Aan de leden van de gemeenteraad

Onderwerp: WOZ-probleem was niet nieuw

Leeuwarden, 27-5-2001

L.S.,

Op maandagavond 28-5-2001 vergadert de Raad over de OZB-problematiek. Via de e-mail en via een brief aan de Raad en de Commissie Bestuur en Middelen hebben wij op 27-3-2001 ons standpunt aangegeven. Heel kort gezegd: Scenario 2.
Deze brief was daarom overbodig, ware het niet, dat sommige mensen hun zolder wel eens opruimen. Zo ontvingen wij gisteren het nodige materiaal waaronder het nodige over de vorige gemeentelijke hertaxatie in 1995.
Omdat we geen abo hadden en hebben op de stukken van Commissie B&M en dergelijke stukken ook niet bij de Raadsstukken uit die tijd zaten, was e.e.a. nieuw voor ons.

Diverse raadsleden zaten toen ook al in de Raad en wethouder De Haan was toen ook al wethouder van financiën. Een oplettend raadslid met een goed geheugen had kunnen weten (en de wethouder ook) dat het hele probleem met de 'tegenvallende opbrengst van de incourante niet-woningen' zich al eerder had voorgedaan en dat de Commissie Bestuur en Middelen op 15 maart 1995 had gesteld dat ze een eigen gemeentelijk onderzoek wenste waarin werd aangegeven wat de verschuivingen waren als gevolg van de hertaxatie OZB. Dit rapport was in juni 1995 en wij hebben daarvan een samenvatting in ons bezit. Daarin wordt ook een verklaring gegeven voor de waardeverschuiving van woningen t.o.v. scholen/bedrijven en overige objecten. De niet-woningen worden 'voor een groot deel incourant' genoemd. Dit, 'omdat er bijna geen vraag naar is'. Ook toen was er al sprake van een beperkte waardestijging en soms zelfs een waardedaling in de categorie 'overig' van de niet-woningen.

Onthullend is, dat de taxatiemethode van woningen en niet-woningen verschillend is. Gaat het bij woningen om de marktwaarde, bij de niet-woningen kennelijk niet...
Gesteld werd: "Bij de taxatiewaarde van deze objecten wordt de jaarlijkse bouwkostenstijging in de waarde verdisconteerd en wordt tevens een afschrijvingspercentage in rekening gebracht."

Als men deze methode ook zou gebruiken voor woningen, was een totaal ander beeld ontstaan! Uiteraard stijgen elk jaar de bouwkosten, maar anderzijds wordt een woning standaard afgeschreven in 50 jaar; boekhoudkundig althans bij de corporaties. Het gaat er ons nu om, dat we het 'scheef' vinden om twee verschillende taxatiemethoden te hanteren en niet 1 methode.

Maar dit is niet ons hoofdpunt: Het College is de eerstverantwoordelijke om te zorgen dat de hertaxatie goed verloopt. Het College heeft het doen voorkomen dat het voor iedereen een verrassing was dat de waarde van de incourante niet-woningen zo tegenviel. Maar gezien het eerdere onderzoek, verricht door dhr. J. Stuiver van de afdeling Communicatie (Dienst Algemene Zaken, onderdeel statistische informatievoorziening) had dit probleem niet een verrassing behoren te zijn. Wethouder De Haan zat toen ook al in het College en sommige raadsleden die er nu nog zitten, zaten toen in de commissie bestuur en middelen of een voorloper daarvan en hebben toentertijd een evaluatie laten houden.
Natuurlijk zijn er ambtelijk dingen mis gegaan, maar gezien de voorgeschiedenis had het College en i.h.b. de wethouder van financiën op een gegeven moment harder moeten 'doorvragen'. (Zie voor 'hoe het allemaal zover kon komen' het PWC-rapport)

Gezien deze feiten die een nieuw licht werpen op de zaken denken wij dat het verstandig zou zijn het agendapunt over de OZB af te voeren van de agenda en de Raadsleden eerst te voorzien van bedoeld rapport en de andere relevante stukken uit 1995, omdat de Raad ook dat kan meewegen bij haar (ook politieke) eindoordeel.

Namens het Dagelijks Bestuur van de Vereniging PEL,

Hoogachtend,

J. Bakker

secretaris