager van de sloopvergunning en de organisaties die op grond van hun doelstellingen en feitelijke werkzaamheden bezwaar maken ofwel in Leeuwarden: De aanvrager en de Vereniging P.E.L. Van de twee huurdersclubs Nieuw Elan en De Bewonersraad hoeft nl. op dit punt niks verwacht te worden. Zij stellen hun vette geldelijke bijdragen door de woningcorporaties niet in de waagschaal...
Was een dergelijk uitholling van art. 7.1 dan de bedoeling van de wetgever?
Het duiden van het belang van een bezwaarschriftindiener die ook bewoner is als een indirect belang betekent m.i. dat deze bewoner het recht wordt ontzegd om heel andere redenen te hebben voor zijn/haar bezwaarschrift.
Voorbeeld: Stel dat een bewoner een echte 'architectuurfreak' is: Heeft kasten vol boeken over laten we zeggen Mies van der Rohe, Le Corbusier, Frank Lloyd Wright enz. enz. Persoon is ook actief op dat gebied en waardeert de schepping van bureau Van den Broek en Bakema (want daar gaat het bij de S8 om!) plus de achterliggende filosofie wel te waarderen. Woonde betrokkene nu elders dan werd hij (wellicht?) ontvankelijk verklaard, maar nu hij de vette pech heeft in het gebouw zelf te wonen, snijdt de commissie hem de pas af en versmalt zijn belang tot een afgebakend gebied dat 'huurder' heet.
Alsof ook een huurder in het gebouw niet meer belangen zou kunnen hebben dan alleen een contractueel huurdersbelang. Kortom: Een platte projectie van hun eigen banale wijze van denken; zo komt de redenering van de commissie op mij over. Ofwel: Alleen het platte materiële eigenbelang telt, al het andere is niet echt en bestaat in feite niet of het zijn smoezen...
M.i. zou het op zijn minst meer 'straight' zijn geweest om bij het vaststellen van de ontvankelijkheid ook te kijken naar de vraag of de indiener alleen handelt vanuit het afgeleide huurdersbelang of dat hij/zij handelt vanuit andere belangen. Deze werkwijze zou wel als consequentie hebben dat in een bezwaarschrift voortaan ook redenen worden aangevoerd waarin duidelijk wordt gemaakt wat iemands belang is; dus wat op dezelfde manier als organisaties dat doen op basis van art. 7 lid 3 van de Awb.

Ons tweede bezwaar was dat de sloopvergunning geen clausule bevatte in de zin van: 'deze vergunning is pas geldig op het moment als alle huurders uit de flat vertrokken zijn' omdat we vonden dat het feit dat er al een sloopvergunning lag terwijl er nog hier en daar gehuurd werd, een (wellicht onbedoelde) druk/dreiging legde op de nog zittende huurders. Daarom vonden we het besluit ook in dit opzicht onzorgvuldig.

De commissie vindt dat de huurders in het voortraject tijdig op de hoogte zijn gesteld van de sloopplannen, maar m.i. gaat het daar helemaal niet om.
Bij sloopplannen mag er nog steeds niet gesloopt worden, met een sloopvergunning wel. Dat is het punt. Ze stellen: 'Kennelijk zijn er tevens overeenkomsten gesloten met de huurders over verhuis- en herinrichtingskosten.' Overeenkomsten? Zo zou ik dat niet willen noemen. Het is eerder het aanbod: als je verhuist krijg je zoveel of zoveel onkostenvergoeding. Zolang de huurder nog huurt ligt er alleen maar een aanbod waaraan een voorwaarde is verbonden die nog niet vervuld is. En daar was bij het door de huurster ingediende bezwaarschrift sprake van.

Als derde punt hadden we aangevoerd dat weliswaar volgens de wet (afdeling 3.4 Awb) het volgen van een openbare voorbereidingsprocedure niet verplicht is, maar dat het niet volgen van een openbare procedure in geval van besluiten van deze omvang - twee complete flatblokken plat met pakweg 130 woningen - moet worden aangemerkt als 'onzorgvuldig'.

De bezwaarschriftcommissie merkt op dat de ingediende sloopaanvragen op 15-12-2000 in de Huis aan Huis stonden en dat de bekendmaking van de besluiten heeft plaats gevonden conform art. 3:41 door toezending van de besluiten aan de aanvrager en andere belanghebbenden. Dat laatste is flauwekul: Gezien onze doelstellingen zijn we belanghebbende bij tenminste sloopbesluiten m.b.t. woningen en woningcomplexen, maar als we geen bedenkingen indienen m.b.t. bepaalde sloopaanvragen, krijgen we echt niks toegezonden! En ook als we wel 'bedenkingen' indienden in het verleden tegen sloopaanvragen, dan moest je er nog scherp op zijn of je überhaupt wel ooit iets hoorde. De commissie betoogt verder dat er geen openbare voorbereidingsprocedure is voorgeschreven, maar dat hadden we zelf al gesteld op basis van de Awb. 'Ook de aard van de besluiten geeft naar het oordeel van de commissie geen aanleiding voor burgemeester en wethouders te oordelen dat een openbare voorbereidingsprocedure gevolgd dient te worden. Om deze reden is de commissie van mening dat het niet volgen van deze procedure niet als onzorgvuldig kan worden beschouwd.' In gewoon Nederlands: Wij vinden dat het niet onzorgvuldig was omdat we het niet onzorgvuldig vinden...
Welnu, wij wel dus. Let ook op de dubbele ontkenning (2 maal 'niet') omdat dat m.i. het vaste grammaticale waarschuwingssignaal is dat men begint te 'draaien' en te goochelen bij juridisch taalgebruik.
Ons vierde bezwaar was de onnodige productie van afval, die zoveel mogelijk moet worden vermeden vanuit milieuoverwegingen. Bovendien voerden we aan dat de sloop onnodig en onzinnig was omdat de flats bouwkundig in goede staat verkeren. Hierbij kijken we veelal in de eerste plaats naar de staat van het casco. Ook staat het afgeven van de sloopvergunningen haaks op de VROM-beleidslijnen met betrekking tot de bestaande woningvoorraad, zoals uitgezet in het 'Tweede Plan van Aanpak' van november 1997.

De commissie stelt dat volgens de toelichting op art. 8.1.6 van de bouwverordening de onder de letters a t.m. e van dat artikel genoemde weigeringsgronden limitatief en imperatief opgesomd. Simpel gezegd: Andere weigeringsgronden zijn er niet. In zoverre lijkt e.e.a. op de 5 huuropzeggingsgronden: Andere opzeggingsgronden gelden gewoon niet. Dit was ons ook wel bekend, maar zoals gezegd: Proberen mag en een signaal afgeven mag ook.
We hadden bij dit punt ook nog het ontbreken van een z.g. 'aanlegvergunning' aangevoerd, maar de commissie vindt dat er voor de sloopwerkzaamheden op grond van het bestemmingsplan niet zo'n vergunning nodig is en stelt dat er nieuwe woningen voor de flats terugkomen, waarmee dan inhoud wordt gegeven aan het Kaderplan Stedelijke Vernieuwing zoals dat door de raad is vastgesteld in december 1999.
Tijdens de tweede rechtszaak van Nieuw Wonen Friesland contra de laatste huurster van de S8-flat Jan Evenhuisstraat werd al duidelijk dat er van de kant van NWF alleen maar bouwvoornemens zijn, die niet concreet gemaakt konden worden. M.a.w.: Er is helemaal nog geen nieuwbouwplan; sterker nog: Er is nog helemaal geen overeenkomst tussen NWF en de gemeente, ondanks het geroep over een principe-akkoord over sloop en nieuwbouw; een akkoord dat deze maand naar buiten zou worden gebracht door NWF.

Het bovenstaande vormde tevens het 'antwoord' van de commissie op het laatste aangevoerde bezwaar, nl. dat de sloop van betaalbare huurwoningen zoals deze flats, in strijd is met het lokale volkshuisvestingsbelang, terwijl de wachttijd voor een woning 11 maanden is geworden en in september 2000 nog 9 maanden was. Gevolg van de sloop is dat de situatie voor woningzoekenden met een smalle beurs nog nijpender wordt dan ze al is.

De commissie heeft maar 1 kritiekpuntje richting B&W. Gesteld wordt dat bij slopen productie van afval hoort, maar dat er voorwaarden aan de sloopvergunning zijn verbonden die beogen dat met het geproduceerde afval verantwoord wordt omgegaan. Op 20-2-2001 bleek op de hoorzitting dat er nog geen goedgekeurd sloopveiligheidsplan aanwezig was, terwijl de sloopvergunningen al op 4 december 2000 waren verleend. 'De commissie wijst er volledigheidshalve op dat burgemeester en wethouders ervoor moeten waken dat belangrijke zaken zoals een sloopveiligheidsplan en de aanwezigheid van een onderzoeksrapport asbest te veel achteruit worden geschoven in de procedure.' Aldus de letterlijke tekst.

Uit het verslag van de hoorzitting zelf nog enige citaten over dit punt:

'De commissie merkt op dat in de aangeleverde stukken een sloopveiligheidsplan ontbreekt. De heer Huitema (gemeente Leeuwarden) zegt dat dit plan later wordt ingediend. Alvorens men tot slopen mag overgaan, dient eerst het sloopveiligheidsplan te worden goedgekeurd. De commissie vraagt of tegen de goedkeuring van een sloopveiligheidsplan bezwaar kan worden gemaakt. Een sloopveiligheidsplan zou toch vooraf gemaakt moeten worden.'

Een commissielid merkte tijdens de hoorzitting op dat als het bezwaarschrift is ingediend en het sloopveiligheidsplan er nog niet ligt, de burger de mogelijkheid wordt ontnomen om ook daartegen bezwaar te maken (dus op de inhoud) omdat die burger niet achteraf daartegen alsnog nog eens bezwaar kan maken. M.i. hadden de sloopvergunningen van tafel gemoeten wegens incompleetheid van de stukken op dit punt en had de commissie dat gewoon op die manier moeten afstraffen.

'De heer Huitema zegt dat 4 weken voor de aanvang van de sloop het sloopveiligheidsplan ingediend moet worden. De commissie vraagt hoe de burger kan weten dat het sloopveiligheidsplan is ingediend. De heer Huitema zegt dat wanneer er geen goedgekeurd veiligheidsplan is, er niet gesloopt mag worden. De commissie vraagt of het sloopveiligheidsplan al is ingediend. Uit de stukken kan worden opgemaakt dat er een onderzoeksrapport asbest is ingediend. Dit hoort toch bij de stukken te zitten. De heer Huitema merkt op dat het altijd is goedgegaan.'

Een onthullende opmerking van gemeentezijde! Dat dachten ze indertijd ook in Enschede en Volendam...
Kortom: De bekende mentaliteit!

'De commissie zegt dat de mensen vooraf moeten weten of het veilig is.
Stukken met betrekking tot asbestverwijdering en andere relevante stukken ontbreken. De heer Huitema zegt dat dit vaker gebeurt, bv. sterkteberekeningen met betrekking tot de fundering worden achteraf ingediend. Er kunnen ook burgers zijn die bang zijn dat de Achmeatoren omvalt. Wanneer burgers bouwtechnische informatie willen, dan dienen ze contact op te nemen met de gemeente.'

Hier begon Huitema dus vals te worden omdat hij zich kennelijk in het nauw gedreven voelde. Ook trachtte hij het ontbreken van bedoeld plan en asbest-onderzoeksrapport in het ridicule te trekken.
Kortom: De ambtenaar in het nauw...
Hierbij over het hoofd ziende dat deze stukken gewoon bij de sloopaanvraag horen te zitten, omdat deze anders incompleet is.

'De heer Kropff (van NWF) merkt op dat er een sloopveiligheidsplan is ingediend alvorens de sloopvergunning is verleend.'

Dit was platweg gelogen, omdat Huitema eerder had verklaard (en het was toen 20-2-2001) 'dat dit plan later wordt ingediend' terwijl Kropff beweerde dat dit al voor 4-12-2000 (datum sloopvergunningverlening) was ingediend...
Kortom: Meest waarschijnlijk was op 20-2-2001 dat er (nog?) helemaal geen sloopveiligheidsplan was, twee-en-halve maand na de verlening van de sloopvergunning!

Ander interessant punt was nog:

'De commissie vraagt of er een relatie is met het slopen en het bestemmingsplan. De heer Huitema zegt dat het bestemmingsplan geen realiseringsplicht kent om opnieuw te bouwen. Het bestaande herstructureringsplan wordt uitgevoerd.'

Het herstructureringsplan geeft echter helemaal niet aan waar precies gesloopt gaat worden en waar nieuwbouw plaats vindt. De naam zegt het al: Het is een 'kadernota', waarin hoofdlijnen van beleid staan, meer niet.

Niet in het verslag maar wel genoemd door hetzelfde commissielid die ook kritisch was over het ontbreken van het sloopveiligheidsplan was een opmerking over enig juridisch verschil van inzicht bij 'de deskundigen' over de vraag of nu wel of niet voor sloop een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk zou zijn. Daar zat m.i. wat in want door sloop ga je wel tegen de bestemming in als die in het bestemmingsplan op die plek staat aangegeven als 'woningen'. Wellicht dat mede daarom zo hard wordt geroepen dat er nieuwbouwwoningen voor terug komen?
Maar zo ja, speelt dan de termijn waarop dat dan gebeurt ook nog een rol? Op de plaats van de v.m. S8-flat aan de Meenthe ligt nu al sinds 1988 een grasveldje, terwijl het ook daar heette dat daar weer gebouwd zou worden.
Geldt qua termijn ook 'St. Juttemis' dames/heren juristen?
Tenslotte: We hadden dit punt deze keer niet aangevoerd omdat dat bij ons bezwaarschrift indertijd bij de Hooidollen/Jokse weerlegd leek te zijn, maar kennelijk staat die juridische deur nog op een kier.

Maar al met al is het resultaat zoals we wel wisten, uiteindelijk nihil, zodat alleen voor de toekomst de politieke weg nog begaanbaar lijkt.
Wellicht dat we aan de Raad moeten vragen om naast het systeem van de sloopvergunningen nog een vergunningensysteem te zetten, bv. een 'onttrekkingsvergunning'. Dat zou dan inhouden dat de eigenaar naast sloopvergunning ook vergunning moet hebben om zijn woningen te onttrekken aan de woningvoorraad. Dan zou de gemeenteraad ook weer een volkshuisvestelijke afweging kunnen maken, nu is de Raad op dit punt machteloos, temeer omdat sloop van corporatiewoningen geen z.g. 'Besluit van aanmerkelijk Belang' is waarover B&W de staatssecretaris van VROM moeten adviseren en waarbij in de Commissie Stadsontwikkeling discussie plaats kan vinden. Zo'n verordening maken is simpel: Een model-verordening (op basis van de Huisvestingswet) staat gewoon in het VNG-modellenboek; kant en klaar...
Maar je moet politiek jezelf natuurlijk wel een middel willen verschaffen als Raad. Dat niet doen is nl. ook een manier om politiek gezien je handen in onschuld te wassen en achteraf vrijblijvend wat te kunnen jammeren...

Secretariaat Ver. P.E.L.