Brief aan Raad en commissie Bestuur en Middelen over rioolheffing 2006


Relevante link o.a.: 'Rioolheffing keert terug, maar naar waarde huis'.


Onderstaande brief werd op 8/7/2005 verzonden aan de gemeenteraad en aan de leden van de commissie Bestuur en Middelen i.v.m. vergadering van de commissie Bestuur en Middelen op 11/7/2005 over het opnieuw invoeren van een rioolheffing in Leeuwarden in 2006 en in vervand met de vergadering van de Raad van 18/7/2005 waar dit onderwerp ook op de agenda staat:


VERENIGING PLATFORM EEN- EN TWEEPERSOONSHUISHOUDENS LEEUWARDEN
POSTBUS 2602 8901 AC LEEUWARDEN
TELEFOON: 058-2671636
E-mail: root@pel.xs4all.nl Website: http://verenigingpel.nl


AAN DE LEDEN VAN DE GEMEENTERAAD
VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN
POSTBUS 2602
8901 AC LEEUWARDEN

Onderwerp:
- Rioolheffing 2006.

Leeuwarden,8/7/2005

Geachte raadsleden,

deze brief is bestemd voor alle raadsleden en in het bijzonder voor die raadsleden die tevens zitting hebben in de Commissie Bestuur en Middelen.
Op maandag 11/7/2005 vergadert u in deze commissie o.a. over een voorstel van het College van B. en W. om in 2006 weer rioolheffing in te voeren en tevens over een voorstel van ChristenUnie, D66, PAL/GroenLinks en FNP om dat dan te doen op basis van het waterverbruik.
Omdat het hier gaat om additionele woonlasten, willen wij u hierover onze mening geven.

1. Het lijkt onvermijdelijk dat de gemeente nu weer een rioolheffing invoert, omdat het Rijk in 2006 wel qua geld compensatie geeft voor de afschaffing van het gebruikersdeel OZB voor woningen, maar niet voor dat gebruikersdeel inclusief een daarin tevens verwerkte 'opslag' voor de rioolheffing.

2. Op zich zijn wij voorstander van het terugdringen van alle indirecte belastingen t.g.v. de directe belastingen en daarom in zoverre ook voor afschaffing van de hele OZB. Zolang dat echter nog niet landelijk is geregeld, zal voor het wegvallen van een deel van de gemeentelijke belastingen (riooldeel in gebruikersdeel OZB woningen zou 2,3 miljoen euro zijn) compensatie gezocht moeten worden.

3. In het Collegevoorstel wordt gekozen voor variant V:
Een rioolrecht eigenaren plus een rioolrecht gebruikers (gebruikers in de zin van de OZB, t.w.: niet-eigenaren) met als verdeelsleutel: De WOZ-waarde.

4. Bij alle panden die op het riool zijn aangesloten, gaat het in feite om twee dingen:
a. Het 'genot' van het feit dat het pand op het riool is aangesloten.
b. Het gebruik dat vanuit dat pand van het riool wordt gemaakt.

a. Inzake het 'genot' van de aansluiting zelf:
In eerste instantie lijkt het logisch dat te koppelen aan de status 'eigenaar' en aan een vast bedrag. Een koppeling aan de WOZ- waarde voor de eigenaar gaat uit van de gedachte dat de eigenaar van een duur pand meer heeft aan het feit dat de aansluiting er is, dan de eigenaar van een goedkoop pand. Wij gaan er van uit dat dit feit voor alle eigenaren even belangrijk is. Dit zou dan pleiten voor een vast bedrag voor het eigenaarsdeel rioolheffing.
Echter: Zowel een vast bedrag als een bedrag op basis van de WOZ-waarde gaan er van uit dat er via de OZB niet wordt betaald voor het feit dat er een aansluiting is. Dat is echter onjuist: Indien een pand vandaag een aansluiting heeft en een bepaalde recente WOZ-waarde kreeg toegekend, zou die WOZ-waarde morgen bij hertaxatie fors dalen indien vanaf morgen dat pand geen aansluiting meer had.
M.a.w.: Het feit dat de aansluiting er is, zit al verdisconteerd in de WOZ-waarde en daarmee in de hoogte van de te betalen OZB.
Conclusie is dan ook dat eigenaren van panden al hebben betaald voor het feit dat er een aansluiting op het riool ligt. Daarom dient er geen eigenaarsdeel rioolheffing te worden ingevoerd. Het eigenaar zijn van een pand is geen goed criterium voor de rioolheffing.

b. Inzake het gebruik dat van de aansluiting wordt gemaakt:
Het Collegevoorstel gaat uit van een gebruikersdeel (in de zin van de OZB-terminologie) gerelateerd aan de WOZ-waarde.
Een gebruiker is dan: Een huurder, een eigenaar-bewoner, een huurder van een bedrijfspand of een eigenaar van een bedrijfspand die zijn pand niet heeft verhuurd maar hier zelf zijn bedrijf uitoefent.
Welke logica heeft het om het daadwerkelijk gebruiken van het riool te koppelen aan de WOZ-waarde?
Niet meer dan: Voor 'ons' (het College) is dit het makkelijkste, want de WOZ-waarden hebben we toch al in huis. Volgende stap wordt dan het koppelen van de gemeentelijke afvalstoffenheffing aan de WOZ-waarde?

5. Juridisch: Op blz. 8 onder "3.3 Kostentoedeling" stelt het College o.a.: "Het beleidsmatig onderbouwen van de redelijkheid van een gekozen kostenverdeling levert volgens de jurisprudentie nogal eens problemen op. In verband daarmee heeft vanuit juridisch oogpunt een variant waarbij alleen wordt geheven van gebruikers of van eigenaren de voorkeur."
In dat verband begrijpen wij de keuze van het College voor zowel een eigenaarsdeel als een gebruikersdeel rioolheffing niet.

6. Wij zijn van mening dat variant II, t.w. het door vier partijen ingediende "Initiatief rioolrecht op basis van waterverbruik" de eerlijkste variant is qua kostenverdeelsleutel.
Of deze variant wel/niet zal leiden tot waterbesparing weten wij niet en of het College nu wel of niet kiest voor waterbesparing is ons niet duidelijk:

Op het voorblad van hun voorstel betoogt het College t.a.v. variant II: "Daarnaast leidt zij niet tot de gewenste gedragsveranderingen (terugdringing waterverbruik)"
Via een verdeelsleutel van de kosten op basis van WOZ-waarde wel?
Op blz. 20 stelt het College: "Voor het geval het waterverbruik wel substantieel zou teruglopen (bij een verdeelsleutel op basis van waterverbruik), zou dit zelfs schadelijk kunnen zijn voor de goede werking van het riool."
Kortom: Op dit punt is het Collegevoorstel ambivalent. Overigens denken wij dat de waterprijs ook zonder rioolheffing verder zal stijgen en dat dit zal leiden tot het treffen van waterbesparende maatregelen door particulieren, net zo als het indertijd kwam tot energiebesparende maatregelen toen de gasprijzen stegen.

7. Het College doet er alles aan om variant II zo negatief mogelijk af te schilderen. Zo wordt betoogd dat met name bij terugkeer naar een systeem zoals we voor het jaar 2000 hadden (zie blz. 3 onder '1. Historie' in Collegevoorstel) waarbij eenderde deel van de kosten werd omgeslagen naar de (grotere) verbruikers (meer dan 299 kub.m. water) een verschuiving van belastingdruk zal optreden van hogere naar lagere inkomens en van niet-woningen naar woningen.
De boodschap is: Een verdeelsleutel op basis van het waterverbruik is slecht voor lagere inkomens.

De voorgeschiedenis laat echter een ander beeld zien:
Op 20/12/1999 besloot de Raad in een extra raadsvergadering om het toenmalige rioolrecht in de OZB op te nemen. In een intern stuk d.d. 1/9/1999 "Samenvatting uitkomsten verschillende varianten rioolheffing (ten opzichte van de situatie 1999)" had het toenmalige College naar het schijnt in besloten vergadering een stuk overhandigd waarin voordelen/nadelen van diverse groepen in een vierkantsoverzicht waren opgenomen m.b.t. vijf varianten die toen aan de orde waren.
De gekozen variant "Geen rioolrecht alles via ozb" gaf alleen aan als "voordelig":
'Eigenaar/gebruiker woning tot f 80.000', 'Verhuurder woning tot f 140.000' en 'Bedrijf 2, waterverbruik 1.100.000 kub.m./jr'.
Dergelijk bedrijf met een hoog waterverbruik ging volgens bedoeld overzicht f 709.903 minder per jaar betalen, de twee andere groepen bespaarden daarmee hoogop f 115 per jaar.
Kortom: Er heeft toen een flinke verschuiving plaats gehad van met name bedrijven die veel water verbruikten naar m.n. huurders. Omdat er veel huurders waren, werden deze kosten weliswaar uitgesmeerd over hen allen, maar het bleef een verschuiving van lasten. Een verdeelsleutel op basis van waterverbruik draait juist o.i. deze klok weer terug, zij het dat het een wat ander systeem moet zijn dan in 1999 en voorgaande jaren. (toenmalige juridische problemen)

Op blz. 15 onder 'B Subtotaal rioolrechten' worden bij variant II en V appels en peren vergeleken:
Bij 'Rioolrecht woningen gebruikers' betekent het woord 'gebruikers' bij variant II niet hetzelfde als bij variant V.

In variant II is een gebruiker een *water*gebruiker. Dat zijn:
Huurders *plus* eigenaren die zelf hun woning/pand bewonen cq. gebruiken. Een eigenaar-verhuurder die in Leeuwarden woont betaalt voor het door hemzelf bewoonde pand ook, omdat hij ook gebruiker is van water. In deze variant doet het er niet meer toe of men huurder of eigenaar is.
In variant V is een gebruiker alleen een huurder van een woning of van bedrijfsruimte. Variant V steunt op de WOZ- waarde en de OZB-definitie van "gebruiker".

Het bedrag van 3,7 miljoen euro dat 'gebruikers' in variant II kwijt zouden zijn, slaat in werkelijkheid dus op zowel huurders als eigenaar-bewoners samen. In variant V is dit bedrag 1,7 plus 2,8 miljoen euro is samen 5,0 miljoen euro.

Bij de niet-woningen geldt: In variant II betalen huurders plus eigenaren (alleen waterverbruik telt) 6,2 miljoen euro en in variant V samen 4,2 miljoen euro.

Conclusie: Variant II is voor woninghuurders en eigenaren 1,3 miljoen euro goedkoper van variant V.
Variant II is voor huurders en eigenaren van bedrijfspanden 2 miljoen euro duurder dan in variant V.

Kortom: Bij de keuze van het College wordt de rekening juist *niet* gelegd waar die thuishoort, namelijk bij de (groot)verbruiker.
"De bedrijven betalen nu al genoeg belasting. We willen ze niet nog hoger belasten", stelde wethouder Krol volgens de Leeuwarder Courant van 29/6/2005. Kennelijk geldt het profijtbeginsel nu niet meer.

M.b.t. de voorbeelden op huishoudensniveau: Rekenen wij de rioolheffing per kub.m. water door voor alle voorbeelden, dan is de conclusie dat er gerekend is met een degressief tarief per kub.m. ofwel: Naarmate meer water wordt verbruikt, wordt de rioolheffing per kub.m. goedkoper. Zo betaalt in variant II iemand met 45 kub.m. waterverbruik 1,6 euro rioolheffing per kuub en het bedrijf 1,45 euro per kuub, terwijl uiteraard de eigenaar-verhuurder wel degelijk wordt belast op basis van zijn eigen waterverbruik.
Wij zagen het liefst noch een progressief noch een degressief tarief. In zoverre vormde de eis in het initiatiefvoorstel dat een huishouden van 3 personen met een standaardverbruik van 135 kub.m. water/jaar, niet meer hoeft te betalen dan nu, de enige echte bottle-neck, die o.i. pas qua uitvoerbaarheid nader is te bekijken aan de hand van enige rekenscenario's. Het gaat ons nu echter vooreerst om het hoofdprincipe: De verdeelsleutel van de kosten.

N.B.: Bij een tarief van 9,1 miljoen euro gedeeld door 6,5 miljoen kub.m. waterverbruik komen wij op een rioolheffing van 1,40 euro/kuub is 189 euro/jaar voor een gemiddeld gezin. Daar staat tegenover dat het OZB-gebruikersdeel woningen vervalt.

Samengevat: Wij denken dat het initiatiefvoorstel van de vier partijen voldoende argumenten bevat om te kiezen voor een verdeelsleutel voor de rioolheffing op basis van het waterverbruik en dat geaccepteerd moet worden dat de uitvoeringskosten wat hoger zijn omdat de heffing via de waternota geïnd moet worden.

Mede namens de overige leden van het Dagelijks Bestuur teken ik,

met vriendelijke groet,

secretaris P.E.L.