VAN ARMOEDEPOLITIEK NAAR INKOMENSBELEID


Door: Joop de Ram
Ambtelijk Secretaris
Kliëntenraad Sociale Zaken en Werkgelegenheid Utrecht
www.klientenraadsoza.demon.nl


Armoede is een relatief begrip. "Armoede in Nederland is een lachertje", vindt minister Zalm. "De armoedeval is een gegeven" stelde minister de Vries tijdens de Sociale Conferentie. Melkert benaderde armoede wel eens met een dosis wrange humor: gehuld in shawl en winterjas kondigde hij mid-winter op een persconferentie uitbetaling van een koudetoeslag aan. Paars 2 heeft mensen die vaak noodgedwongen leven van een inkomen op of onder het bijstandsniveau weinig te bieden. Vier Sociale Conferenties hebben hier niets aan veranderd.
"Armoede" mag van de politieke agenda af.
Het is tijd voor een verfijnde inkomenspolitiek.

Schaarste en Overvloed
Het fenomeen armoede in tijden van schaarste toont zich fundamenteel anders dan armoede in tijden van overvloed. De definitie van het begrip armoede is in tijd en plaats bepaald. Armoede in ontwikkelingslanden is door de schaarste aan goederen bepaald zo ook de schrijnende armoede binnen de Nederlandse samenleving eind 18de eeuw.
"Als ik in Georgië en Armenië ben geweest en ik kom terug en hoor mensen hier praten over het armoededebat, dan vind ik dat ridicuul", zegt Minister Zalm in de Volkskrant. De begripsverwarring over het woord "armoede" is compleet. Benadering van de inkomenspositie van mensen vanuit armoedeperspectief voldoet blijkbaar niet in het Nederlandse stelsel.
Nederland kent een overvloed aan goederen en diensten. Deze producten worden middels reclame agressief aan de man gebracht. De slechte inkomenspositie van honderdduizenden Nederlanders leidt er toe dat ze niet kunnen delen in de overvloed die de werkende maatschappij voortbrengt. Ze staan aan de kant en kijken toe. Ze zijn uitgesloten. Mogen niet meedoen aan de consumptiemaatschappij. De aanblik van een overvloed waarin je niet mag delen is wellicht pijnlijker dan een situatie van schaarste waarbij welvaart voor niemand weggelegd is. Bij schaarste blijft een samenleving psychologisch in balans. De goederen zijn voor iedereen schaars. De aanwezigheid van een overvloed aan goederen die via agressieve marketingsmethoden weggezet worden naar kapitaalkrachtige consumenten leidt tot "sociale onbalans", wanneer een grote groep mensen toekijkt en niet meedeelt in de gestegen welvaart. Ze vervreemden: gaan vaker schulden maken om even te mogen delen in de overvloed.

De armoede voorbij
Armoede vinden we sinds de Sociale Top van Kopenhagen in 1995 op de politieke agenda. Anno 1999 zijn we een viertal Armoedeconferenties verder.
De retoriek rondom armoede gaat sleept zich voort. Maar het leidt tot niets. Hoe vruchteloos de communicatie tussen overheid en "Arm Nederland" verloopt bewijst de vierde Armoede Conferentie in Hilversum. De oogst bestond uit de categorische afwijzing van alle voorstellen vanuit de conferentie door de bewindslieden Minister de Vries en staatssecretaris Vliegenthart en vermoeidheid en frustratie bij de deelnemers. "Arm Nederland" werd niet boos. De grenzen van het incasseringsvermogen van deze mensen was nog niet bereikt. Er werd niet met eieren en tomaten gegooid. Afgelopen winter vroren geen mensen dood. Paars 2 kan dus nog even voortgaan op de ingeslagen weg vanuit een gedachtegoed dat opgebouwd is vanuit de premissen:

De "Armoede Conferentie" was een lachertje. Het organiserend comité had er verstandig aan gedaan om de vragen schriftelijk voor te leggen aan de minister. Zo hadden velen zich een gang naar Hilversum kunnen besparen.
"Je kunt hier de arme mensen op straat niet aanwijzen; in andere landen lees je de armoede aan de kleding van mensen af", zegt minister Zalm.
Hij vindt het armoededebat ridicuul. Het standpunt van Minister Zalm gekoppeld aan de bevindingen tijdens de laatste "Armoede Conferentie" bieden voldoende aanknopingspunten om armoede van de politieke agenda te schrappen en het fenomeen "Armoede Conferentie" een stille dood te laten sterven.
Aan de onderkant van het loongebouw is een verfijnde inkomenspolitiek nodig.

Armoedeval
De begripsverwarring die het woord "armoede" met zich mee brengt manifesteert zich latent wanneer we het fenomeen "armoedeval" in ogenschouw nemen. Voor beleidsmakers heeft het begrip "armoedeval" vaak een andere betekenis dan voor de direct betrokken uitkeringsgerechtigden.
In de Sociale Nota 2000 onderscheidt het Kabinet de productiviteitsval, de financiële armoedeval, de werkloosheidsval, het reserveringsloon, de werkgeverswig en de marginale wig-problematiek als begrippen om hetzelfde probleem in kaart te brengen. De aan weigerachtigheid grenzende terughoudendheid van Paars 2 om een goede inkomenspolitiek te voeren voor mensen die vanuit een uitkeringspositie werk aanvaarden lijkt zich te versluieren achter een Babylonische spraakverwarring. In het bestek van dit artikel definiëren we het begrip "armoedeval" als een uitvloeisel van de financiële situatie van uitkeringsgerechtigden die werk aanvaarden: naarmate hun inkomen stijgt daalt de bijdrage aan het netto-inkomen van inkomensafhankelijke regelingen zoals huursubsidie, kwijtschelding van gemeentelijke heffingen, kosten kinderopvang, etc.
Sommigen gaan er op vooruit door werk te aanvaarden, maar in andere gevallen gaan mensen er financieel op achteruit. Om goed zich te krijgen op deze situatie is een uitputtende analyse nodig van de positie van de verschillende categorieën (alleenstaanden, alleenstaanden met kinderen, gezinnen) gekoppeld aan de effecten van de verschillende regelingen. De manier waarop de "armoedeval" bestreden wordt is versnipperd. Kamerleden trekken de minister van tijd tot tijd aan zijn jas. De Vakbeweging put zich uit in retoriek. Een gestructureerde aanpak op ambtelijk niveau staat pas in de kinderschoenen. De complicerende factor is dat de "armoedeval" ontstaat door inkomensafhankelijke regelingen die door verschillende departementen (VROM, SZW, BZ, Financiën, Welzijn, Justitie, Onderwijs) en gemeenten worden uitgevoerd. De instelling van een Interdepartementale Werkgroep Inkomens-/Kwijtscheldingsbeleid in 1999 zou een eerste stap in het slechten van de "armoedeval" kunnen zijn. De WIK is echter beperkt van opzet en clustert alleen de departementen BZ, Financien en SZW. Waakzaamheid is hier geboden. De minister ziet de "armoedeval" immers als een gegeven.
Van zijn kant verwachten we nog geen creativiteit. Parlementariërs die de positie van minima willen verbeteren en organisaties van uitkeringsgerechtigden zoals de LNCO (Landelijk Netwerk Cliëntenorganisaties) doen er goed aan de vinger aan de pols van minister De Vries te houden. Het reguliere overleg van uitkeringsgerechtigden met het ministerie van SZW zou een goed moment kunnen zijn om de voortgang van het proces te bewaken.

IHS (Individuele Huursubsidie)
Bijstandsgerechtigden die aan het werk zijn gegaan, worden vaak moedeloos wanneer ze zien dat hun arbeid amper vruchten oplevert. De Huursubsidie is de regeling waardoor de hardste klappen vallen wanneer het inkomen van de bijstandsgerechtigde stijgt naar een hoger niveau. Stijgt het inkomen met 2000 gulden op jaarbasis dan daalt de bijdrage vanuit de huursubsidie soms met circa 1000 gulden (alleenstaanden). Tot op de dag van vandaag is dit het geval.

"Uit onderzoek in Leeuwarden en Groningen blijkt dat de armoedeval vooral hard aankomt bij alleenstaande ouders. Alleen al door het verlies aan huursubsidie raakt men 40% van de meerinkomsten kwijt. Er lijkt sprake te zijn van een fout in de tabellen. Is de minister bereid om deze tabellen zodanig aan te passen dat het voor een alleenstaande ouder loont om een baan op het minimumloon te aanvaarden", vraagt Saskia Noorman-den Uyl aan minister de Vries. De minister belooft om dit met VROM te bespreken. We noteren dit in september. Maar Adri Duijvesteijn liet in april 1999 via Radio 1 weten dat de huurtabellen ter bestrijding van de armoedeval waren aangepast. We keken toen verwachtingsvol uit naar de nieuwe tabellen voor de IHS die rond 1 juli 1999 bekend zouden worden. En waren zwaar teleurgesteld in de politiek toen bleek dat er niets veranderd was. Nu is de minister aan zet. Hij gaat praten met VROM. We wachten af!

Terugvordering IHS van de baan
In stilte is één belangrijke wijziging binnen het IHS-systeem doorgevoerd die positieve inkomensgevolgen heeft voor degenen die er qua inkomen op vooruitgaan tijdens het subsidievak voor de IHS. In 1998 was het nog zo dat teveel ontvangen huursubsidie, b.v. vanwege een in de loop van het subsidievak gestegen inkomen, werd teruggevorderd. Nu anno 1999 geldt: "de situatie waarin de aanvrager zich op de peildatum (1 juli) bevindt in principe voor het gehele subsidievak". Dit impliceert dat VROM te veel ontvangen huursubsidie na 1 juli 1999 niet meer terugvordert. In de oude regeling werd teveel ontvangen huursubsidie wel teruggevorderd. Voor een alleenstaande bijstandsgerechtigde ouder die aan het werk was gegaan, en in het kader van de Centrale Vrijlatingregeling jaarlijks ¦3600. - gulden mocht bijverdienen naast de uitkering, kon dit een terugvordering van te veel ontvangen IHS van circa 1400 gulden betekenen. Een deel van het probleem was veelal dat mensen niet gerekend hadden op een terugvordering van VROM, naast een financieel, ontstond er een niet te verwaarlozen psychologisch probleem bij de betrokkene. Deze vroeg zich af waarom werk ik nog? Nu de IHS een vaste peildatum kent die gedurende het gehele subsidietijdvak richtinggevend is raken we terugvorderingen IHS op termijn kwijt. Helaas is deze wijziging van de IHS-systhematiek nagenoeg onbekend in den lande.

Het Premiestelsel in de ABW
Op grond van de ABW (art. 111) mogen gemeenten uitstroompremies verstrekken aan mensen die werk aanvaarden. De centrale overheid en in mindere mate de gemeenten verstrekken daarnaast deeltijdpremies aan bepaalde groepen mensen die weinig kans hebben op de arbeidsmarkt maar toch een klein baantje kunnen aanvaarden.
Momenteel is het nog zo dat de uitstroompremie (circa ¦2000.) en de deeltijdpremie (max. ¦3636.- per jaar) deel uitmaken van het belastbaar inkomen. De premies worden bruto verstrekt. En tellen mee bij de bepaling van het jaarinkomen op grond waarvan de IHS wordt berekend.
Het nettorendement van een uitstroompremie van ¦2000. - voor een uitkeringsgerechtigde die werk (tot 120% WML wordt de premie verstrekt) aanvaard is gering. In eerste instantie denkt de betrokkene veelal: fijn een extra-tje en geeft goedgemutst zijn 2000 gulden uit aan kleding, fiets, representatie, opnieuw aansluiten van telefoon, etc. In tweede instantie volgt een naheffing van de belastingdienst van circa ¦400. - en tenslotte volgt een terugvordering IHS van VROM van circa duizend gulden gekoppeld aan een verlaging van de maandelijkse bijdrage IHS in de woonkosten. Netto hield men nagenoeg 600 gulden over, maar men had vaak al 2000 gulden uitgegeven.
Het is nu de taak van de W.I.K. (Interdepartementale Werkgroep Inkomens-/Kwijtscheldingsbeleid) om verandering aan te brengen in deze situatie.
De eerste wijziging van de invorderingswet is reeds aangekondigd aan de 2de Kamer. Staatssecretaris Vermeend stelt voor om de uitstroompremies niet langer in aanmerking te nemen bij "de berekening van het netto-besteedbare inkomen". Behalve de omstandigheid dat het ons niet duidelijk is wat de staatssecretaris hier exact bedoelt, bestaat er de omstandigheid dat in een vorige notitie van de WIK ook de premies in het kader van de centrale - en de gemeentelijke vrijlatingsregelingen (deeltijdpremies) in het kader van de invorderingswet anders zouden worden behandeld in de toekomst.
Om te bereiken dat uitbetaling van uitstroompremies en deeltijdpremies geen effect heeft op b.v. de huursubsidie en om te bereiken dat ze onbelast worden verstrekt met loonheffing als eindheffing, zouden uitstroompremies (art. 111 lid 3 ABW) en deeltijdpremies (Art 43 lid i) aangewezen moeten worden als uitkering in de zin van art. 31, tweede lid, onderdeel c, van de wet op de loonbelasting 1964.

Verwervingskosten
Mensen die vanuit een uitkeringssituatie gaan werken komen soms in financiële problemen terecht omdat aanvaarden van werk kosten met zich meebrengt. In de Sociale Nota 2000 hanteert de overheid indicaties dat de materiële verwervingskosten gemiddeld 6.5% bedragen van het arbeidsinkomen.
Rekening houdende met zo'n kostenpost gaan alleenstaande ouders en echtparen in de bijstand er op achteruit wanneer ze een volledige baan aanvaarden op basis van het minimumloon.
Pogingen om een onkostenvergoeding toe te kennen aan bijstandsgerechtigden dan wel het omzetten van deeltijd- en uitstroompremies in onkostenvergoedingen voor het aanvaarden van werk zijn in Utrecht gestrand bij de belastingdienst. De belastingdienst wees een nominale onkostenvergoeding af. Uitgaande van de Sociale Nota 2000 is er nu alle reden om deeltijdpremies en uitsroompremies om te zetten in publiekrechtelijke toeslagen met loonheffing als eindheffing.
Gemeenten kunnen dan meer doen met de beschikbare budgetten uit het Werkfonds en uitkeringsgerechtigden worden niet langer geplaagd door terugvorderingen en aanslagen achteraf.

Conclusie
Het aanvaarden van werk is voor bijstandsgerechtigden vaak teleurstellend.
Het inkomen stijgt maar inkomensafhankelijke regelingen vallen weg, waardoor men er amper iets in inkomen op vooruit gaat. Paars 2 heeft te weinig oog voor de moeilijke positie van deze mensen. Nu komt er aarzelend een proces op gang waarvan wij hopen dat het er in resulteert dat het verwerven van inkomsten in de vorm van premies voor bijstandsgerechtigden in de toekomst in mindere mate zal leiden tot het wegvallen van inkomensafhankelijke regelingen.
Maar met deze ingreep zijn we er nog lang niet. De beslagvrije voet moet omhoog; eigen bijdrageregelingen voor kinderopvang zouden minder zwaar mogen drukken op het netto inkomen; de IHS zou verder aangepast mogen worden zodat het aantrekkelijker wordt om een dakloze in huis op te nemen; schulden zouden vaker kwijtgescholden mogen worden, de Wet Vermindering Afdracht blokkeert mensen langdurig beneden de 115% WML; arbeidsgehandicapten die op grond van de wet REA nu de arbeidsmarkt opgaan zullen over 5 jaar massaal worden ontslagen wanneer werkgevers premieplichtig worden in kader van de WAO en eigen risicodrager zullen zijn voor de Ziektewet; de verhoging van de BTW in het nieuwe belastingstelsel moet gecompenseerd voor minima; het arbeidskostenforfait voor uitkeringsgerechtigden die werk aanvaarden mag omhoog; de eko-tax mag kwijtgescholden aan mensen met minimuminkomens, etc……..