Gemeentelijke nota Leeuwarden:
Niemand aan de kant.
Strategisch visiedocument Maatschappelijke Participatie april 2008


Op 25/9/2008 behandelt de Cliëntenraad Werk en Inkomen de nota: "Niemand aan de kant". Nu was op de vergadering van de Cliëntenraad van 12/6/2008 al gebleken, dat er volgens de sectormanager Werk en Inkomen geen advies mocht worden uitgebracht over de hele nota, maar slechts over de uitwerking voorzover dat ging "specifiek over de invulling van het maatschappelijk participatieprogramma binnen de werkacademie". (bron: notulen Cliëntenraad van 12/6/2008)
Probleem hierbij is, dat dus de achterliggende visie kennelijk niet ter discussie mag staan, maar slechts een stukje uitwerking. Uiteraard zullen we ons daar op deze website niets van aantrekken en de Cliëntenraad heeft dat op 26/9/2008 gelukkig ook niet gedaan.
Ander nog te noemen punt is, dat de nota in juni jl. al was behandeld in de commissie Welzijn en daar was aangenomen, met alleen de stemmen van de SP tegen, waarvoor hulde, omdat zij als enige kennelijk de vergaande consequenties overzagen voor de mensen, met name die in de bijstand.

Hieronder volgt de integrale tekst van de nota, voorzien van commentaar in rode tekst tussen blokhaken:

Niemand aan de kant!

Strategisch visiedocument Maatschappelijke Participatie
april 2008

INHOUD

Inhoud

Leeswijzer 1
Inleiding 2
1 Visie en ambitie 4
1.1 Visie 4
1.2 Ambitie 7
1.3 Dwarsverbanden met andere beleidsterreinen 8
2 Thema Werk 9
2.1 Visie op dit thema 9
2.2 Beschrijving activiteiten 9
2.3 Doelstellingen 10
2.4 Waar kun je verbindingen maken 11
2.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil 11
2.6 Beoogde resultaten 12
3 Gerelateerde onderwerpen 13
3.1 WMO 13
3.1.1 Visie op dit onderwerp 13
3.1.2 Doelstellingen 13
3.1.3 Beschrijving activiteiten 14
3.1.4 Waar kun je verbindingen maken 14
3.1.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil 15
3.2 Maatschappelijke stage / Vrijwilligerswerk / Mantelzorg 15
3.2.1 Visie op deze onderwerpen 15
3.2.2 Beschrijving activiteiten 15
3.2.3 Doelstellingen 16
3.2.4 Waar kun je verbindingen maken 16
3.2.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil 16
3.2.6 Resultaten 16
3.3 Vroegtijdige schoolverlaters / Jongerenloket / Wajong / Antillianen 17
3.3.1 Visie 17
3.3.2 Beschrijving activiteiten 18
3.3.3 Doelstellingen 19
3.3.4 Waar kun je verbindingen maken 19
3.3.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil 19
3.3.6 Resultaten 20
3.4 Doen! / gebiedsgericht werken 20
3.4.1 Visie 20
3.4.2 Beschrijving activiteiten 20
3.4.3 Doelstellingen 21
3.4.4 Waar kun je verbindingen maken 21
3.4.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil 22
3.4.6 Resultaten 23
3.5 Aanvalsplan Laaggeletterdheid 23
3.5.1 Visie 23
3.5.2 Beschrijving activiteiten 23
3.5.3 Doelstellingen 23
3.5.4 Waar kun je verbindingen maken 24
4 Financiën 25

LEESWIJZER
Deze notitie is als volgt ingedeeld:

In de Inleiding wordt in het kort de aanleiding en het doel van dit document beschreven. Vervolgens worden in hoofdstuk 1 Visie en Ambitie behandeld aan de hand van de aspecten:

1 Visie van de gemeente op dit onderwerp
2 De ambitie
3 Dwarsverbanden met andere beleidsterreinen

Daarna worden de diverse beleidsterreinen die gerelateerd zijn aan het begrip participatie thematisch beschreven. Het thema werk staat daarbij centraal, de overige thema’s zijn daar aan gerelateerd. Voor zover relevant en van toepassing, wordt ingegaan op de volgende aspecten:

1 Visie op het onderwerp
2 Doelstellingen
3 Beschrijving activiteiten
4 Waar kun je verbindingen maken
5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil
6 Resultaten

INLEIDING
De gemeente Leeuwarden wil de sociale samenhang in de stad en dorpen verder versterken. Participatie is hierbij een sleutelbegrip. Betrokkenheid begint met meedoen. Meedoen kan op vele manieren, via het uitoefenen van invloed op beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming, het deelnemen aan sport of culturele activiteiten. Daar gaat het in deze nota niet over.

[Nee, meedoen via het uitoefenen van invloed op de besluitvorming: stel je voor, dat moeten we natuurlijk niet hebben..]

Wij richten ons hier op maatschappelijke participatie en dan met name sociale- en arbeidsmarktparticipatie en de verbindingen daartussen. De centrale doelstelling is dat niemand aan de kant blijft staan. Mensen moeten naar vermogen meedoen.

[Hier begint het dus al: "mensen MOETEN..." enz. Inzake sociale participatie moet de burger helemaal niks, al wil de gemeente nog zo graag iedereen voor haar kar spannen. Inzake arbeidsmarktparticipatie hoort het te gaan om de normale plichten om vanuit bijstand en WW-uitkeringen inspanningen te plegen om betaald werk te vinden, tenzij dit niet kan door in de persoon gelegen factoren. Maar de gemeente gaat verder, veel verder...]

Wij hebben de raad toegezegd voor de zomer 2008 een voorstel voor een strategische visie op het onderwerp maatschappelijke participatie, gericht op de onderkant van de arbeidsmarkt, aan u voor te leggen. Deze nota is de uitwerking van deze toezegging.

Door het rijk wordt gewerkt aan één wet op de participatiefondsen. Binnen deze wet wordt geregeld dat de budgetten Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet Inburgering (WI) en de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) ontschot worden en gecombineerd kunnen worden ingezet voor participatietrajecten. Deze nieuwe wet moet het voor gemeenten gemakkelijker maken om integraal beleid op het gebied van participatie te voeren. De beoogde ingangsdatum van deze wet is 1 januari 2009.
In het voorbereidingstraject voor deze wet is Leeuwarden één van de 25 geselecteerde gemeenten die het voorbereidende werk doen dat nodig is om, zodra ontschotting van de participatiebudgetten een feit is, middelen zodanig in te kunnen zetten dat de klant centraal komt te staan en maatwerk kan worden geleverd. Er is een plan van aanpak geschreven met daarin activiteiten en producten waarmee Leeuwarden zich wil voorbereiden.

Daarnaast blijkt het nodig te zijn de doelen in de programmabegroting, onderdeel Werk en Inkomen opnieuw te formuleren. De huidige beschrijving sluit niet goed meer aan op de realiteit.

Gelet op het voorgaande is het nu een goed moment om een visie op participatie te formuleren op basis waarvan een geïntegreerd participatiebeleid met een bijbehorend vraaggestuurde participatieaanbod uitgewerkt kunnen worden. Deze nota is kaderstellend en moet dan ook worden gezien als een startpunt.

Het thema maatschappelijke participatie wordt in een bredere context bezien dan alleen gericht op de doelgroepen die onder de WI, WWB en WEB vallen. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat, meer dan nu het geval is, er samenhang en verbinding in de beleidsvorming ontstaat, met name met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), een participatiewet bij uitstek maar ook met het beleidsterrein Integratie. De herijking van de visie op dit laatste beleidsterrein wordt belicht in een de nota “Buiten de lijntjes kleuren”.

Voordat een visie kan worden geformuleerd is het van belang een definitie van het begrip participatie te omschrijven. Het definiëren van het begrip participatie is het resultaat van de politieke / maatschappelijke opvattingen van het moment. Deze notitie geeft hiervoor de input.

Participatie: meedoen

Wanneer mensen naar vermogen participeren, biedt dat mogelijkheden voor integratie en emancipatie. Het geeft de burgers een gevoel van eigenwaarde.

[Hier is het dus de gemeente die stelt: de burger moet integreren en emanciperen. En de gemeente stelt ook eenzijdig vast dat dit dan weer leidt tot "een gevoel van eigenwaarde".
Het is dus weer de overheid die de burger wil vertellen hoe de burger als persoon moet zijn.]

Naast arbeidsparticipatie is het van belang dat mensen de mogelijkheid hebben om ook op een andere manier aan de samenleving mee te doen. Participeren binnen de samenleving betekent naar vermogen deelnemen aan die samenleving:

• Meedoen door werk
• Meedoen door re-integratie dienstverlening
• Meedoen door arbeidsparticipatie
• Meedoen door je bijdrage aan de wijk, in de school van de kinderen of door hulp aan de buren
• Meedoen door inburgering
• Meedoen door educatie en persoonlijke ontwikkeling.
• Meedoen door werk in de sociale werkvoorziening
• Meedoen door het verrichten van mantelzorg of vrijwilligerswerk

[Zolang het blijft bij mogelijkheden scheppen is er niets aan de hand, maar zodra er geduwd en gepusht en getrokken wordt aan mensen, gaat het mis. Zo is iemand helemaal niet verplicht om mee te doen door "een bijdrage aan de wijk" of in de school of door hulp aan de buren.
Dit zijn zaken die nooit door een overheid kunnen en mogen worden afgedwongen.]

1 VISIE EN AMBITIE

1.1 Visie

Wij vinden dat mens en maatschappij gebaat zijn bij het participeren van mensen aan de samenleving. Iedereen moet naar vermogen mee kunnen doen.

Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben vaak het geloof in zichzelf verloren, kennen hun eigen kracht niet meer en hebben de moed opgegeven ooit nog eens werk te vinden. Juist het geloof in eigen kracht en kunnen is cruciaal voor de motivatie om weer actief te worden, creatief te zijn, zelf de regie weer te voeren en verantwoordelijk te zijn voor het eigen handelen.

[Dit soort filosofie is ontleend aan allerlei amerikaanse pseudo-religieuze theorieën van allerlei "goeroe's". De boodschap is: wie werkloos is, kan niet geloven in eigen kracht en kunnen en actief zijn als werkloze is ook onmogelijk.
Thans moet de nieuwe mens worden geschapen. De werkloze heeft "foute" gedachten en moet geherprogrammeerd worden of beter gezegd: geïndoctrineerd.]

In onze opvatting over maatschappelijke participatie ondersteunen wij mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt en daardoor niet kunnen voorzien in hun eigen inkomen. Voor deze doelgroep willen we een aanbod op maat formuleren om mee te kunnen doen aan de samenleving. Het aanbod moet nadrukkelijk afgestemd worden op de vraag. We stimuleren burgers initiatieven te nemen en weer mee te doen.

[Een aanbod op maat, afgestemd op de vraag? Vergeet dat maar: m.n. de bijstandsgerechtigde krijgt te maken met de wortel die hem wordt voorgehouden en de stok als hij niet op het aanbod ingaat.]

Maatschappelijke participatie: meedoen.

Uitgaande van de doelstellingen van de WMO en aansluitend aan de uitgangspunten van de Werkacademie, het re-integratiebeleid van de WWB streven we ernaar dat iedereen meedoet, deelneemt aan maatschappelijke activiteiten en op zijn eigen wijze bijdraagt aan de samenleving. Wij willen hiermee stimuleren dat burgers voor minimaal 5 uur per week activiteiten variërend van dagbesteding, wijkactiviteiten, vrijwilligerswerk tot betaalde arbeid verricht als bijdrage voor zichzelf, de wijk en of de samenleving.

[De burger is er dus om "de samenleving", lees: de overheid te dienen. "Het gaat erom u 32 uur per week van de straat te houden" zei een medewerker van de Werkacademie tegen iemand van dik over de 50...
Dit begint te lijken op een v.m. oostblokland scenario, of zo men wil, een DDR-modelletje. Heeft u wel een dagbesteding? Doet u wel iets voor de wijk? Verricht u wel vrijwilligerswerk? enz. Zo niet, dan pushen en duwen we u daar wel naar toe...]

Niemand aan de kant; Iedereen doet ertoe

Tot nu toe zijn er teveel mensen buitengesloten vanwege werkloosheid, onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal of vanwege te afwijkend gedrag. Bij maatschappelijke participatie gaat het om het vertrouwen dat iedereen een bijdrage kan leveren aan zichzelf, de wijk of aan de samenleving. Iedereen heeft een talent, waar hij hij/zij op aangesproken kan worden. We zoeken mensen op en accepteren niet langer, dat men zich afzijdig houdt van de samenleving. We verleiden burgers om hun actieve bijdrage te leveren en weer mee te doen.

[Iedereen kan dus "aangesproken" worden door de overheid. Het is dus niet voldoende als mensen zich houden aan wetten en regels, nee, men moet ten dienste staan van de overheid.
De meest veelzeggende zin uit de nota is wel: "We zoeken mensen op en accepteren niet langer, dat men zich afzijdig houdt van de samenleving".
Daar gaat onze vrijheid om naar eigen inzicht te handelen of juist niet te handelen, daar gaat in laatste instantie onze vrijheid. Want: de overheid "accepteert niet langer dat...". Een verkapt dreigement dus, de totalitaire staat waardig. En wat zal de overheid dan doen als mensen er voor kiezen "zich afzijdig te houden van de samenleving", wat een respectabele keuze kan zijn, want zo leuk is deze samenleving niet altijd. Kennelijk mogen mensen hun eigen leven niet meer leiden. Komt hiermee een horror-scenario zoals Viviane Forrester schetste in haar boek: "De terreur van de economie" weer een stapje dichterbij? Wij zijn echter niet verplicht verantwoording aan de overheid af te leggen voor onze keuzes om ergens wel of niet aan mee te doen. Natuurlijk zijn er de normale inspanningsverplichtingen om betaald werk te vinden als men bijstand of WW heeft, en geen in de persoon gelegen factoren dit belemmeren, maar daar gaat het hier niet over.]

Het gaat daarbij niet alleen om bijstandsgerechtigden, maar ook om anderen zonder werk (met een andere uitkering WIA,Wajong, AAW, WAO) waarvan het perspectief op regulier betaalde arbeid ontbreekt en die door langdurige inactiviteit dreigen te marginaliseren van de samenleving.

[Het is duidelijk dat de gemeente straks ook via het 1-loket verhaal met UWV plus CWI (die gaan fuseren) ook tracht mensen met niet door de gemeente verstrekte uitkeringen in haar greep te krijgen.]

Aandacht en ontwikkeling

We gaan naar de mensen toe en luisteren. We horen hun problemen aan en proberen mensen weer in hun kracht te zetten (empowerment) en in ontwikkeling te brengen Voor een groot deel van de burgers zal deze dienstverlening gepaard moeten gaan met een gerichte ondersteuning voor de problemen die zij in het dagelijks leven ervaren (inkomen, veiligheid in de woonomgeving, sociaal/medisch).

[M.n. dat sociaal/medisch is link: Via artikel 55 van de Wet werk en Bijstand kunnen gemeenten een gedwongen medische behandeling opleggen aan mensen in de bijstand. Niet om iemand te genezen (wat een arts kan voorstellen op vrijwillige basis aan een zieke) maar om iemand meer arbeidsgeschikt te maken: dergelijke behandeling dient dus niet het welzijn van de patiënt, maar het belang van de overheid! En de rechtvaardiging heet: we zijn bezig met "empowerment"... Uit welk slecht boek komt dat? Ooit hielden we het alleen bij de Succes-agenda...]

Daar waar nodig geven we ondersteuning als het gaat om inkomensvoorzieningen, financiële dienstverlening of verwijzing naar zorg- en hulpverleningsinstellingen.
Daar waar mogelijk worden mensen gestimuleerd om zich te ontwikkelen met inzet van educatie en opleiding.

[Ook de verwijzing naar zorg- en hulpverleningsinstellingen kan dwingend in een Beschikking worden gezet als een van de voorwaarden waaronder bijstand wordt verleend, dat moet men zich goed realiseren.]

Verleiden en bemoeizorg

Wanneer concentreren we ons vooral op het verleiden van de burger om te participeren en wanneer treden we als overheid minder vrijblijvend in het “leefdomein” van de burger. Voor de overlastbezorger, wetsovertreder moeten we bemoeizorg inzetten en voor het slachtoffer hiervan moeten we aandacht en zorg hebben en ze verleiden om aan hun eigen weg te werken om aan de samenleving deel te nemen.

[Het wootrd "bemoeizorg" komt uit het welzijnsjargon en betekent dat een hulpverleningsinstantie ook tegen de wil van betrokkenen in, mensen gaat lastig vallen. Ik vind dat dergelijke dwang alleen via een vonnis van de rechtbank mogelijk moet kunnen zijn.]

Vrijwillig en verplicht

Participatie is vrijwillig !!! tenzij…

Tenzij de verplichtingen uit het re-integratiebeleid van de WWB arbeidsparticipatie als middel ziet om weer terug te komen op de arbeidsmarkt.

[Dat betekent dan verplicht werken met behoud van uitkering maar zonder loon en arbeidscontract. Daar is het PEL principieel op tegen: werken moet lonen. Het gaat niet aan een rechteloze onderklasse slavenarbeiders te scheppen die in de optiek van de overheid uiteraard volledig vrije keuze heeft om dit te weigeren. Alsof vervolgens zonder enig middel van bestaan raken (bijstand ingetrokken) ook maar iets met vrije keuze van doen heeft.]

Tenzij de overlastbezorger uit zijn huis gezet dreigt te worden en dit voorkomen kan door mee te werken aan “bemoeizorg”.

[In mijn optiek zou bv. de corporatie aan de rechter kunnen vragen uit te spreken dat een huurder die aantoonbaar veel overlast veroorzaakt, mee moet doen aan "bemoeizorg" via een instelling. Wil die huurder dat niet, dan zou de verhuurder kunnen vragen om ontbinding van de huurovereenkomst.]

Tenzij de burger een gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving en mee wil werken aan een programma voor maatschappelijke participatie en hulpverleningstraject.

[Hier gaat de gemeente alweer veel te ver: er zijn bestaande wetten en regels voor wat betreft personen die een gevaar voor zichzelf en/of de omgeving zijn. Dat wordt niet uitgemaakt door de Sociale Dienst of door de sector Werk en Inkomen! De gemeente gaat buiten haar bevoegdheden als zij in dergelijke gevallen een "programma voor maatschappelijke participatie" opdringt. Nog even en we hebben de koloniën voor "onmaatschappelijken" uit de 19e eeuw in Drente weer terug...]

Tenzij er sprake is van een verplicht reclasseringstoezicht en er afspraken gemaakt zijn met de reclassering, dat deelname aan het programma gecombineerd is met een voorwaardelijke veroordeling. Zodra deelname achterwege blijft wordt de straf onvoorwaardelijk.

[Alweer iets wat de gemeente niets aan gaat: de rechter bepaalt bij vonnis of er verplicht toezicht plaats vindt door de reclassering en of als dat fout gaat, de straf onvoorwaardelijk wordt.]

Voor deze doelgroep willen we een aanbod op maat formuleren om mee te kunnen doen aan de samenleving. Het aanbod moet nadrukkelijk worden afgestemd op de vraag.

[Zoals eerder gesteld is dit onzin: wie vraagt uit eigen vrije wil zonder onder druk te zijn gezet om deel te mogen nemen aan een programma voor "maatschappelijke participatie"?]

Maatschappelijke participatie is te beschouwen als een voorliggende fase als het gaat om het bereiken van een vorm van betaald werk. We zien het als onze beleidsopgave de inwoners van onze gemeente “ontschot” voorzieningen aan te bieden om hun maatschappelijke participatie te bevorderen.

[Hier komt de aap uit de mouw ofwel het trapsgewijze model wat moet leiden tot "betaald werk". Menigeen zal blijven hangen op de lagere treden en de hoogste trede "betaald werk" niet bereiken en het niet verder brengen dan de stompzinnige bezigheidstherapie bij Fourstar, Workstar en hoe die dwangarbeidersclubs ook mogen heten.]

Het moet in onze opvatting voor de burger niets uitmaken of de financiering van voorzieningen vanuit Zorg, Maatschappelijke Opvang, Sociale Zekerheid, Educatie of Inburgering wordt betaald. Wat telt is de stap richting deelname aan de samenleving, zo mogelijk in de vorm van arbeid. Maatwerk en individuele benadering moeten hierbij leidende uitgangspunten zijn, evenals creativiteit in het opzoeken van mensen en het komen tot een passend aanbod. Hiervoor zijn verbindingen en dwarsverbanden tussen verschillende beleidsterreinen nodig.

Deze beleidsopgave is in de vorm van een “arbeids / participatieladder” in beeld gebracht.
Deze ladder loopt van deelname aan activiteiten in de dagopvang, via incidentele en structurele deelname aan laagdrempelige dagstructureringsactiviteiten, naar werken met behoud van uitkering, structureel vrijwilligerwerk, instroom in specifieke re-integratietrajecten, tot gesubsidieerde arbeid en instroom in een reguliere arbeidssituatie:

[In de nota is een schema afgebeeld. Trede voor trede verloopt die trap als volgt:
Dagopvang
Dagbesteding
(sociale) activering met verplichtingen en beloning
Vrijwilligerswerk (sociale) activering met eigen verantwoordelijkheden
(Kantelmoment WMO/WWB)
Re-integratie
(gesubsidieerde) arbeid; Wsw
Loonvormende arbeid met subsidie
Zelfstandig op arbeidsmarkt]

[Kortom: men ziet: men kan zo jaren vooruit zonder een cent loon te verdienen... En men zal ook nooit met rust worden gelaten: het kan altijd een treetje hoger nietwaar? Duidelijk is ook, dat vrijwilligerswerk geen echt vrijwilligerswerk meer is maar in het teken moet staan van sociale activering. Ofwel: echt vrijwilligerswerk waar men zelf voor koos zonder drang en dwang, en waar ooit de soos gewoon toestemming voor gaf zonder dat dit iets met een traject naar werk van doen had, lijkt compleet van de baan.]

Maatschappelijke participatie zal dus voor sommige mensen een opstap naar werk kunnen zijn, maar participeren betekent vooral betrokkenheid bij de samenleving. Mantelzorg en vrijwilligerswerk bijvoorbeeld maar ook andere vormen van maatschappelijke participatie voorzien in een belangrijke behoefte, zowel voor degenen die door vrijwilligers geholpen worden als voor degenen die door hun inzet meer betrokken raken bij de samenleving.

[Mantelzorg is ook een hele aardige: mevrouw in bijstand, u moet maar eens wat meer participeren in de samenleving: de mantelzorg is wel wat voor u: zieke mensen helpen. Diverse chronisch zieken hebben een Persoonsgebonden budget. Dat betekent dat ze zorg kunnen inkopen. Mevrouw in bijstand gaat daar heen en gaat iets verdienen. Dat is mooi, vooral voor de soos, want mevrouw krijgt nu slechts aanvullende bijstand en wordt financieel hier niet beter van, maar de soos heeft weer een stukje uitkering bespaard...]

Niet voor iedereen is een betaalde baan een reëel perspectief. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die door een handicap of ziekte arbeidsongeschikt zijn. Daarnaast zijn ook andere groepen te noemen, bijvoorbeeld allochtone vrouwen, voor wie de afstand naar betaald werk nu nog te groot is. Voor deze groepen kan vrijwilligerswerk voor een sport- of buurtvereniging of in de vorm van mantelzorg de betrokkenheid bij de samenleving bevorderen.
Door een wijkgerichte aanpak willen we beter zicht en grip krijgen op de woon- en leefomgeving, en kansen en bedreigingen om tot maatschappelijke participatie te komen.
Een goed functionerend participatiebeleid zorgt er voor dat mensen op een actieve deelname aan de samenleving toegerust worden.

[Die wijkgerichte aanpak betekent ook Wijkpanels voor de kar proberen te spannen en deur na deur de mensen lastig vallen en zo proberen alles "te monitoren" ofwel van iedereen zijn lek en gebrek aan de weet proberen te komen. Bemoeizorg über alles...]

Het kader waarbinnen onze visie op participatie gestalte krijgt wordt gevormd door o.a. de Leeuwarder stadsvisie LEVI 2030 (lange termijnvisie van het totale gemeentelijke beleid), de Stadsvisie 2015 en het collegeprogramma 2006-2010: Leeuwarden werkt.
Ook het beleidsvoornemen ten aanzien van maatschappelijke participatie in het huidige regeerakkoord ondersteunt ons bij het formuleren van onze visie.

Participatiebeleid is een beleidsterrein in ontwikkeling. Vanuit de in deze nota geformuleerde visie zal het beleid verder worden vormgegeven.

1.2 Ambitie

Niemand aan de kant! Dat is in het kort de visie van de gemeente Leeuwarden.

Integraal beleid
Onze ambitie is om bovenstaande visie terug te laten komen in de verschillende beleidsterreinen van de WWB, WI, WEB, WSW, WMO, AWBZ.

Samenwerking en regie
Wij willen de samenwerking met de maatschappelijke instellingen verbeteren en hen stimuleren aan deze participatie een bijdrage te leveren. Wij investeren in verbetering van de sociale infrastructuur van de stad om met elkaar het aantal burgers die participeren te vergroten.

[Dat betekent dat bakken geld naar de betaalde welzijnsorganisaties gaan die vervolgens als verlengstukken van het gemeentelijk beleid de mensen lastig moeten gaan vallen.]

Dienstverlening
Wij willen een groot aantal burgers bereiken, naar ze luisteren en proberen te verleiden naar vermogen te participeren; mee te doen. Wij zullen op de verschillende beleidsterreinen werken aan integraliteit en proberen te komen tot een integrale, efficiënte, laagdrempelige en zoveel mogelijk vraaggerichte dienstverlening.

Hoe gaan we dat doen

Het individu met zijn wensen, problemen en mogelijkheden moet het uitgangspunt zijn.
Mensen moeten naar vermogen economisch zelfredzaam zijn of op andere wijze participeren aan de samenleving. De voorzieningen die de gemeente aanbiedt moeten ondersteunend zijn voor diegenen die dit niet op eigen kracht kunnen bereiken. De gemeente speelt een grote rol op het terrein van bevordering van maatschappelijke participatie. Heel veel beleidsterreinen waar de gemeente (mede) verantwoordelijk voor is, zijn verweven met participatie. In het ene geval is de gemeente regisseur, soms uitvoerder, dan weer samenwerkingspartner.

[Opnieuw: mensen moeten participeren enz. Dus hoezo: het individu met zijn wensen is uitgangspunt?]

De gemeente ziet zich zelf dus niet in de rol van de lokale overheid die eenzijdig bepaalt wat goed is voor de burgers. Wij willen de juiste randvoorwaarden scheppen waardoor de burgers optimaal zelf tot keuzes kunnen komen. Wij willen vooral de rol spelen van stimulator, initiator van het begaanbaar maken van nieuwe wegen op weg naar het bevorderen van de betrokkenheid van de burgers en in het meedoen in de samenleving in al haar veelvormigheid.
Wij beschouwen de vorming van een participatiefonds dan ook als een eerste stap in de richting van de realisatie van onze visie op participatie. Onze ambitie is er op gericht zo snel mogelijk door te stoten naar een volledig naadloos systeem ter bevordering van participatie.

[Het is nu juist wel de gemeente die eenzijdig bepaalt wat goed is voor de burgers! De bewering op blz. 5 van de nota: "Participatie is vrijwillig!" is een farce. Al te vaak duikt het woord "moeten" op in het verhaal. Ook een zin als: "We zoeken mensen op en accepteren niet langer, dat men zich afzijdig houdt van de samenleving". spreekt boekdelen qua mentaliteit en opvatting.]

Ons uitgangspunt is dat we zoeken naar een verantwoord evenwicht tussen enerzijds een beroep doen op de zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid van burgers en anderzijds het zorgdragen voor een daadwerkelijk vraaggestuurd participatieaanbod voor diegenen die (nog) niet op eigen kracht kunnen meedoen aan de samenleving.
Een leidend principe daarbij is ook dat tegenover een beroep wat je als burger op de gemeenschap doet, die gemeenschap ook iets terug mag vragen.

[De laatste zin is even vet afgedrukt, omdat daar het venijn zit: een beroep wat je als burger soms helaas moet doen, is vragen om een bijstandsuitkering. Tot nu toe was dit een recht, geen gunst. Uiteraard stonden tegenover dat recht ook verplichtingen, namelijk om je in te spannen weer betaald werk te vinden. Nu worden die plichten fors uitgebreid met het gebod: gij zult participeren, ofwel je moet allerlei dingen onbetaald gaan doen IN RUIL VOOR een uitkering!
Zo verwordt in de eerste plaats de bijstand tot een gunst, waarover je moet "onderhandelen" en waarbij bv. een club als het FSU ten onrechte uitgaat van de fictie van gelijkwaardigheid van partijen. uiteraard ingegeven door hun subsidie-afhankelijk voor bv. loonkosten voor hun betaalde medewerkers. Kortom: je moet "dealtjes" sluiten met de gemeente in ruil voor een uitkering. Voor wat hoort wat nietwaar? En uiteraard "niemand aan de kant" en "iedereen kan wat". Onze leus is echter: de gemeente kan me wat...]

1.3 Dwarsverbanden met andere beleidsterreinen

Zoals we in de vorige paragraaf aangaven, bevatten veel beleidsterreinen aspecten van participatie. Logischerwijze zijn er daardoor veel dwarsverbanden en verbindingen te maken. In sommige gevallen bestaan deze ook al. Ze zijn in verschillende vormen te onderscheiden:
Verbinding tussen organisaties, verbinding van (financiële) middelen, verbinding van processen en ontwikkelingen etc.
In de volgende hoofdstukken worden die bestaande en mogelijke verbindingen en dwarsverbanden per beleidsthema kort beschreven.

Om de beleidsopgave van het ontschot aanbieden van voorzieningen waar te kunnen maken is het essentieel daar waar dat nodig is die mogelijke verbindingen ook echt te leggen.

2 THEMA WERK
Binnen dit thema komen de volgende onderwerpen aan de orde:
• Werkacademie / Wijkacademie / Maatschappelijke participatie
• Wijkaanpak
• Gesubsidieerde arbeid / Blijversbanen / WSW

2.1 Visie op dit thema

Participatie op de arbeidsmarkt stelt mensen in staat in hun eigen inkomen te voorzien, biedt mogelijkheden voor integratie en emancipatie en geeft burgers een gevoel van eigenwaarde.

[Een gevoel van eigenwaarde krijg je m.n. van het feit dat je met loon thuiskomt en niet staat te werken met behoud van uitkering. Bovendien schiet je financieel met dat laatste niets op.]

Betaald werk is bovendien de meest effectieve en duurzame manier om armoede te bestrijden. Wij vinden dat alle inwoners, die afhankelijk zijn van een WWB-uitkering, moeten worden gestimuleerd en waar nodig worden ondersteund bij het herwinnen van hun economische onafhankelijkheid. We realiseren ons, dat wanneer je de samenhang wilt aanbrengen tussen de (gemeentelijke) uitvoeringspraktijk van de WWB en andere beleidsterreinen, daadkracht bittere noodzaak is. Dit om inzicht te krijgen in bijvoorbeeld geschiktheid voor regulier werk (toeleiding naar werk), gedeeltelijke geschikt (werk onder aangepaste omstandigheden) en nog niet geschikt voor reguliere arbeid (maatschappelijke participatie), dan wel waar ondersteuning in welke vorm dan ook nodig om burgers in hun kracht te zetten en weer richting te geven aan hun bestaan.
Kortom: Iedereen hoort erbij; je doet ertoe.

[Alweer dat irritante "burgers in hun kracht zetten". Verplichte maatschappelijke participatie is eerder partiële wederrechtelijke vrijheidsberoving: verplichte dagopvang, dagbesteding,sociale activering, verplicht vrijwilligerswerk enz.]

2.2 Beschrijving activiteiten

Werkacademie
Binnen het nieuwe re-integratiebeleid van de Werkacademie wordt onderscheid gemaakt tussen het Startprogramma, het Re-integratieprogramma en het Arbeidsparticipatieprogramma. In het arbeidsparticipatieprogramma worden gedurende 12 tot 20 uur per week onbetaalde maatschappelijk nuttige werkzaamheden verricht bij instellingen in de non-profit en not for profit sector in combinatie met ondersteunende behandeling en begeleiding.

[Bij het Arbeidsparticipatieprogramma gaat het dus in feite om dwangarbeid. En de instelling krijgt ongemotiveerde "vrijwilligers" op z'n dak gestuurd... Bovendien wordt de betekenis van echt vrijwilligerswerk volledig uitgehold waarbij het resultaat is dat vrijwilligers als "loozers" worden gezien.]

Gesubsidieerde arbeid; blijversbanen; WSW
Instroom in de gesubsidieerde arbeid is mogelijk in aansluiting op het arbeidsparticipatieprogramma. De deelnemer die een jaar succesvol heeft deelgenomen aan het arbeidsparticipatieprogramma en heeft bewezen zich maatschappelijk nuttig te maken, maar nog geen perspectief heeft op regulier werk, kan voor een blijversbaan in aanmerking komen. Dat moet worden vastgesteld door een WSW indicatie door het CWI. Dit is een onafhankelijke landelijke indicatie.

[Tot nu toe waren blijversbanen geen WSW-banen. De blijvers schuift men nu de WSW in. Het zal wel zo gaan: u moet nu een WSW-indicatie aanvragen en zo niet, korten wij uw uitkering. Een WSW-indicatie aanvragen is echter op vrijwillige basis! Onlangs heeft een rechtbank nog bepaald dat een aanvraag alleen door betrokkene zelf op vrijwillige basis plaats kon vinden en dat een korting op de bijstand omdat betrokkene dit had geweigerd, niet op zijn plaats was. Maar er wordt al door staatssecretaris Aboutaleb aan gewerkt de hele WSW op de helling te zetten qua regelgeving, zodat straks velen de WSW ingeschoven kunnen worden zonder dat ze dat willen...
Denk bij de WSW bv. aan de "sociale werkplaats" ed. Waar de echte WSW-ers van nu dan moeten blijven? Ik zou het niet weten..]

Als iemand een SW indicatie krijgt, wil dat zeggen dat hij alleen arbeid kan verrichten onder aangepaste omstandigheden. De WSW is de laagste / eerste trede op de arbeidsparticipatieladder. In afwachting van een WSW-plaatsing wordt een WSW geïndiceerde op een blijversbaan geplaatst. Uitgangspunt is dat de blijver uitkeringsonafhankelijk wordt.

[Dus een soort voortraject voor de WSW terwijl men daarvoor op de wachtlijst staat.]

In de lijn van de inzet van de Werkacademie wordt binnen de blijversbaan invulling gegeven aan een ontwikkelprogramma. Dit programma kan maximaal drie jaar duren. De deelnemers krijgen een tijdelijk contract aangeboden en worden jaarlijks herplaatst. Hiermee spreken we de verwachting uit dat er dankzij een actievere benadering en aanpak gedurende het arbeidsparticipatieprogramma en tijdens de blijversbaan, er een categorie deelnemers zal zijn dat eerder de stap naar regulier werk kan maken. Als dat nog niet lukt kunnen ze worden geplaatst in de WSW. Ook daar staat het ontwikkelen van de persoon centraal, met als hoogst haalbare doel uiteindelijk toch het krijgen van regulier werk.

Wijkaanpak
IPW –Leeuwarden is in het kader van het Innovatie Programma Werk en bijstand (IPW) met subsidie van het ministerie een project gestart in de wijken Heechterp Schieringen en Bilgaard. Door de inzet van ‘Frontlijnwerkers’, medewerkers van woningbouwcorporaties, de wijkagent, het UWV en het CWI, zorginstellingen, Sociale Zaken en tal van welzijnsinstellingen. Deze ‘werkers’ zullen inzicht gaan verschaffen in wat gewenst en noodzakelijk is om positieve energie en beweging te bewerkstellingen in het belang van mensen, groepen en de samenleving.

[Bedoeld wordt dat zij alle deuren langs gaan om zich te bemoeien met privézaken van de bewoners en deze te pushen en met mooie praatjes om te kletsen tot het gaan verrichten van allerlei onbetaalde activiteiten met als stok achter de deur: intrekking van de bijstand.
En kijk ook eens naar de overmacht aan instanties die zich op je wil storten, tot de wijkagent aan toe. Ja, ook de politie was vertegenwoordigd afgelopen voorjaar op het grote gemeente-congres in de Post Plaza.. Het laatste redmiddel tegen de armen nietwaar: harde repressie... Het moge duidelijk zijn dat elk recht op privacy ver te zoeken is bij uitvoering van dat IPW-programma.]

In Heechterp Schieringen zal met name worden ingezet op participatie in relatie tot werk (WWB). In Bilgaard wordt ingezet op participatie in relatie tot zorg (WMO).

[Nu wordt er plotseling weer niet gekeken naar de behoeften van individuele bewoners, maar is het criterium: in welke wijk woon je? Bilgaard: veel ouderen, wellicht veel PGB-budgetten zodat iemand in de bijstand mooi bij hen aan het werk kan?]

[Hieronder dan het gedeelte waar de Cliëntenraad advies over "mag" geven: in feite gaat het om een uitbreiding "naar beneden toe" met een vierde programma van de Werkacademie. Daar waren al: Startprogramma, Re-integratieprogramma en Arbeidsparticipatieprogramma. Dan zijn er nog mensen met een tijdelijke ontheffing door de soos van de arbeidsplicht en de re-integratieplicht, maar ook zij zullen niet ontsnappen! De overheid zal ook hen in de krasag vatten en hen lastig gaan vallen.]

Maatschappelijke participatie
Daarnaast is voor de WWB uitkeringsgerechtigden met ontheffing van de arbeidsplicht het programma van maatschappelijke participatie in ontwikkeling.
Dit betreft een doelgroep die vanwege leeftijd ( 62 jaar en ouder), zorg voor kinderen of mantelzorg en / of vanwege medisch /sociaal, psychische problemen niet in staat is om te werken.

Het programma is nog in ontwikkeling en zal zich richten op drie thema’s;
- inkomensondersteuning: informatie en advies
- zorg- en hulpverlening: verwijzing en advies tot bemoeizorg
- meedoen: iedereen kan een bijdrage leveren
Hoe:
- Outreachend, de wijk in, mensen thuis bezoeken.
- Wijkaanpak, in de eigen woon- en leefomgeving. Binnen deze sociale context kunnen mensen makkelijker aangesproken worden om een maatschappelijke bijdrage te leveren aan de (buurt)samenleving.
- De inhoud van het programma en activiteiten moet zoveel mogelijk op de te ontwikkelen en aanwezige competenties en interesses van de klant aansluiten. Via “verleiding” mensen in beweging en in hun kracht te zetten. Er moet meer kennis worden opgebouwd wat deze doelgroep bezighoudt.

[Het riekt dus weer naar gedwongen zorg- en hulpverlening en de verwijzingen doen denken aan gedwongen medische behandelingen op grond van art. 55 WWB... En uiteraard de terreur van de huisbezoeken... Staatssecretaris Aboutaleb die een paar vonnissen van de Centrale Raad van Beroep te Utrecht hierover voor zijn kiezen kreeg, wat hem uiteraard niet zinde, is al bezig de wet te veranderen zodat huisbezoeken bij iemand in de bijstand (en touwens ook bij AOW-ers) aktijd zijn toegestaan... Ziet men het voor zich: soosmedewerker plus bv. iemand van een welzijnsinstelling gaan samen op huisbezoek en weigeren hen binnen te laten kost je je uitkering...]

2.3 Doelstellingen

Maatschappelijke participatie: voor 1-1-2010 is iedereen uit de doelgroep benaderd en heeft waar dat nodig wordt bevonden een sociaal en/of medisch onderzoek ondergaan, is van informatie voorzien en “verleid” om deel te nemen aan een programma en of activiteit. 80% van deze groep participeert door minimaal 5 uur per week een activiteit / vrijwilligerswerk te verrichten.
Van deze groep zal minimaal 25% binnen een jaar doorgeleid worden naar een programma arbeidsparticipatie / re-integratie van de Werkacademie, dan wel Wijkacademie.

[Hier komt de aap uit de mouw: trapje voor trapje "hogerop" totdat men niet hoger kan gezien de mensen waar het hier om gaat en blijft steken bij levenslang verplicht werken voor zijn/haar bijstandsuitkering... En uiteraard veel gedwongen "medisch onderzoek": wie niet kan werken is "ziek" en moet desnoods met dwang (art. 55 WWB!) "genezen" worden of beter gezegd: klaargestoomd worden om dwangarbeid te verrichten...
Natuurlijk zijn er binnen de Cliëntenraad mensen die ofwel onnozel zijn of zo verblind, dat ze stug en star volhouden dat alles op vrijwillige basis gaat... Hoe stom kun je zijn? Alsof de soos tot nu toe niet steeds werkt met bangmakerij, met name op het punt van het intrekken van de uitkering, wat nu al om het minste of geringste gebeurt. En dan zou het plotseling anders gaan?]

IPW: Doel van dit programma is het verbeteren van de samenhang tussen de (gemeentelijke)uitvoeringspraktijk van de Wet Werk en Bijstand en andere beleidsterreinen, zoals de WMO.

Blijversbanen: Het doel is uitstroom van zoveel mogelijk deelnemers naar regulier betaalde arbeid. Daarnaast willen we de maatschappelijke infrastructuur van de stad - waarin de gesubsidieerde arbeid een belangrijke rol speelt - zoveel mogelijk behouden. Mensen zonder nog een reële, of zeer geringe kans op een reguliere baan moeten zoveel mogelijk maatschappelijk actief blijven.
Blijvers zijn personen met een verminderde productiviteit en zeer grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt die enkel in staat zijn om onder begeleiding ondersteunende activiteiten uit te voeren.
In het meerjarenbeleidskader is een maximum van 500 blijversbanen afgesproken. Vanuit de voormalige WIW- en ID-regeling zijn er ongeveer 200 “oude” blijvers ingestroomd. Dit betekent dat er ruimte is voor ongeveer 300 nieuwe blijvers. In 2006 en 2007 zijn deze 500 banen ingevuld. Op het moment dat er ruimte ontstaat in deze 500 banen, worden uitkeringsgerechtigden gekeurd en indien blijkt dat zij tot de doelgroep behoren, stromen zij door naar blijversbaan.

[En vervolgens rolt men de Wsw in ofwel of de sociale werkplaats, of de groenvoorziening.]

2.4 Waar kun je verbindingen maken

Binnen deze aanpak worden tal van verbindingen tussen diverse gemeentelijke en niet gemeentelijke beleidsterreinen georganiseerd en onderworpen aan hun effectiviteit, zoals:

- de WWB;
- de Werkacademie;
- de WSW;
- de WMO / ABWZ;
- mantelzorginstellingen;
- dagbestedingsactiviteiten;
- formulierenbrigade;
- de wijkaanpak ( frontlijnteam);
- vrijwilligersservicepunt;
- inburgering (zie nota “Buiten de lijntjes kleuren”)

[Een verpletterende overmacht aan wetten, regels en middels subsidie gelijkgeschakelde instellingen wordt losgelaten op m.n. mensen in de bijstand. Het "frontlijnteam", ook zo'n prachtige naam.. Is het hier oorlog? Welk front? Het Oostfront wellicht?]

Via bovenstaande coalities en interventies treedt de gemeente op als regisseur en ondersteunt zij waar dat nodig en mogelijk is middels de inzet van (beleidsondersteunde) menskracht, zodat zo optimaal mogelijk, letterlijk en figuurlijk beweging wordt gegenereerd.

Blijversbanen: Er moet een duidelijke lijn worden getrokken met de uitgangspunten van de Werkacademie. Daarnaast moet een verbinding worden gemaakt met de landelijk in te voeren participatiebanen. Een aansluiting met het project “Doen” voor mogelijke toekomstige inzet van gesubsidieerde arbeid bij wijkverenigingen, zorginstellingen, welzijnsinstellingen, scholen, sportverenigingen, kerken etc.

[Die landelijke participatiebanen zijn banen zonder loon, dus verplicht werken met behoud van uitkering.]

2.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil

Maatschappelijke participatie / IPW: Waar dat nodig is, wordt de focus gericht op veranderingen binnen de leef- en systeemwereld van mensen, instellingen, instituten, maar bovenal ook de gemeente zelf, met als ultiem doel: 80 % van het uitkeringsbestand en of “bezochte huisdeuren”, daarvan is bekend wat zij voor de (wijk)samenleving kunnen betekenen en zijn gekoppeld aan een activiteit en of zijn betrokken bij de (wijk)samenleving.

[Dus: 80% van de huishoudens met bijstand heeft huisbezoek gehad en hun hele lek en gebrek, ofwel hun privé-zaken zijn "gemonitord" en in kaart gebracht en vervolgens is ingegrepen in hun "leef- en systeemwereld". Dat is nogal wat..
Men diene goed tot zich te laten doordringen wat hier eigenlijk staat. Ook instellingen en instituten moeten er aan geloven op dit punt. Zij moeten marionetten-organisaties worden van de gemeente, die de regie voert. Dat zullen de meesten maar al te graag doen, want het levert subsidie op, meer managers en dikke lease-bakken om in te rijden...
Het doel van die in kaart brengerij en huisbezoeken is om mensen "te koppelen" aan activiteiten. Lees: doet iemand dat dan vervolgens niet, dan gaat de gemeente diegene daarop "aanspreken" wat betekent: consequenties voor zijn/haar uitkering. In feite zijn mensen met een bijstandsuitkering chantabel geworden voor de praktijken van het gemeentebeleid; veel meer dan vroeger, nu de gemeenteraad deze nota heeft aangenomen.]

De Frontlijnteams in Heechterp / Schieringen, maar ook in delen van Bilgaard, zullen inventariseren waar op individueel niveau, op gezinsniveau maar ook op buurtniveau kansen en uitdagingen liggen. Leden van het team zullen inventariseren waar niet gekende buurt- en of wijkbewoners voor hun eigen sociale omgeving iets kunnen betekenen. Het gaat om het persoonlijke verhaal “achter de voordeur” in deze benadering. De relatie wordt gelegd tussen wat kansen en uitdagingen (het opheffen, verminderen van sociale problematiek), de letterlijke en figuurlijke binding met de buurt, familieleden en buren, maar ook de fysieke woonwensen. De informatie die op deze wijze wordt vergaard zal moeten leiden tot snelle efficiënte en gerichte acties binnen het sociale- en fysieke domein. Op basis van de inzichten en ervaringen van de Frontlijnwerkers zal bijstelling van beleid plaatsvinden. Het verbeteren van de sociale identiteit van de wijk, het gemeentelijk- en het corporatiebeleid.

[Wat ze willen, lijkt me duidelijk. Ook duikt het begrip "buurtbinding" weer eens op. Je bent of hoort althans gebonden te zijn aan "jou" buurt en grond, iets anders is er niet. Wie dit begrip dooranalyseert komt uit bij theoriën uit het midden van de vorige eeuw als men begrijpt wat ik bedoel.]

Blijversbanen: In 2008 staat een herijking van de gesubsidieerde arbeid op de rol. Dit zal gepaard gaan met een aanbesteding voor de uitvoering van het werkgeverschap en begeleiding van de deelnemers. De insteek voor de herijking is dat:
• het aantal van maximaal 500 blijversbanen met bijbehorend financieringsniveau (13 miljoen) gehandhaafd wordt.
• geen nieuwe instroom meer in de contracten voor onbepaalde duur.
• extra inzet van instrumenten om versnelde uitstroom te kunnen realiseren.
• Door een blijversbaan in te zetten ter overbrugging van de wachtlijst WSW de geïndiceerde bijstandgerechtigden voor de WSW activeren en voorbereiden op een WSW arbeidsplaats.
• Een relatie wordt gelegd met de participatiebanen zoals het rijk die wil inzetten.

2.6 Beoogde resultaten

Binnen dit thema zijn op dit moment veel zaken nog in ontwikkeling. De resultaten in deze vraaggerichte aanpak zijn van te voren niet in te schatten, wel is onze verwachting dat er waarschijnlijk een dynamiek vanuit zal gaan die tot herbezinning van taken en bevoegdheden aanleiding kan gegeven. De vraag van de burger centraal, de burger in zijn kracht zetten, de burger niet meer afhankelijk van wat hem gegund wordt en wat hij mag en niet mag. De aspecten en principes van het leven worden in harmonie en evenwicht met elkaar gebracht.

[De gemeente gaat burgers vertellen wat "de principes van het leven" zijn... Hoe geschift kun je zijn? Uit welk goeroe-boekje komt dit? De burger zal veel meer dan nu nog afhankelijker worden van de overheid die kennelijk meent dat het bevorderen van "geluk" tot haar taken behoort. Wat zal men gelukkig worden bij het verrichten van al die verplichte taken waaraan men gekoppeld wordt..]

De overheid is binnen dit principe dienend en niet bevoogdend. Actief leren door individuen, groepen en organisaties, het bekrachtigen, het ondersteunen van effectief gedrag, het anticiperen op obstakels en tegenslagen bij het bereiken van gestelde doelen en het organiseren van sociale steun onder bijvoorbeeld deelnemers aan een groepsbijeenkomst of bij de bestuurders van deze stad.

[Het is weer de gemeente die bepaalt voor burgers wat "effectief gedrag" is of hoort te zijn...
Dit begint te stinken naar "gezindheidspolitiek": je moet vinden wat de gemeente vindt, je moet doen wat de gemeente vindt, je moet zeggen wat de gemeente vindt en zo niet, dan zal de gemeente je weten te vinden...]

3 GERELATEERDE ONDERWERPEN
In dit hoofdstuk komen de volgende onderwerpen aan de orde:
• WMO
• Maatschappelijke stage / Vrijwilligerswerk / Mantelzorg
• Vroegtijdige schoolverlaters / Jongerenloket / Wajong / Antillianen
• Doen! / gebiedsgericht werken
• Aanvalsplan laaggeletterdheid

3.1 WMO
3.1.1 Visie op dit onderwerp

Leeuwarden moeten een stad zijn waar oudere mensen niet ongemerkt vereenzamen. Een stad waar een gehandicapte kan gaan sporten en winkelen. Waar je een boodschap doet of de vuilnisemmer buiten zet voor de buren als dat nodig is. Waar allochtonen én autochtonen vrijwilligerswerk en mantelzorg verrichten. Maar waar mensen wel waar nodig een beroep kunnen doen op professionele ondersteuning.

[Dus o.a. afgedwongen burenhulp: de hele sfeer van ook dit kabinet is: terug naar de 50-er jaren, alleen nu van overheidswege afgedwongen i.t.t. toen. Laat dat maar over aan de drie VU-boys in dit kabinet: Bos, Balkenende en Rouvoet... En iedereen verricht spontaan mantelzorg.. Dream on, zou ik zeggen en stap in je tijdmachine.]

Dit kan de gemeente niet alleen bereiken: de hulp van de inwoners en van de vele instellingen en organisaties in Leeuwarden is hard nodig. De gemeente is daarbij vooral een ‘bruggenbouwer’, die de randvoorwaarden schept en verbindingen legt.
Deze visie sluit vrijwel naadloos aan op onze visie op participatie zoals we die in het eerste hoofdstuk hebben geformuleerd.
Het gemeentelijke beleid moet een meer integraal karakter krijgen door de verbindingen tussen de WMO en andere terreinen zoals bijvoorbeeld werk en inkomen, integratie, wonen, sport en onderwijs.
Participatie is een belangrijk element van de WMO.
Doel van de wet is onder meer om - door lokaal maatwerk - de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking te bevorderen (compensatieplicht). Gemeenten moeten ervoor zorgen dat problemen om te participeren voor mensen met een beperking worden weggenomen door het bieden van individuele, op de persoon afgestemde, voorzieningen en ondersteuning.

3.1.2 Doelstellingen

Wie mee wíl doen, moet ook mee kunnen doen. Dat is het belangrijkste doel van de WMO. In Leeuwarden doen de gemeente en de burgers al heel veel samen. Er zijn wijkpanels, cliëntenraden en inspraakavonden. Wie wil, kan de vergaderingen van de gemeenteraad en de commissies bijwonen en zijn mening geven.
De WMO biedt de inwoners van de gemeente Leeuwarden nog meer gelegenheid om mee te praten over het beleid van de gemeente. Over de keuzes die worden gemaakt. Steken we meer geld in het ondersteunen van mantelzorgers, maken we geld vrij voor een jeugdsoos en speelvoorzieningen voor kinderen, moet er meer aandacht naar ondersteuning van ouderen, of juist van de jongeren en hoe verdelen we dan het geld? In Leeuwarden doen we al heel lang heel veel goede dingen. Maar soms weet de een dat niet van de ander. De WMO brengt heel veel zaken bij elkaar.
Vrijwilligerswerk en jeugdbeleid bijvoorbeeld, mantelzorg en hulp in het huishouden.

[Ja, mee KUNNEN doen, was dat nu maar het hoofdthema geweest van deze nota en niet mee MOETEN doen. En had de nadruk nu maar gelegen op het AANBIEDEN in plaats van OPDRINGEN van hulp en voorzieningen.]

3.1.3 Beschrijving activiteiten

De WMO is een participatiewet. De invalshoek hierbij is het verbinden van beleidsterreinen wonen, werken, welzijn en zorg. Uitgangspunt daarin voor de invulling van de WMO is dat alle burgers zoveel mogelijk mee kunnen doen aan de samenleving. De gemeente ziet het als opdracht om de inwoners van de gemeente Leeuwarden, rijk en arm, jong en oud, ziek en gezond, fysiek en sociaal met elkaar te verbinden. Kortom; meedoen en verbinden.
De WMO richt zich op 9 zogenaamde Prestatievelden:
1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, buurten en wijken 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden
3. het geven van informatie en advies
4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers
5. het bevorderen van het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem
6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem tbv het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer
7. maatschappelijke opvang, advies en steunpunten huiselijk geweld
8. openbare geestelijke gezondheidszorg
9. ambulante verslavingszorg

3.1.4 Waar kun je verbindingen maken

De Wmo heeft dwarsverbanden met veel andere beleidsterreinen:

Beleidsterrein	                      Prestatieveld Wmo
Werk en inkomen (incl. schuldhulpverlening) 	1,2,3,4,5,6,7,8,9
(Wet werk en bijstand)
Sport	                                       1,2,5 en 6
Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening	    1,2,3 en 6
Veiligheid	                                  1,2,7,8,9
Onderwijsbeleid	                             2
Gezondheidsbeleid	                           1,2,3,4,5,6,7,8 en 9
Integratiebeleid	                            1,2,3,4,5,6,7,8 en 9

In het streven om zo snel mogelijk door te stoten naar een volledig naadloos systeem ter bevordering van participatie is de verbinding tussen de sociale- en arbeidsmarktparticipatie, waar in deze nota de nadruk op ligt, en de WMO cruciaal.

[Alsof volledige arbeidsparticipatie ook niet zelden leidt tot het juist niet of in veel mindere mate in staat zijn om sociaal te participeren: van het werk naar huis, van huis naar het werk enz.]

Een concrete vorm van verbindingen leggen tussen de verschillende beleidsterreinen is gerealiseerd in de ontwikkelpilot die in het kader van de invoering van de WMO is uitgevoerd. Het doel daarvan was het vormgeven en operationaliseren van een integrale benadering op de levensgebieden wonen, (gezondheids)zorg, inkomen, maatschappelijke participatie, dagbesteding en arbeid van de brede doelgroep van dak- en thuislozen, al dan niet met verslavingsgedrag en psychische stoornissen.
Deze integrale aanpak is in het eerste hoofdstuk beschreven als de Participatieladder.

Het uiteindelijke doel is het verbeteren van de positie van de doelgroep, het vergroten van hun maatschappelijke participatie en het verminderen van het aantal overlastgevende zorgmijders.

[Ook zo'n prachtig begrip uit het welzijnsjargon: "zorgmijder". Dat kun je ook maar beter zijn bij het aanbod van al die zorg met een dubbele bodem...
Je zult maar echt van zorg afhankelijk zijn..]

3.1.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil

In het 1e hoofdstuk is al aangegeven dat participatiebeleid een beleidsterrein in ontwikkeling is. Dit geldt evenzeer voor het thema WMO. Daarom is nodig de verdere ontwikkeling van deze beleidsterreinen integraal te benaderen, de verbindingen en dwarsverbanden verder te versterken, vanuit de doelstellingen: “niemand aan de kant” en “meedoen en zelfredzaamheid”.

3.2 Maatschappelijke stage / Vrijwilligerswerk / Mantelzorg

3.2.1 Visie op deze onderwerpen

Vrijwilligers en mantelzorgers spelen een belangrijke rol in de samenleving. Zij helpen andere mensen in hun streven naar zelfstandigheid en participatie. De gemeente vindt het belangrijk dat vrijwilligers en mantelzorgers daarbij zelf niet in de knel komen. De vrijwillige inzet van burgers, zowel informeel en ongeorganiseerd (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties en bijvoorbeeld sport, cultuur en zorg), vormt een actieve bijdrage aan de samenleving en het nemen van verantwoordelijkheid daarin. Vrijwilligerswerk draagt bij aan het ‘meedoen’ van kwetsbare groepen. Het is een middel om mensen bij de samenleving te betrekken. Ook de actieve bijdrage van de doelgroepen zelf is daarbij belangrijk voor hun eigen participatie.

[Huichelaars: de overheid zelf heeft het begrip vrijwilligerswerk verkracht en van betekenis doen veranderen. Deden mensen met toestemming van Sociale Zaken vrijwilligerswerk, dan plotseling was dat niet meer o.k., maar er moest verplicht vrijwillig worden gewerkt in het kader van "een traject" en uiteraard ergens anders... Dergelijke voorbeelden kennen we.]

Maatschappelijke stage: Gemeenten ontvangen de komende jaren extra middelen om bij te dragen aan het ontstaan van een effectieve bemiddelingsinfrastructuur op lokaal of regionaal niveau. De middelen zijn bedoeld voor de verdere ontwikkeling van een makelaarsfunctie voor maatschappelijke stage binnen het Voortgezet Onderwijs (verplicht vanaf 2011) en voor stimulering van vrijwilligerswerk. Aangezien voor beide aspecten gebruik gemaakt kan worden van dezelfde infrastructuur en bemiddelingsfunctie bij gemeenten, is gekozen voor een gezamenlijke inzet van de beschikbare middelen. Over de inzet van het budget hebben de ministeries van VWS, OCW en de VNG overeenstemming bereikt. De afspraken zijn vastgelegd in een convenant.

[Ook weer zo'n prachtige uitvinding van het Rijk waar men in het onderwijs ook heel blij mee is. Niet dus. Scholieren moeten ook al maatschappelijke dienstplicht, pardon, stage gaan lopen.Daar zou niets op tegen zijn als dat past binnen het kader van hun opleiding, maar wel als het niets van doen heeft met de gekozen studierichting. Dergelijke stages hadden nooit verplicht moeten worden gesteld, maar zouden op vrijwillige basis moeten plaats vinden.]

3.2.2 Beschrijving activiteiten

Vrijwilligerswerk: De gemeente subsidieert het Vrijwilligersservicepunt. Deze organisatie is op basis van een beleidsnota uit 2000 verder geprofessionaliseerd. Structurele subsidie op personele- en huisvestingskosten hebben de continuïteit en kwaliteit van het Vrijwilligersservicepunt sterk vergroot. Het Vrijwilligersservicepunt is ook uitvoerder van de collectieve verzekering voor vrijwilligersorganisaties. Het Vrijwilligersservicepunt onderscheidt haar werk aan de hand van de volgende vijf kernbegrippen:
• advies&informatie,
• bemiddeling,
• deskundigheidsbevordering,
• ontwikkeling,
• dienstverlening.

[Probleem bij dat Vrijwilligersservicepunt is weer die subsidie, die hen maakt tot een verlengstuk van overheidsbeleid ihkv werken met behoud van uitkering. Als mensen op strikt vrijwillige basis daar vrijwilligerswerk uitzoeken uit hun bestand, dan is daar niks op tegen en is het makkelijk als er een centraal punt is waar je kunt gaan zoeken, maar zodra mensen daar heen worden gestuurd omdat ze moeten, is het fout.]

Mantelzorg: mantelzorg kan omschreven worden als langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Van mantelzorg spreekt men als de zorgperiode ten minste 3 maanden duurt en een intensiteit heeft van ten minste 8 uur per week. Bewuste keuze en organisatie zijn zeker bij aanvang van mantelzorg totaal afwezig. Mantelzorg vindt niet plaats in georganiseerd verband, in tegenstelling tot vrijwilligerswerk.
De gemeente heeft een ondersteunende taak voor de mantelzorg, in de vorm van mantelzorgondersteuning. Dit is het geheel van voorzieningen en diensten die specifiek gericht zijn op vermindering van de draaglast en vergroting van de draagkracht van mantelzorgers en die wordt verstrekt door beroepskrachten, instellingen en vrijwilligersorganisaties (inclusief patiëntenorganisaties).
Ondersteuningsvragen kunnen zich voordoen op het gebied van onbekendheid met voorzieningen, sociaal-emotionele problemen, praktische problemen en financiële problemen.

[Zoals eerder gesteld: het levensgrote gevaar blijft aanwezig dat m.n. bijstandsgerechtigde vrouwen verplicht aan mantelzorg moeten gaan doen. Verplichte afgedwongen burenhulp dus. Dat het voordat je het weet gaat om bezuinigingen op de professionele hulp, moge duidelijk zijn.]

3.2.3 Doelstellingen

Het stimuleren van vrijwilligerswerk en het bieden van adequate ondersteuning aan vrijwilligers(organisaties), waardoor vrijwilligers niet alleen zelf actief meedoen in de samenleving maar door hun inzet ook andere mensen in staat stellen tot participatie en zelfredzaamheid.
Het bieden van adequate ondersteuning aan mantelzorgers
Voor maatschappelijke stage zijn de volgende landelijke doelstellingen geformuleerd:
• Toename aantal vrijwilligers en goede begeleiding van vrijwilligersorganisaties
• Alle leerlingen die vanaf 2008 instromen in het voortgezet onderwijs dienen op een bepaald moment in hun opleiding een maatschappelijke stage te volgen maatschappelijke stage (in 2011-2012 een verplicht onderdeel voor diplomering)

[Vrijwilligersorganisaties worden dus opgezadeld met scholieren die verplicht stage moeten lopen...]

3.2.4 Waar kun je verbindingen maken

Vrijwilligers / mantelzorgers: de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers is de opdracht die in prestatieveld 4 van de WMO is neergelegd.
Maatschappelijke stage: hier zijn dwarsverbanden met het onderwijsveld.

3.2.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil

De bekendheid van de ondersteuningsstructuur voor mantelzorgers en vrijwilligers kan worden vergroot bijvoorbeeld door het op te richten Wmo-loket en de bestaande welzijnsloketten (HWL, SWOL en MEE) en het maken van afspraken met huisartsen, maatschappelijk werkers, thuiszorgaanbieders en andere eerstelijnshulpverleners met als doel snelle signalering en doorverwijzing van (zwaar) belaste mantelzorgers ter voorkoming van overbelasting.

3.2.6 Resultaten

Vrijwilligerswerk: In het WMO beleidsplan zijn, na amendering door de raad, de volgende nog te realiseren resultaten benoemd: Het percentage succesvolle bemiddelingen door het Vrijwilligersservicepunt is in 2010 minimaal met 5 % gestegen. Het aantal organisaties dat een vacature indient bij het Servicepunt is in 2010 minimaal gelijk gebleven. Organisaties en vrijwilligers zijn tevreden over aanbod.
Mantelzorg: In het WMO beleidsplan zijn de volgende te realiseren resultaten genoemd: Het WMO-loket en de welzijnsinstellingen krijgen meer ondersteuningsvragen van mantelzorgers dan voor 2008 en er worden nieuwe zorgarrangementen onderzocht en ontwikeld door een welzijnsinstelling in samenwerking met de gemeente.

3.3 Vroegtijdige schoolverlaters / Jongerenloket / Wajong / Antillianen

3.3.1 Visie

Van een samenhangende gemeentelijke visie op het beleid inzake vroegtijdige schoolverlaters is op dit moment (nog) geen sprake. Wel zijn er op relevante deelterreinen diverse nota’s en notities verschenen waarin hoofdlijnen van het beleid zijn beschreven (leerplichtverslag, RMC-rapportages, beleid t.a.v. zorg- en risicoleerlingen).
Er worden meerdere redenen aangevoerd voor het belang van beleid op dit terrein. Voortijdig schoolverlaten leidt in het algemeen tot een zwakkere positie op de arbeidsmarkt, tot ongewenst maatschappelijk gedrag (Vroegtijdige schoolverlaters (vsv-ers) begeven zich 5x zo vaak op het criminele pad als niet vsv-ers) en de Nederlandse (kennis) economie heeft veel geschoolde arbeidskrachten nodig. In het algemeen leidt voortijdig schoolverlaten tot een grote kans op maatschappelijke uitval.

Het CWI, het RMC en Sociale Zaken (later mogelijk ook het UWV) dragen binnen het jongerenloket gezamenlijk zorg voor de sluitende aanpak van jongeren tot 27 jaar. Zij stellen zich hierbij als doel om optimale voorwaarden te scheppen voor alle jongeren om voor hen werk, scholing of maatschappelijke participatie mogelijk te maken.

Wajong: Hierin vinden wij een samenwerking tussen onderwijs – gemeente – UWV – werkgevers noodzakelijk. Diagnostiek op structureel functionele beperkingen behoort binnen het onderwijs plaats te vinden. Vervolgens moet er een sluitende aanpak gerealiseerd worden tussen onderwijs en arbeid, waarbij gemeenten en het UWV de handen in elkaar zouden moeten slaan en de werkgeversorganisatie via de inzet van leerwerktrajecten hierbij moeten betrekken.

[Ik dacht dat de diagnostiek op functionele beperkingen thuishoorde bij het UWV en niet bij het onderwijs. Het is duidelijk dat de komende wijzigingen in de WAJONG zullen leuiden tot het ook daar verplicht moeten werken met behoud van uitkering... Er is altijd nog wel een restaurant of supermarkt die wat gratis arbeidskrachten kan gebruiken toch? De eerste praktijkvoorbeelden zijn er al.]

Antillianen: Kansen vergroten, toekomst bieden en (daarmee) het risico op criminaliteit verminderen, dat is het motto van het veiligheids Actieprogramma Aanpak risico Antilianen en (allochtone) risicojongeren en het bestuurlijk Arrangement Antilliaanse risicojongeren 2005-2009. Maar de nadruk moet niet alleen liggen op aspecten van veiligheid en overlast. Het bieden van een toekomstperspectief opent ook de mogelijheid tot participatie en daarmee betrokkenheid bij de samenleving.

3.3.2 Beschrijving activiteiten

Voortijdig schoolverlaters: In het kader van het (wettelijk verplicht) ontwikkelen van de zogenoemde Lokale Educatieve en Jeugd Agenda (LEJA) wordt nu gewerkt aan het opstellen van een nota, waarin de hoofdlijnen van o.a. het vsv-beleid worden beschreven. Deze nota wordt opgesteld in samenwerking met schoolbesturen en organisaties op het terrein van het jeugdbeleid en zal medio 2008 gereed zijn. De gemeente is voor het succesvol uitvoeren van het vsv-beleid voor een deel afhankelijk van de inzet van scholen en andere organisaties. Primair moet de zorgstructuur op (samenwerkende) scholen op orde zijn. De gemeente beschikt op dit terrein met name om aanvullende mogelijkheden in het kader van de Leerplichtwet, de RMC-wetgeving (Regionale Meld- en Coördinatiefunctie), de wetgeving rond het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de WMO (relatie met ZorgAdviesTeams en Passend Onderwijs).

Jongerenloket: In het kader van de sluitende aanpak is in de loop van 2007 besloten een jongerenloket te creëren in het gebouw van het CWI. Hierbinnen wordt een samenwerkingsverband gerealiseerd tussen, in eerste instantie, het CWI, het RMC en Sociale Zaken. Onze verwachting is dat in de loop van 2008 ook de samenwerking met het UWV ten aanzien van de Wajongers binnen het jongerenloket georganiseerd wordt. De activiteiten van het jongerenloket zullen naast het verstrekken van informatie en advies over werk, opleiding, zorg en uitkeringen, tevens de bemiddelingsgesprekken van het CWI, uitkeringsintakes en overdrachten naar onder andere het startprogramma van de werkacademie en hulpverleningsinstanties omvatten.

[Dit wordt vermoedelijk het loket waar men jongeren geen uitkering meer geeft omdat de bijstand tot 27 jaar wordt afgeschaft, hoewel de laatste berichten zijn, dat de Kamer daarop toch weer wat uitzonderingen heeft bedongen.]

Wajong: Het aantal jongeren met een Wajong uitkering neemt toe. De Wajongers vallen onder de verantwoordelijkheid van het UWV, maar het is belangrijk om gezamenlijk te verkennen wat de mogelijkheden zijn om te voorkomen dat jongeren met een beperking in een maatschappelijk isolement terechtkomen en jarenlang volledig afhankelijk blijven van een uitkering.

Activiteiten Antillianen:
• Zakgeldproject: Allochtone en Antilliaanse jongeren (tot 18 jaar) worden geholpen een zakgeldbaantje te krijgen waardoor vervelend rondhangen wordt tegengegaan en de kans op werk (lange termijn) wordt vergroot. Persoonsgericht en groepsgericht
• Straat talentteam (S-team) : Op outreachend vindplaats gerichte wijze worden Antilliaanse en (allochtone) risicojongeren opgespoord en toegeleid naar de hulpverlening, scholing, werktrajecten etc. Persoonsgerichte aanpak
• Antillen Positief: De Gemeente Leeuwarden subsidieert en faciliteert de Stichting Antillen Positief met een eigen ruimte, activiteitengeld en professionele begeleiding. Door middel van activiteiten gericht op contact en vrijetijdsbesteding wordt overlastgevend en crimineel gedrag tegengegaan. Antillen Positief is een gesprekspartner van de gemeente Leeuwarden t.b.v. de ontwikkeling van het gemeentelijke beleid voor de (risico) Antillianen. Groepsgerichte benadering
• Casusoverleg Antillianen Veiligheidshuis: Naast bovenstaande activiteiten is in april van 2007 het casusoverleg Antillianen gestart waar zowel de strafketenpartners als lokale partners om de tafel zitten: een maataanpak op cliëntniveau (zowel preventief als repressief) is hiermee gerealiseerd. Het casusoverleg is inmiddels ingebed in het veiligheidshuis.

3.3.3 Doelstellingen

De gemeenten in de RMC-regio streven er naar het aantal nieuwe vsv-ers in 2010 – 2011 met ongeveer de helft te verminderen tot globaal 350 à 400 per jaar. Daarnaast zijn in het kader van het Grote Stedenbeleid tussen rijk en gemeente afspraken gemaakt over het aantal herplaatsingen.
Jongerenloket:
• een herkenbaar en laagdrempelig loket voor jongeren;
• intensievere samenwerking tussen CWI, Sociale Zaken en RMC (en later UWV) bewerkstelligen waarbij expertise wordt ingebracht en gedeeld, zodat er een gezamenlijke ketenaanpak voor jongeren ontstaat;
• terugdringen van de jeugdwerkloosheid;
• terugleiden van jongeren naar school (waaronder leer/werktrajecten);
• verminderen van de instroom in een uitkering en verhogen van de uitstroom uit een uitkering naar werk of school;
• naast de sluitende aanpak op het gebied van werk, scholing en uitkeringen, dit tevens realiseren op het gebied van zorg en hulpverlening (spin in het web zijn). 3.3.4 Waar kun je verbindingen maken

Door het samenwerkingsverband tussen de ketenpartners het CWI, het RMC en Sociale Zaken, ontstaat een gezamenlijke ketenaanpak voor jongeren. Kennis en expertise worden gedeeld en werkprocessen worden op elkaar afgestemd, waardoor er een efficiënte en kwalitatief hoogstaande dienstverlening ontstaat.

Naast het samenwerkingsverband tussen de ketenpartners, stelt het jongerenloket zich tevens als doel verbindingen te zoeken met andere externe partijen. Het realiseren van een sluitende aanpak vraagt onherroepelijk om een grondige kennis van de sociale kaart. Van iedere instantie op het gebied van werk, scholing, zorg en hulpverlening dient bekend te zijn wat zij de jongere kunnen bieden en langs welke weg een jongere hier terecht kan. Na aanmelding monitoort het jongerenloket de voortgang door middel van regelmatig contact met de begeleider of hulpverlener van de betreffende instantie.

Tussen het project “kennisontwikkeling provincie Fryslân” en het jongerenloket bestaat een verbinding op het gebied van het delen van opgebouwde kennis en connecties. Het jongerenloket heeft veel belang bij kennis omtrent opleidingsmogelijkheden, leerbanen en EVC-trajecten. Het leer- werkloket heeft aangegeven de kennis van de sociale kaart en connecties van het jongerenloket graag te willen gebruiken bij het realiseren van hun dienstverlening.

[Zo'n sociale kaart is het eerste klusje bij veel stagelopers bij welzijnsinstellingen... Elke keer beginnen instellingen daar opnieuw aan: het is niet meer dan een meestal ook nog verouderde lijst van instellingen in de stad... Ja... een sociale kaart, DAAR moeten we mee beginnen. We gaan alles in kaart brengen...]

3.3.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil

Vroegtijdige schoolverlaters / Jongerenloket: Op korte termijn zijn de volgende acties gewenst (overigens voor een deel al in uitvoering genomen):
- convenanten rond vsv tussen rijk, gemeente en onderwijsinstellingen voor vo en mbo;
- ontwikkelen van meer en nieuwe alternatieve trajecten en aanvullende voorzieningen voor zorg- en risico-leerlingen;
- zoeken naar structurele financiering voor aanvullende onderwijsvormen;
- ontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin, met inbegrip van de samenhang met de ZorgAdviesTeams en de ontwikkeling van Passend Onderwijs;
- heroriëntering op positie en functie volwasseneneducatie/-onderwijs;
- verbeteren aansluiten vmbo-mbo en in het algemeen het verbeteren van de doorstroming naar hogere vormen van onderwijs;
- verbetering functioneren van de sluitende aanpak en het jongerenloket (zowel met externe instellingen als binnen de gemeente);
- aanstellen mbo-leerplichtambtenaar;

Antillianen: Alle instanties/projecten zouden in hun werkwijze en aanpak direct al rekening moeten houden met specifieke aanpak voor Antillianen

3.3.6 Resultaten

Er zijn wat betreft de resultaten van het beleid vooralsnog geen gemeentelijke cijfers bekend. Het vsv-beleid is voor een belangrijk deel ook regionaal beleid.
De regionale cijfers vertonen een wat wisselend beeld. Enerzijds heeft dat te maken met onvolkomenheden in de registratie en administratie, anderzijds met tussentijdse aanpassingen van definities en wetgeving. Het is daarom moeilijk op basis van deze cijfers conclusies te trekken over de resultaten van het beleid. Inmiddels treft het ministerie van OCenW maatregelen om de registratie via de IB-groep te laten lopen. Dat zal, mede door de controleerbaarheid van de medewerking van de scholen, de betrouwbaarheid van de cijfers ten goede komen.

Het jongerenloket is net opgestart, waardoor er nog geen resultaten bekend zijn. De resultaten van het vergelijkbare loket in Heerenveen zijn echter zeer bemoedigend.

Antillianen: Het S-team heeft haar gestelde doelen in 2007 behaald. Deze aanpak wordt dan ook gecontinueerd in 2008 en 2009.
De stichting Jessour heeft voldoende jongeren begeleid naar zakgeldbaantjes maar heeft onvoldoende de doelgroep Antilliaanse jongeren bereikt. Voorlopig continuering in 2008 De stichting Antillen Positief wordt alleen voor 2008 gefinancierd omdat het rijk de bijdrage voor de betreffende activiteiten dit jaar beëindigt. Een door de minister van VROM ingestelde Taskforce zal dit voorjaar alle 21 AA gemeenten bezoeken en met aanbevelingen komen voor de aanpak vanaf 2009.

3.4 Doen! / gebiedsgericht werken

3.4.1 Visie

Het bijzondere aan de Leeuwarder aanpak van project DOEN! is dat de wijkbewoners centraal staan. Met andere woorden, de inwoners geven zelf aan wat zij willen verbeteren in hun wijk en dienen daarvoor plannen in. Het kan gaan om plannen voor fysieke verbeteringen aan de buurt, maar ook om sociale verbeteringen. De enige regels die DOEN! aan deze plannen verbindt, is dat ze duurzaam zijn en dat de bewoners zelf meewerken aan de ontwikkeling en uitvoering. Het gaat om Sociale Herovering.
Dit past in de visie die ten grondslag ligt aan het gebiedsgericht werken.
Door gebiedsgericht te werken wil de gemeente Leeuwarden de invloed van bewoners versterken. De wijkpanels hebben hierin een centrale rol.

[In de praktijk zijn het vooral de professionele welzijnsinstellingen die "projectjes" verzinnen voor de werkgelegenheid van hun betaalde krachten.]

3.4.2 Beschrijving activiteiten

Op 11 november 2006 is project DOEN! in Leeuwarden van start gegaan. 12 steden in Nederland, waaronder Leeuwarden, zijn door minister Pechtold aangewezen om onder de vlag van “sociale herovering” extra geld te investeren in een aantal aandachtswijken. Per stad is daarvoor 2 miljoen euro beschikbaar gesteld. De Leeuwarder aanpak heet DOEN! De titel zegt het al: geen woorden maar daden. DOEN! is erop gericht de leefbaarheid in de wijken te vergroten, werkloosheid aan te pakken, het gevoel van veiligheid te verbeteren en de trots op en betrokkenheid bij de wijk te vergroten. Het project loopt tot medio 2008.

DOEN! richt zich op de wijken Tjerk Hiddes / Cambuursterhoek, Heechterp / Schieringen, de Wielenpôlle, de Schepenbuurt en de Vlietzone. De keuze voor deze wijken is gebaseerd op de inkomensverdeling, cijfers over het gevoel van veiligheid in de wijk, werkloosheidscijfers en op het oordeel van de bewoners over de wijk.

Inmiddels zijn er al veel verschillende plannen door wijkbewoners ingediend en tot uitvoering gebracht. Ze variëren van een nieuwe speeltuin en buurttheaterproductie tot de reconstructie van een park en de opleiding van een groot aantal recreatiesportbegeleiders. DOEN! knapt samen met bewoners een aantal buurthuizen op, heeft de start van een jongerenpersbureau mogelijk gemaakt, begeleidt de opzet van nieuwe wijkkranten en financiert onder andere een leerzame excursie voor jongeren naar Auschwitz. De vele plannen van bewoners hebben een langdurig sociaal of fysiek resultaat.

[Duurzaam sociaal resultaat is m.i. erg lastig en slecht na te gaan. Fysieke verbeteringen zijn vaak simpeler en daarvan zie je tenminste nog wat terug.]

Gebiedsgericht werken: De gemeente Leeuwarden bestaat uit 21 wijken en 8 dorpen. Elke wijk of dorp heeft een eigen wijkpanel of dorpsbelang die de belangen van hun bewoners behartigt.
Wijkmanagement van de gemeente Leeuwarden zorgt ervoor dat alle gemeentelijke diensten hun bijdrage leveren aan een goed woon- en leefmilieu in de wijken en dorpen (het gebiedsgericht werken). Om dat te bereiken worden o.a. jaarlijks programma's voor iedere wijk en dorp opgesteld. De programma's komen overeen met de gemeentebegroting. Het college van burgemeester en wethouders stelt de programma's jaarlijks vast. In de wijk- en dorpsprogramma's staat welke activiteiten (bijvoorbeeld 'nieuwbouw' of 'vervangen riolering') voor het komende jaar gepland staan in de wijk.

3.4.3 Doelstellingen

Dit zijn de drie doelstellingen van sociale herovering DOEN! in Leeuwarden:
• Meedoen: het doel is, dat wijkbewoners zich niet onttrekken aan wat er in hun omgeving gebeurt, maar daarin (op hun eigen wijze) zo veel mogelijk actief in participeren.
Belemmeringen zijn o.a. (jeugd)werkloosheid, armoede, (sociaal) isolement.

[Werkloosheid en armoede zouden ook factoren zijn om niet mee te doen? Voor wie zelf ergens aan wil meedoen: werkloosheid betekent ook: meer vrije tijd en veel activiteiten zijn gratis of bijna gratis.]

• Samen doen: het doel is, dat wijkbewoners vanuit een gezamenlijk belang samen hun omgeving aanpakken. Belemmeringen zijn o.a. wegvallende sociale verbanden, primaire focus op eigen (persoonlijk of groeps) belang. • Zelf doen: het doel is, dat wijkbewoners en bewonersorganisaties zo weinig mogelijk afhankelijk zijn van professionele organisaties, maar hun eigen boontjes kunnen doppen. Belemmering is o.a. de toenemende complexiteit van (regelgeving in) de maatschappij.
Activiteiten, die ontplooid worden in het kader van DOEN! passen binnen één of meer van de thema´s en gericht zijn op het opheffen van de belemmeringen.

Maatwerk leveren voor bewoners is de doelstelling van het gebiedsgericht werken:
1. Gemeentelijk beleid wordt beter afgestemd op wensen en visies van wijken en dorpen.
2. Bewoners krijgen meer invloed op de leefbaarheid in hun wijk of dorp.
3. Maatregelen en activiteiten worden daadwerkelijk en vlot uitgevoerd.
4. Gemeentelijke diensten en sectoren stemmen hun beleid en de uitvoering daarvan beter op elkaar af.
5. Goede samenwerking en afstemming van activiteiten met externe partijen zoals de politie, woningbouwcorporaties, welzijnsorganisaties en scholen.

3.4.4 Waar kun je verbindingen maken

DOEN! wil zo veel mogelijk verbindingen aanbrengen.
• verbinding met bestaande middelen (voorbeelden: het realiseren van intensieve burgerparticipatie bij een al bestaand plan voor fysieke herinrichting; het realiseren van een brommerwerkplaats met gebruik van middelen voor jeugdwerkloosheid). Doel: matching van middelen.
• verbinding tussen de verschillende partijen die in de wijk actief zijn (wijkpanels, wijkverenigingen, woningcorporaties, zorginstellingen, welzijnsinstellingen, bedrijven, scholen, sportverenigingen, kerken, moskeeën, diverse gemeentelijke afdelingen e.d.). Doel: bereiken van synergie en samenwerking.
Bij alle activiteiten in het kader van DOEN! is sprake zijn van één of meer verbindingen, maar altijd moet er sprake zijn van verbinding met de wijkbewoners.

Gebiedsgericht werken is een instrument om fysiek, sociaal en veilig op elkaar af te stemmen. Daar zijn verbindingen voor nodig. Er is een duidelijke verbinding met de onderwerpen die in het thema Werk zijn beschreven: Wijkacademie, IPW/Frontlijnsturing richt zich heel erg op de wijk in, mensen opzoeken. Verbinding verder op:
• processen en ontwikkelingen in de wijken.
• inzet tussen allerhande organisaties ( intern en extern) op wijkniveau.

3.4.5 Wat is er nog nodig / wat maakt het verschil

DOEN!:
• Basisvertrouwen in bewoners:
Met een lege agenda naar de bewoners gaan, zonder zelf als overheid eigen plannen te willen bewerkstelligen.
• Wijkgericht denken:
Ook de betrokken wijkorganisaties zijn verplicht mee te denken en mee te doen vanuit het bewonersperspectief.
• Een adviesplatform oprichten:
De ingediende plannen worden door de bewoners zelf getoetst in een adviesplatform.

[Alleen jammer dat soms daar de ene buurt een plan van een andere buurt in het gebied van die andere buurt, de grond in trapt. (praktijkgeval)]

• Ondersteuning op maat:
Alleen waar nodig het bewonersinitiatief ondersteunen
• Middelen:
het adviesplatform van bewoners heeft een behoorlijke stem in de financiering van projecten.
Het geïnvesteerde geld moet vooral ten goede komen aan de uitvoering van bewonersinitiatieven en mag niet aan bijvoorbeeld organisatiekosten en ondersteuning opgaan.

[Door de financieringssystematiek bij de gemeente gaat steeds een flink deel van het geld op aan loonkosten van de ambtenaren. Hoe die ambtenaren dan betaald hadden gekregen als een bepaald project, voorzien van extern doen-geld, er niet was geweest, is duister. Of stuurt de gemeente die ambtenaren dan voor zoveel uur naar huis? Dat dacht ik toch niet.]

Gebiedsgericht werken:
• meer maatwerk in verwachtingen van het wijkpanel.
• meer dagelijks management van integraal gebiedsgericht werken in de organisatie.
• afstemming van informatievoorziening zowel over de werkwijze als over beleid, plannen en maatregelen kan beter worden afgestemd op de informatie behoefte van de panels.
• mogelijk invoeren van een calamiteitenpotje waarmee versneld ingesprongen kan worden op wensen en problemen.

3.4.6 Resultaten

DOEN!:
• De oplevering van een 70 tal projecten in het oostelijke deel van de stad Leeuwarden, waar in alle gevallen een duidelijke relatie is met originele bewonersinitiatieven.
Voorbeelden: een internationaal kookspektakel, buurttheaterproducties, verbouwingen van buurthuizen, heringerichte parkeer, groen- en speelterreinen, opgeknapte binnenterreinen van flats, beauty and the beast (een meidenprogramma Grote en kleine projecten door elkaar, amuses en hoofdgerechten verschillend van smaak.), verbouwde jongerensoos, opgeknapt scoutinggebouw, een zakgeldproject, een onderzoek naar een wijkrestaurant, een cursus website bouwen, aanschaf AED apparatuur in buurthuizen, een kerstmarkt, community art-project de Totempaal, de herinrichting van een stadspark, een vissteiger, Turkse danskleding, een speeltuin ism een Cruyffcourt, fietsenstandaards, etc.;
• Herwonnen vertrouwen in de gemeentelijke organisatie: niet praten maar doen;
• Geloof in eigen kunnen van de bewoners versterkt: het eigen plan in de buurt wordt werkelijkheid.

Gebiedsgericht werken:
• grotere vrijheid panels voor wat betreft besteding budgetten.
• grotere acceptatie van beleid door burgers.
• verbetering integraal werken.
• snellere afhandeling van klachten.
• het wijkprogramma is een bruikbaar instrument voor informatievoorziening en afstemming activiteiten.

3.5 Aanvalsplan Laaggeletterdheid

3.5.1 Visie

Een boodschappenlijstje maken, een formulier invullen, een treinkaartje kopen bij de automaat, je kinderen voorlezen uit een spannend boek of een werkinstructie lezen is voor velen de gewoonste zaak van de wereld. Maar anderhalf miljoen Nederlanders hebben moeite met lezen en schrijven. Ze zijn daardoor onvoldoende toegerust voor de eisen van de moderne kenniseconomie. Bovendien is laaggeletterdheid een bron van sociale, politieke en culturele uitsluiting. Enerzijds is het voorkomen van sociale uitsluiting synoniem voor participatie. Anderzijds is het verminderen en voorkomen van functioneel analfabetisme een mogelijk middel om mensen toe te leiden naar werk.

[Het gaat er dus niet om dat men beter leert lezen en schrijven, maar dat men aan het werk wordt gezet. Dat terwijl normaal leren lezen en schrijven zo belangrijk is, dat het een doel op zich hoort te zijn.]

3.5.2 Beschrijving activiteiten

Met het aanvalsplan laaggeletterdheid voor de periode 2006 – 2010 wil de regering het probleem krachtdadig en offensief aanpakken.Het aanvalsplan volgt de levensloop van de opgroeiende, lerende en werkende mens. De gedachte achter deze brede benadering is dat laaggeletterdheid voorkomen is beter dan laaggeletterdheid genezen. Nieuw aan het plan is dat ook werkgevers actief in de strijd tegen laaggeletterdheid worden betrokken. Hun bijdrage zal onder meer vorm krijgen in cursussen voor laaggeletterde werknemers.

3.5.3 Doelstellingen

De ambitie van het aanvalsplan is om in 2010 de volgende zes mijlpalen te bereiken: 1.) het percentage leerlingen voortgezet onderwijs dat op onder het leesniveau 1 van 11% terug te dringen naar 10%.
2.) het aantal werkgevers dat actief bijdraagt aan de bestrijding van lamageletterdheid met 50 tot 100% te vergroten.
3.) De totstandkoming van 9 provinciale aanvalsplannen en een aanzienlijk aantal gemeentelijke aanvalsplannen.
4.) De uitvoering van lokale en regionale leesbevorderingplannen in een meerderheid van de gemeenten.
5.) De verhoging van het aantal deelnemers aan alfabetiseringscursussen tot rond de 12.500.
6.) De verbetering van de effectiviteit met betrekking tot de bestrijding van laaggeletterdheid door onderzoek, monitoring en internationale samenwerking.

[Zoals men ziet, barst het weer van de "aanvalsplannen" tegen de "lama's", of de "lamageletterdheid". (zie bij punt 2 hieroven...) Oorlog tegen de lama's dus... Welke idioot verzint dergelijke termen?]

In dit alles zal OCW een belangrijke regierol nemen.

Kengetallen:
• 13% van de volwassen bevolking is analfabeet (ongeletterd).
• Ongeveer 20 % van de mensen in Nederland heeft onvoldoende lees- en schrijfvaardigheden om adequaat te functioneren in de kenniseconomie.
• 7% van de jongeren tussen 16 en 24 jaar is functioneel analfabeet.
• 67% van de functioneel analfabeten is autochtoon en 33% is allochtoon.
• 17% van de functioneel analfabeten is werkeloos en 32% zit in de laagste inkomenscategorieën.
• 28% van de beroepsbevolking heeft geen formele startkwalificatie.
3.5.4 Waar kun je verbindingen maken

Verbanden liggen er met volwasseneneducatie (WEB), inburgering (WI) en WWB. Belangrijker partijen in het veld op ontwikkelingsniveau zijn: Stichting Lezen en Schrijven, Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP) en Educatieve Televisie (E-TV) dit zijn partijen die in opdracht van OCW gemeenten ondersteunen bij het ontwikkelen van een aanvalsplan, mogelijke in te zetten instrumenten, samenwerking met andere partijen etc.

4 FINANCIËN
De beleidsterreinen die in deze nota aan de orde zijn worden vanuit verschillende programma’s in de begroting gefinancierd. Het vaststellen van deze visienota op zich leidt niet tot financiële consequenties.
Daarom nemen we hier ook geen uitgebreide finaciële paragraaf op.
We maken met betrekking tot financiële aspecten alleen een paar algemene opmerkingen.

Participatie is een relatief nieuw woord in het beleid van het Rijk en de gemeente. Er zijn en worden beleidsvoornemens en ambities uitgesproken. De komst van het Participatiefonds gaat echter niet gepaard met extra geld vanuit het Rijk om de participatie verder vorm te geven en te versterken.

Om participatie op de kaart te zetten en te intensiveren moet er een extra inzet gepleegd worden en daar waar we als verdere uitwerking van deze visie meer of andere activiteiten voor een bredere doelgroep dan op dit moment willen uit gaan (laten) voeren kan dat tot extra activiteiten leiden.
Bij de nadere uitwerking van het beleid zal dus moeten blijken tot welke extra activiteiten dat leidt, hoeveel dat kost en hoe dat gedekt moet worden.
We moeten ervoor waken dat de financiering het beleid gaat bepalen.

Er moet optimaal gebruik worden gemaakt van samenwerking tussen betrokken partijen. Dit vereist goede coördinatie. Het bevorderen van de coördinatie en het beter doen samenwerken van betrokken partijen kan (incidenteel) extra geld kosten (denk aan een coördinator, overlegstructuren, expertmeetings).
Daarom moet goed gekeken worden naar de mogelijkheden om bij de verdere uitwerking van deze nota op een slimme en creatieve wijze te werk te gaan. We moeten ons voortdurend afvragen waar we zelf het beste in zijn, en wat we door andere partijen laten doen..


Einde tekst van de nota Niemand aan de kant. Commentaar tussen blokhaken. []