Aan de gemeenteraad van de gemeente Leeuwarden en aan de leden van de commissie bestuur en middelen

Onderwerp: Tarieven O.Z.B. voor 2001

Leeuwarden, 22-11-2000

Geachte Raadsleden en leden van de Cie B&M.,

Deze brief is gebaseerd op twee Commissiestukken:

a. Het 'Behandelvoorstel' d.d. 11-10-2000 inzake de ontwikkeling van de OZB-tarieven in 2001 en het treffen van een voorziening voor risico's van objecten met een economische waarde gelijk aan of groter dan ¦5.000.000."

Op 18-10-2000 is na een weigering ons dit stuk te verstrekken, een verzoekschrift ingediend op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur. (WOB)
Op 2-11-2000 ontvingen wij hierop bovengenoemd stuk.
Bij deze willen wij die raadsleden bedanken die ons hierover e-mail stuurden of schriftelijke vragen stelden aan het College. (NLP)

b. Het voorstel van B&W (incl. een Memo d.d. 10-11-2000) t.b.v. de vergadering van de Commissie Bestuur en Middelen van 22-11-2000: "Vaststellen belastingverordeningen 2001".

Wij beperken ons tot de OZB-tarieven. Over de tarieven Afvalstoffenheffing 2001 stuurden wij U reeds een brief. De overige tarieven behoren niet tot de z.g. 'additionele woonlasten' en vallen buiten ons werkterrein.

Opmerkingen over stuk 'a'; de ontwikkeling van de tarieven OZB d.d. 11-10-2000:

Van 1994-1999 (Leeuwarden was 'wetsfictie' gemeente) is een sprong van 5 jaar en de waardestijgingen zowel per waardecategorie als per type woning zijn gigantisch. (blad 4) De goedkopere woningen stijgen het meest in waarde, maar het opvallendst is de ongelijkmatige waardestijging per type woning: Een enorme uitschieter vormen de boven-, beneden-, portiek-, en etagewoningen met 112% stijging!
O.i. wijst dit op een forse druk op dit 'marktsegment': Als er geen vraag naar was geweest, had deze waarde nooit zo sterk kunnen stijgen. Iets ter overdenking bij Stedelijke Vernieuwing en het voornemen om vooral flats en andere goedkopere woningen te slopen?

Hoofdprincipe is dat de OZB-opbrengst gelijk blijft. (blz. 7) De totale OZB-opbrengst wordt o.a. gecorrigeerd met de leegstand. Deze zou 2,4% zijn.
Afgezien van de vraag of het percentage wel klopt ('vervuiling' GBA): Doet de leegstand wel ter zake voor wat betreft het eigenaarsdeel OZB? Alle objecten hebben, leeg of niet, toch altijd een eigenaar?

Op resp. blz. 7 en blz. 11 ev. worden de effecten van de voorgestelde tarieven zonder en met tariefdifferentiatie uitgewerkt in tabelvorm.
Deze tabellen zeggen echter weinig, omdat bv. een WOZ-waarde 1994 van ¦50.000 nu pakweg ligt op een WOZ-waarde van ¦106.000,- (Waardestijging 112%)
Het was o.i. beter geweest dat effect ook in tabelvorm te laten zien. De Leeuwarder Courant deed dat wel door enige tabellen te combineren.
Dat gaf het volgende beeld:


Uit de Leeuwarder Courant van 12-10-2000:

VAN 10 PROCENT MINDER TOT 42 PROCENT MEER


Opmerking: Als in de voorbeelden A t.m. F (merkwaardigerwijs niet voorbeeld G !) ondanks de lagere tarieven per ¦5000,- WOZ-waarde meer moet worden betaald door de fors gestegen waarden, is het ons niet duidelijk hoe B&W kunnen stellen dat "de geraamde opbrengst gelijk is gebleven aan 2000". (Blad 5) Dit zou alleen waar kunnen zijn indien erbij wordt verteld dat echter het bij de OZB ingebouwde rioolrecht fors is gestegen.

Gezien de forse stijgingen kiezen we voor een tariefsysteem zoals B&W dat voorstellen met maximale tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen. Tevens kiezen we voor maximale tariefdifferentiatie per tarief tussen eigenaarsdeel en gebruikersdeel voorzover de wet dat toestaat.
Reden: De grootste stijgingen WOZ-waarde zitten bij de goedkopere woningen, waaronder veel huurwoningen. Het gebruikersdeel is voor rekening van de huurders, het eigenaarsdeel voor de woningcorporaties. Laatstgenoemden zullen hun deel ongetwijfeld willen verdisconteren middels de jaarlijkse huurstijging die dan bv. geen 2,5% wordt in een bepaald complex, maar 3,5%.
Per slot moet het geld toch ergens wegkomen...
Kortom: Dergelijke stijgingen hebben indirect een verhogend effect op de huren van de goedkopere woningen. Wij hopen er op, dat de corporaties niet de totale stijging van het eigenaarsdeel zullen doorberekenen via de jaarlijkse huurverhoging.

Opmerkingen over stuk 'b', het vaststellen van de belastingverordeningen 2001.

Wij vinden het een wijs besluit van B&W om alsnog geen verhoging van de risicoreserve middels de tarieven door te voeren. Het heeft weliswaar geen groot effect op de tarieven (scheelt ¦4,- bij ¦100.000,- WOZ-waarde) maar is principieel juister: Het hoort tot de normale overheidstaken om bezwaarschriften te behandelen. Burgers horen daarvoor niet nog eens extra te moeten betalen.

Kwijtscheldingsbeleid (Blad 3): Gesteld wordt dat voor het eigenarendeel-OZB geen kwijtscheldingsverzoek kan worden ingediend. Wij zijn het hiermee oneens. Mensen met een koophuisje kunnen door omstandigheden buiten hun schuld in de problemen zijn geraakt. Ons voorstel is om ook voor het eigenaarsdeel OZB kwijtschelding mogelijk te maken voor de goedkoopste koopwoningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Men is eigenaar-bewoner.
  2. De nieuwe WOZ-waarde is niet hoger dan ¦75.000,- (uiteraard arbitrair bedrag!)
  3. De aanvrager voldoet aan de overige criteria voor algehele of gedeeltelijke kwijtschelding.

Invordering OZB: De OZB-aanslag kent enige wettelijke vervaltermijnen.
Daarna moet alles betaald zijn. Gezien de forse stijgingen van de aanslagen vinden wij:

Nadat de wettelijke vervaltermijnen zijn verstreken behoort iemand in principe de OZB te hebben betaald. Als dat niet gebeurt, zal de gemeente het geld moeten invorderen. Deze invordering is een gemeentelijke verantwoordelijkheid en kan op verschillende manieren worden uitgevoerd:
Meteen 'hard' invorderen (deurwaarder erbij) of eerst kijken wat er in individuele gevallen aan de hand is en vragen om contact op te nemen. Is er geen sprake van onwil maar onmacht, dan stellen wij voor om in dergelijke gevallen aan te sturen op een betalingsregeling, die inhoudt dat de OZB-schuld in termijnen wordt afbetaald, als alles maar voor 31-12-2001 is betaald. Tevens dient te worden nagegaan of betrokkene wellicht volgens de criteria recht had gehad op kwijtschelding, maar dat niet aanvroeg.

Wij zien geen kans om de schoksgewijze ongelijkmatig verlopende stijgingen van de WOZ-waarden (en daarmee de ongelijkmatig verlopende OZB stijgingen) van de waarde- en typecategorieën binnen het wettelijk kader van de Wet Waardering Onroerende Zaken met een voorstel wat te egaliseren. Deze zijn inherent aan de WOZ-systematiek.
U wilt als Raad de OZB eigenlijk wel afschaffen, zo begrepen we uit de pers.
Wij ook.
U wilt deze vervangen door een lokale belastingheffing.
Daarover zijn we minder enthousiast, omdat daarmee weer een lappendeken van afwijkende regelgeving over het land wordt gelegd en zo'n lokale belasting niet per definitie rechtvaardiger hoeft uit te pakken.
Liever zagen we landelijk een kleine verhoging van de directe belastingen (loon- en inkomstenbelasting; draagkrachtbeginsel) waarbij het Rijk het meerdere terugstort in het Gemeentefonds. (Verhoging Rijksbijdrage Gemeentefonds) Wij onderkennen het risico dat het Rijk dan verdeelsleutels maakt en tegelijk de geldstroom 'afknijpt'; cq. gaat bezuinigen. Wij hebben ons altijd verbaasd over dat soort verschijnselen: De ene bestuurslaag die in feite de andere bestuurslaag in de wielen rijdt. Met een dergelijke 'cultuur' zou de politiek in zijn algemeenheid anno 2000 toch eens moeten afrekenen, vinden wij.

Hoogachtend,

secretaris Ver. PEL