Leeuwarder Courant 3-3-1998

Vals licht op belastingverkenning


door Willem Vermeend
staatssecretaris van financiën

Begin december vorig jaar heeft het kabinet de nota 'Verkenning belastingen in de 21ste eeuw' gepresenteerd, waarin een schets op hoofdlijnen is opgenomen van verschillende mogelijkheden om het Nederlandse belastingstelsel te herzien.
Deze herziening is gewenst om de belastingheffing beter af te stemmen op lopende en nieuwe ontwikkelingen in economie en samenleving in het eerste deel van de volgende eeuw.
In die periode krijgt Nederland onder meer te maken met een (verdere) vergrijzing van de bevolking, een toenemende internationale concurrentie en de opkomst van de internet-economie. Dit zal gevolgen hebben voor onze economie, werkgelegenheid, voor de belastingheffing en de verdeling van de belastingdruk.
Het bestaande belastingstelsel dat in de kern nog dateert uit de jaren vijftig en zestig is onvoldoende toegerust om goed op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen. Daarnaast kent het huidige stelsel knelpunten die strijdig zijn met een eerlijke verdeling van de belastingdruk; mensen met hoge inkomens en grote vermogens kunnen door gekunstelde belastingconstructies hun belastingdruk aanzienlijk verlagen.
Daarom heeft het kabinet reeds nu verschillende mogelijkheden verkend om ons belastingstelsel zodanig te moderniseren dat bestaande knelpunten worden weggenomen en dat het stelsel ook in het begin van de 21ste eeuw de werkgelegenheid stimuleert, de economische groei bevordert waarbij rekening wordt gehouden met het milieu, en de belastingdruk rechtvaardig naar draagkracht verdeelt.
Een gemoderniseerd stelsel zal ook eenvoudig moeten zijn en passen binnen de regelgeving en het beleid van de Europese Unie.
Van alle reacties en commentaren die op de Belastingverkenning 21ste eeuw zijn verschenen, is het artikel van Pyt van der Galiën, dat donderdag 26 februari in de rubriek Te Gast stond, tot dusver het meest opmerkelijke, en wel om twee redenen.
In de eerste plaats is de voorzitter van het Platform Een- en tweepersoonshuishoudens in Leeuwarden (PEL) erin geslaagd de meeste fouten en onjuistheden op te schrijven. In de tweede plaats ben ik tot op heden nog geen commentaar tegengekomen, waarin de lezers op een zodanige wijze verkeerd geïnformeerd worden over de inhoud van de nota als in dit artikel. Ik zet de belangrijkste fouten en onjuistheden op een rijtje.
Van der Galiën begint zijn commentaar met de stelling dat minister Gerrit Zalm en ik een plan voor een nieuw belastingstelsel hebben gepresenteerd dat neerkomt op een enorme belastingverlaging voor de hoogstbetaalden die door de lagerbetaalden gefinancierd wordt. Reeds in de eerste zin geeft Van der Galiën de lezer een onjuiste voorstelling van zaken. Hiervoor heb ik al aangegeven dat er geen definitief plan voor een belastingstelsel is gepresenteerd; het gaat om een verkenning van mogelijke stelselwijzigingen in het begin van de 21ste eeuw.
Vervolgens maakt Pyt het helemaal te bont door de lezer in strijd met de waarheid te melden dat dit niet bestaande plan neer zou komen op een enorme belastingverlaging voor de hoogstbetaalden die door de lagerbetaalden gefinancierd wordt. Hoe hij bij deze onzin komt, is mij niet duidelijk. Uit de nota kan hij dit niet hebben afgeleid. Of Pyt heeft de nota niet goed gelezen, helemaal niet gelezen of niet begrepen, of hij roept maar wat omdat het hem goed uitkomt.
Pyt schrijft dat Zalm en Vermeend de opbrengst van de btw-verhoging gebruiken om alle tarieven van de loon- en inkomstenbelasting - dus ook het hoogste tarief - te verlagen. Hij stelt vervolgens dat dit een verslechtering voor mensen met een laag inkomen betekent. Ook hier is de schrijver bezig de lezer te misleiden. De nota bevat geen enkel voorstel om uit de opbrengst van een btw-verhoging het toptarief te verlagen.
De nota geeft juist aan dat een btw-verhoging die gecompenseerd wordt door een verlaging van het laagste tarief van de loon- en inkomstenbelasting en een verhoging van de belastingvrije som voor lagere inkomens per saldo een positief inkomenseffect heeft. (In de nota is een voorbeeld opgenomen waarbij deze compensatie voor het sociaal minimum per saldo tot een verbetering van het netto besteedbaar inkomen leidt.)
Van der Galiën schrijft ook dat de rijkste mensen in Nederland er bij een belastingherziening op basis van de nota enorm op vooruit zullen gaan. Volgens hem komt dat door de invoerig van een heffing op de vermogensrendementen. Ook hier maakt hij weer duidelijk de inhoud van de nota niet goed te kennen dan wel de lezer doelbewust verkeerd voor te lichten. In de eerste plaats worden in de nota voorstellen gedaan om allerlei aftrekposten te schrappen. Dat schrappen is vooral nadelig voor de hoogste inkomens. In de tweede plaats leidt de rendementsbelasting ertoe dat mensen met hoge inkomens en grote vermogens die thans over hun belegging niets of zeer weinig betalen door deze belasting wel worden belast.
Ik zal dat toelichten aan de hand van het voorbeeld dat Van der Galiën in zijn commentaar hanteert. Hij geeft het voorbeeld van iemand die met ¦1 miljoen aan beleggingen winst maakt. Die winst, zo stelt Pyt, wordt in het huidige stelsel met 50 of 60 procent inkomstenbelasting belast. Zo geeft hij dus aan onvoldoende kennis te hebben van de werking van het bestaande belastingstelsel.
In de praktijk zal een belegger met ¦1 miljoen met zijn rendement/winst veelal geen inkomstenbelasting betalen. De ¦1 miljoen wordt zodanig belegd dat in de eerste plaats maximaal gebruik wordt gemaakt van de rente en dividendvrijstelling. Het resterende rendement wordt door de belegger genoten in de vorm van vermogensgroei/winst. Vermogenswinsten vallen in het bestaande belastingstelsel buiten de belastingheffing; ze blijven volledig belastingvrij.
De belegger met ¦1 miljoen, van wie Van der Galiën ten onrechte aanneemt dat deze thans 50 of 60 procent belasting over zijn vermogenswinst betaalt, betaalt in dit geval in het huidige stelsel over zijn belegging dus geen cent inkomstenbelasting. Bij invoering van een rendementsheffing gaat deze belegger over deze belegging in alle gevallen - ook als er in een bepaald jaar verlies wordt geleden - wel inkomstenbelasting betalen; volgens de nota tenminste ¦9625,-. Bovendien vervallen allerlei aftrekposten, zoals de rente-aftrek bij beleggingen.
Het zal duidelijk zijn dat Van der Galiën met zijn valse, van onvoldoende kennis op het gebied van de belastingheffing getuigende commentaar de lezers heeft misleid.