Reactie Vereniging P.E.L. op:
Meerjarenbeleidskader
Werk en Inkomen (WWB)
'Expeditie Werk'


Onderstaande schriftelijke reactie werd op 17/6/2004 verzonden naar alle leden van de Raads Advies Commissie Welzijn in verband met de behandeling van dit agendapunt op woensdag 23/6/2004:


VERENIGING PLATFORM EEN- EN TWEEPERSOONSHUISHOUDENS LEEUWARDEN
POSTBUS 2602 8901 AC LEEUWARDEN
E-mail: root@pel.xs4all.nl URL website: http://clik.to/pel
--------------------------------------------------------------

Leeuwarden, 17/6/2004

Aan: de leden van de commissie Welzijn

Geachte leden van de commissie Welzijn,

Tijdens de vergadering van de commissie Welzijn op 23 juni aanstaande wordt het Meerjarenbeleidskader Werk en Inkomen ('Expeditie Werk') door u besproken. Hierbij enige opmerkingen onzerzijds.

Uitgangspunten
Het MWI hanteert twee uitgangspunten die worden samengevat onder de slogans 'Werk moet' en 'Werk boven inkomen'. 'Werk moet' dient niet al te serieus te worden genomen.
Volledige werkgelegenheid wordt - mogelijk met uitzondering van de SP - door geen enkele in het parlement vertegenwoordigde partij nagestreefd, aangezien het zou leiden tot moeilijk beheersbare looneisen.
'Werk boven inkomen' wordt door degenen die deze slogan hanteren natuurlijk evenmin serieus genomen (ze zouden er niet aan denken hem op zichzelf van toepassing te verklaren). Ze dient vooral om de afbraak van verworven rechten (arbeidsrecht, sociale zekerheid) te rechtvaardigen.

M.a.w.: beide bovengenoemde slogans zijn niet meer dan propagandamateriaal en worden door degenen die ze gebruiken uitsluitend en alleen gehanteerd als instrumenten om bovengenoemde politieke doelen te bereiken.
Positief verrast zijn wij overigens over de zakelijke toonzetting van het MWI. De quasi-therapeutische psychobabbels die vorige stukken nog zo ontsierden zijn nagenoeg geheel verdwenen. Hiervoor onze complimenten.

Werkgelegenheid
Wij constateren dat er een merkwaardige discrepantie bestaat tussen de verwachte uitstroom (tabel op blz. 2) en het aantal ingekochte trajecten (tabel op blz. 5). In 2005 wordt een uitstroom verwacht van 125, maar worden 950 trajecten ingekocht. In 2009 worden 950 trajecten ingekocht, maar bedraagt de uitstroom niet meer dan 175.
Voor 2005 zou dat betekenen dat van de 950 ingekochte trajecten er slechts 125 naar regulier betaald werk leiden. Tijdens de vergadering van de cliëntenraad van 7 juni jl. erkenden de aanwezige ambtenaren deze discrepantie ook. Hun verweer luidde dat de meeste trajecten inderdaad niet naar werk leiden, maar dat het altijd beter is iets te doen dan niets.
Een merkwaardig standpunt dat in elk geval de charme van de eenvoud bezit. Feitelijk is hier natuurlijk sprake van volksverlakkerij: veruit de meeste trajecten hebben op kortere of langere termijn uitstroom naar regulier betaald werk als officiële doelstelling, een doelstelling waarvan het college zelf toegeeft dat ze die in nog geen 15% van de gevallen waar kan maken.

Daarnaast zijn wij van mening dat publieke middelen besteed moeten worden aan datgene waar ze voor bedoeld zijn: in dit geval zijn ze bedoeld om mensen aan het werk te krijgen, niet om bezigheidstherapieën op te zetten of het college een dynamische indruk te laten wekken.

Uitstroomversterking gericht op werkervaring
Ons is het een raadsel waarom er voor de groep relatief kansrijken een grote behoefte is aan uitstroomversterkend aanbod gericht op werkervaring. Deze stelling wordt nergens onderbouwd.
Ze lijkt ook niet erg voor de hand te liggen: zou het niet veel logischer zijn te stellen dat er juist voor de minder kansrijken behoefte is aan genoemd aanbod?
Inhoudelijk is het voorstel van het college nog veel erger dan gevreesd mocht worden. Eerst een half jaar werken voor niets, daarna een half jaar voor het minimumloon (ook allesbehalve een vetpot) en daarna in veruit de meeste gevallen terug naar de bijstand (denk aan de eerder genoemde 950/125 verhouding).
Het is ook veelbetekenend dat het college zich niet uitlaat over de overige randvoorwaarden. Over eventuele verdringingseffecten wordt niets gezegd, terwijl algemeen bekend is dat een dergelijk verdringingseffect bij gesubsidieerde arbeid op grote schaal is opgetreden, en het risico in de voorgestelde opzet natuurlijk aanmerkelijk groter is. Naast de 'halfjaar-eis' worden er nog een groot aantal eisen gesteld aan het werken met behoud van uitkering (zie de Memorie van Toelichting op de WWB). Het college noemt deze voorwaarden nergens, mogelijk omdat men van plan is met die voorwaarden uitgebreid de hand te lichten.
Het college kan ons ongelijk in deze bewijzen door ze te noemen, te becommentariëren en te verklaren zich er aan te houden.
Merkwaardigerwijs motiveert het college nergens waarom een periode van werken met loonkostensubsidie voorafgegaan dient te worden door een periode van werken met behoud van uitkering. Wanneer geargumenteerd mocht worden dat dit noodzakelijk is om een bepaald minimumproductieniveau te halen, dan lijkt dat ons een ondeugdelijke redenering. Juist de groep kansrijken op wie deze regeling doelt bezit dit minimumniveau al.

Tijdens eerdere discussies in de cie. Welzijn over dit onderwerp gaven enkele collegepartijen duidelijk aan de periode van werken met behoud van uitkering te willen beperken tot een periode van maximaal drie maanden. Het college rekt dit op tot een periode van 6 maanden, alweer zonder dit te motiveren.

Wat ons betreft zijn er twee mogelijkheden:
- De periode van een half jaar werken met behoud van uitkering wordt in zijn geheel geschrapt.
Er is uitsluitend nog sprake van een half jaar werken met een loonkostensubsidie. Deze optie heeft onze voorkeur.
- De periode van werken met loonkostensubsidie wordt uitgebreid van een half jaar tot een jaar.
Het college dient dan echter per individueel geval wel grondig te motiveren waarom een dergelijk lang traject noodzakelijk is voor iemand die relatief kansrijk wordt geacht. Ten dele kan dit bekostigd worden door het grootste deel van de aan te kopen trajecten over de komende jaren te schrappen.
Uit de door het college zelf aangeleverde cijfers kan afgeleid worden dat het overgrote deel van deze trajecten toch niet meer is dan een verspilling van publieke middelen. Het geld kan dan ook zinniger besteed worden door het in te zetten als loonkostensubsidie.
Mocht dit niet voldoende zijn dan stellen wij voor het vullen van de WWB-reservekas over een langere periode te spreiden.
- Vanzelfsprekend getuigt het van gezond verstand een reservepotje op te bouwen voor eventuele 'slechte tijden' en wij zouden er ook niet voor willen pleiten hier geheel en al van af te zien. Het lijkt ons echter niet dat de gemeente onevenredig grote risico's loopt door volledige vulling van de WWB-reservekas uit te stellen van eind 2005 tot eind 2006.

Gesubsidieerde arbeid
Over dit onderdeel zijn wij aanmerkelijk positiever. Het college constateert terecht dat er een maatschappelijke behoefte bestaat aan permanente gesubsidieerde arbeid voor degenen in het bijstandsbestand voor wie uitstroom richting reguliere betaalde arbeid geen realistische optie is. Het is natuurlijk wel jammer dat impliciet wordt uitgesloten dat het loon hoger zal zijn dan het Wettelijk Minimum Loon (WML). Wij zouden er op aan willen dringen dat het college bij het vaststellen van de lijst van instellingen die in aanmerking komen voor deze vorm van loonkostensubsidie de mate waarin deze instellingen bereid zijn een aanvulling op het WML te geven mede in haar overwegingen betrekt.
Over het al dan niet over moeten gaan tot gedwongen ontslag voor werknemers het volgende: het college lijkt te impliceren dat gedwongen ontslag voorkomen kan worden als gevolg van uitstroombevorderende maatregelen via het project Kansen Zien en Benutten. Wij nemen dit graag aan, maar het is voor derden niet mogelijk te beoordelen in hoeverre deze inschatting van het college terecht is. Graag zouden wij horen op welke concrete gegevens het college deze veronderstelling baseert.
Afgezien van deze kleine kritische kanttekeningen niets dan lof voor het voornemen van het college ruimte te creëren voor permanente gesubsidieerde arbeid.

Inkomen
De kretologie over 'Werk boven Inkomen' die om mysterieuze redenen ook hier weer opduikt laten wij verder voor wat hij is. Het inkomensondersteunend beleid van de afgelopen jaren is in onze ogen alleszins acceptabel geweest. De gemeente heeft de gaten die de landelijke overheid liet vallen zo goed mogelijk proberen op te vullen. Helaas zijn onder het regiem van de WWB de mogelijkheden voor de gemeente om inkomensondersteunend beleid te voeren aanzienlijk beperkter dan voorheen.
Over de meerjarenraming minimabeleid hebben wij wel enkele opmerkingen. De motie van november 2003 waarnaar het college verwijst is niet bedoelt voor twee jaar, maar voor drie jaar.
Het besluit van het college de 6 ton extra die men aan algemene uitkering zal ontvangen toe te voegen aan de algemene reserve wordt door ons betreurd. Wij dringen aan op een wat creatievere besteding, bijvoorbeeld om de gevolgen van het regeringsbeleid voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten te verzachten.

Handhaving
De doelstellingen van het lichtelijk ridicule concept Hoogwaardig Handhaven als geformuleerd op blz. 17 en het daaruit afgeleide streven van het college alle uitkeringsgerechtigden tot hardwerkende, gezagsgetrouwe en volgzame schapen om te toveren, interesseren ons maar matig, met name omdat dat streven - goddank - toch tot mislukken gedoemd is.

Een van de doelstellingen van Hoogwaardig Handhaven is echter buitengewoon eng. De overheid mag - en moet misschien wel - er naar streven dat burgers zich aan de wet houden.
De overheid dient er echter niet naar te streven de gedachten van burgers te beheersen.
Dat nu echter is precies wat het concept van Hoogwaardig Handhaven wel nastreeft. Het 'bevorderen van de acceptatie van wet- en regelgeving' is niet anders dan een poging van de overheid te bepalen wat burgers mogen denken. In feite wordt hier gesteld dat uitkeringsgerechtigden er een verkeerde denkwijze op na houden die door het gemeentelijk apparaat gecorrigeerd dient te worden, niet omdat de uitkeringserechtigde de wet overtreedt, maar omdat zij/hij die wet kritisch benadert.. Een overheid die oprecht de democratie en vrijheid van meningsuiting is toegedaan streeft er juist naar dat burgers kritisch nadenken over de wijze waarop de samenleving is ingericht. Een dergelijke overheid streeft er niet naar burgers in volgzame schapen te veranderen.

Financiën
Het financiële staatje op blz. 25 is onjuist. Het college voert ten onrechte 'kwijtschelding belastingen' als uitgavenpost op. De kwijtschelding van belastingen wordt echter verdisconteerd in de tariefstellingen, m.a.w. diegenen die wel belastingplichtig zijn betalen in feite iets meer om het verlies aan inkomsten door kwijtschelding op te vangen. Per saldo is hier dus absoluut geen sprake van een kostenpost voor de gemeente, maar van een kostenpost voor de belastingbetalende burger.

Namens de Vereniging PEL

Pyt van der Galiën

"Wanneer ik een woord gebruik", zei Humpty Dumpty smalend, "dan betekent dat woord precies wat ik wil dat het betekent - niets meer of minder".
"Het is de vraag," zei Alice, "of je woorden wel zoveel verschillende dingen kunt laten betekenen."
"Het is de vraag wie de baas is," zei Humpty Dumpty, "dat is alles".

Lewis Carroll, Through The Looking-Glass