Wij kregen een aantal nadere stukken die gaan over een soort 'Lang-Laag'
regeling in 2003 voor mensen die langdurig moeten rondkomen van een
sociaal minimum. Wij hadden op 26/3/2003 in ons bericht "Gemeente
Leeuwarden zwijgt over nieuwe eenmalige inkomensregeling voor langdurig
werklozen zonder arbeidsmarktperspectief" al bericht over het
feit dat de gemeente Leeuwarden hierover de Cliëntenraad niet had
ingelicht.
De verklaring die afdeling Sociale Zaken hiervoor gaf
tijdens het laatste overleg was, dat men hier zelf nog aan bezig was.
Dat is leuk en aardig, maar wij althans willen bij gelegenheid ook zelf
met voorstellen komen en niet altijd maar afwachten waar SZ mee komt.
Daarom is het belangrijk om vroegtijdig op de hoogte te zijn. Ook wij
hebben tijd nodig om dingen te bestuderen en we hebben er een hekel aan
om hapklare brokken van SZ voorgelegd te krijgen omdat het dan vaak te
laat is om nog iets bij te kunnen sturen. Gelukkig hebben we nu een
aantal stukken via andere weg gekregen.
Allereerst volgt hieronder de tekst van het verslag van een overleg op
13/2/2003 tussen staatssecretatis Marc Rutte van SZW en de Sociale
Alliantie over dit onderwerp:
Verslag van het overleg tussen Staatssecretaris Marc Rutte (SZW) en de Sociale Alliantie
Overleg vond plaats op 13 februari 2003 in Den Haag in het ministerie van SZW
Aanwezig waren:
Vanuit ministerie van SZW
staatssecretaris Marc Rutte
Paul van Kalmthout
Patricia Olton
Johan v.d. Graaf
Vanuit Sociale Alliantie
Agnes Jongerius
Josine Westerbeek-Huitink
Hub Crijns
Raf Janssen
Doel van gesprek
Uitwisseling van standpunten over de wijze waarop invulling gegeven
wordt aan de afspraak die gemaakt is in het najaarsoverleg tussen
kabinet en sociale partners dat huishoudens die langdurig moeten
rondkomen van een sociaal minimum en geen arbeidsmarktperspectief
hebben in 2003 een extra bedrag krijgen van resp. 450 (gezinnen), 400
(alleenstaande ouders) en 320 euro (alleenstaanden)
De standpunten
De Sociale Alliantie laat weten dat voor haar de zaak helder is:
bedoelde huishoudens moeten in 2003 gewoon 450, 400 of 320 euro erbij
krijgen. Daarbij is het criterium afgesproken van 'reeds 3 jaar of
langer moeten rondkomen van een sociaal minimum'. De minima hebben nu
al twee keer in de krant kunnen lezen dat ze dat extra bedrag krijgen:
één keer met kerstmis 2000 naar aanleiding van de door de tweede kamer
aangenomen motie van Saskia Noorman-den Uyl en één keer met kerstmis
2002 naar aanleiding van het najaarsakkoord tussen kabinet en sociale
partners. Ze hebben nog steeds niets ontvangen, omdat SZW en VNG
alsmaar in overleg blijven hoe de afspraak uitgevoerd moet worden of
het extra geld dat hiervoor wordt uitgetrokken wel voldoende is en wie
uiteindelijk de rekening mag betalen. Dat maakt mensen sceptisch over
beloften die door de politiek worden gedaan en arme mensen hebben al
niet zo'n groot vertrouwen in de politiek. De Sociale Alliantie dringt
daarom aan op een snelle uitvoering van de gemaakte afspraak in het
najaarsakkoord. De vakbeweging (FNV en CNV) heeft daarover reeds een brief gestuurd aan alle gemeenten in Nederland.
Daarin wordt de
gemaakte afspraak in het najaarsakkoord toegelicht en wordt aan
gemeenten gevraagd op zo kort mogelijke termijn een aanvang te maken
met de uitvoering van deze regeling.
Staatssecretaris Rutte geeft te kennen dat de afgesproken extra
bedragen van 450, 400 en 320 euro duidelijk zijn, maar dat bij de
formulering van de doelgroep in het midden gelaten is of dit zou
moeten gelden voor huishoudens die 3 jaar op sociaal minimum zitten of
5 jaar. Het ontwerp nieuwe bijstandswet hanteert een grens van 5 jaar;
veel gemeenten hanteren momenteel een grens van 3 jaar.
Het wordt
overgelaten aan de invulling die gemeenten willen geven in aansluiting
op het beleid dat ze thans reeds voeren voor bedoelde groep. Het is in
zijn ogen nooit de intentie geweest van de afspraak in het
najaarsakkoord om genoemde bedragen bovenop het reeds gevoerde
gemeentelijke beleid te geven.
De afspraak zoals hij die interpreteert
is dat het rijk in 2003 in overleg met de sociale partners aan de
gemeenten een extra bedrag geeft van 20 miljoen gulden om in
aanvulling op het beleid dat gemeenten reeds hebben ervoor te zorgen dat
genoemde huishoudens in 2003 genoemd extra krijgen. Hoe dit precies
uitgevoerd kan worden moet aan de autonomie van gemeenten worden
overgelaten; dit kan vanuit het ministerie niet voorgeschreven worden.
Wel kan vanuit het ministerie gevolgd en beoordeeld worden hoe gemeenten
de gemaakte afspraken invullen en het extra bedrag van 20 miljoen
besteden.
Uitwisseling van argumenten
Het beschikbare bedrag van 20 miljoen
De 20 miljoen euro die het rijk extra beschikbaar stelt aan gemeenten
voor het uitvoeren van de gemaakte afspraak in het najaarsakkoord, is
te weinig. Daar zou minstens het dubbele bij moeten, roepen de
gemeenten. Het rijk zegt dan: ja maar jullie krijgen al zoveel voor
bijzondere bijstand en dat bedrag is voor 2003 al eerder opgehoogd
(acrès) met 26 miljoen. Namens de gemeenten roept het VNG dan weer dat
die 26 miljoen al versleuteld zijn in het reeds in oktober 2002
vastgestelde beleid voor 2003.
Een voorbeeld: Rotterdam krijgt naar
schatting van die 20 miljoen extra ongeveer 1,5 miljoen. Als alle
minimahuishoudens er het genoemde extra in 2003 bij zouden moeten
krijgen kost dat Rotterdam 5 miljoen en de wethouder die daarover gaat
roept dan meteen dat hij daarvoor naar de gemeenteraad moet en dat de
gemeenteraad hem dat bedrag nooit zal geven.
De oplossing wordt dan gezocht in het verweven van die afspraak over
het extra van 450, 400 en 320 euro in het reeds gevoerde beleid, maar
wel vasthoudend aan het genoemde bedrag dat huishoudens is toegezegd.
Tegen de delegatie van de Sociale Alliantie die vasthoudt aan een
verstrekking van het extra zonder verrekening met het huidige beleid
zegt de staatssecretaris nogmaals dat dat in zijn ogen nooit de
bedoeling is geweest en dat de armoedeval dan wel heel groot wordt,
waarbij dat laatste te pas en te onpas opduikend argument door de
sociale alliantie van tafel geveegd wordt omdat het immers mensen
betreft waarvan is vastgesteld dat ze geen kansen hebben op uitstroom
en de armoedeval zich dus per definitie niet zal voordoen. De
staatssecretaris wijst erop dat ook langdurige minima kunnen
uitstromen.
De verrekening met het huidige beleid
Vanuit de Sociale Alliantie wordt erop gewezen dat de duidelijkheid
voor mensen er niet groter op wordt als de ene gemeente de gemaakte
afspraken zus gaat uitvoeren en de andere zo.
In gemeenten waar een
goed minimabeleid gevoerd wordt, wordt het niveau van het toegezegde
extra mogelijk nu al gehaald. Moeten die gemeente dan inleveren?
Krijgt zo'n gemeente niets uit de pot van die 20 miljoen extra, om het
te geven aan gemeenten die nog geen goed beleid hebben en uit hun
aandeel in die 20 miljoen het afgesproken extra van 450, 400 en 320
euro niet ten volle kunnen bekostigen? Een verrekening met extra's die
bepaalde groepen thans mogelijk reeds krijgen in het kader van het
gemeentelijk minimabeleid zou heel onbillijk kunnen uitpakken:
huishoudens die iets extra's krijgen omdat ze bijvoorbeeld een
gehandicapt kind hebben of omdat ze kinderen hebben die naar de
middelbare school gaan, zouden te horen kunnen krijgen dat zij in 2003
niets of slechts weinig extra erbij krijgen, omdat ze immers al iets
extra's hebben.
Maar dat extra is niet louter omdat ze al 3 jaar
of langer moeten zien rond te komen van een sociaal minimum, maar omdat
ze daarbovenop ook nog eens geconfronteerd worden met extra onkosten
vanwege een gehandicapt kind of vanwege schoolgaande kinderen.
Dergelijke extra tegemoetkomingen voor daadwerkelijk te maken extra
kosten zouden naar het oordeel van de Sociale Alliantie in elk geval
niet verrekend mogen worden met het nu toegezegde extra bedrag van
450, 400 en 320 euro in 2003. En wat te doen met een gemeente die heel
veel geld van de bijzondere bijstand gestopt heeft in een stadspas met
kortingsmogelijkheden voor winkels waar minima nooit en te nimmer
komen? Dat is al een merkwaardig beleid en als dat nu ook nog eens
verrekend zou worden met het voor 2003 toegezegde extra, is dat dubbel
wrang.
De Staatssecretaris ziet de moeilijkheden wel, maar hij blijft
benadrukken dat gemeenten autonoom zijn en zelf invulling geven aan
hun gemeentelijk minimabeleid. Hij geeft aan dat er vanuit het rijk in
kaart gebracht kan en zal worden wat er met die 20 miljoen extra
gebeurt.
Op aandringen van de Sociale Alliantie zegt hij toe dat bij
de monitoring ook in kaart gebracht wordt in hoeverre en hoe gemeenten
in 2003 de afgesproken aanvulling van resp. 450, 400 en 320 euro
daadwerkelijk aan bedoelde groep beschikbaar stellen.
Ook komt
staatssecretaris Rutte met het voorstel dat SZW en Sociale Alliantie
enkele scenario's schetsen om in beeld te brengen hoe de gemaakte
afspraken met het reeds gevoerde beleid van gemeenten verweven kunnen
worden waarbij ook de verhouding met extra's die bepaalde groepen
vanwege extra onkosten nu reeds ontvangen, aangegeven kan worden.
Toezeggingen
Uiteindelijk moet worden vastgesteld dat SZW en VNG de afspraak zullen
maken dat het toegezegde extra in 2003 van 450, 400 en 320 euro
verweven zal worden in het reeds door gemeenten gevoerde minimabeleid.
Om de gemaakte afspraak in het najaarsakkoord na te komen en mede
vanwege de druk van de Sociale Alliantie worden door de
staatssecretaris enkele toezeggingen gedaan aan de Sociale Alliantie:
Mensen moeten het toegezegde extra ontvangen
In de formulering van de overeenstemming tussen SZW en VNG over de
invulling van de gemaakte afspraken over de extra uitkering voor
langdurige minima in 2003 zal uitdrukkelijk worden verwoord dat
bedoelde huishoudens in 2003 in elk geval het toegezegd extra bovenop
het sociaal minimum moeten ontvangen. Dit sluit verrekening met het
bestaande beleid niet uit, maar het geeft wel aan dat bedoelde
huishoudens in elk geval het genoemde extra van 450, 400 en 320 euro
moeten krijgen in 2003.
Monitoring
Via monitoring zal inzicht worden verkregen in twee zaken:
- wat doen gemeenten met hun aandeel van die extra 20 miljoen?
- in hoeverre krijgen genoemde huishoudens in 2003 inderdaad het
genoemde extra bedrag bovenop het sociaal minimum waarop ze recht
hebben?
Scenario 's
SZW en Sociale Alliantie stellen op korte termijn - dat gebeurt in week
8 - enkele scenario's op waarin bij wijze van voorbeeld aangegeven wordt
hoe de gemaakte afspraak in het najaarsakkoord ingevuld kan worden,
gegeven het beleid dat in een gemeente reeds wordt gevoerd. Er worden
bijvoorbeeld vijf typen onderscheiden in de hoop daarmee het gros van de
gemeenten en hun huidige beleid in kaart gebracht te hebben.
Het
ministerie zal deze scenario's aan de gemeenten als voorbeelden ter hand
stellen.
Vervolggesprek
In april 2003 vindt een vervolggesprek plaats tussen de
staatssecretaris en de sociale alliantie ter bespreking van een eerste
inventarisatie van hetgeen in gemeenten gedaan wordt ter uitvoering
van de gemaakte afspraak in het najaarsakkoord.
Evaluatie
De delegatie is niet ontevreden over de uitkomsten van het overleg. De
uiteindelijke formulering van de invulling die gegeven wordt aan de
afspraak in het najaarsakkoord sluit uitdrukkelijker dan in
voorafgaande concept-teksten aan bij de letter en geest van de
gemaakte afspraak dat ieder huishouden dat langdurig moet rondkomen
van een minimum in 2003 een extra bedrag krijgen van resp 450
(gezinnen), 400 (alleenstaande ouders) of 320 euro (alleenstaanden).
Als deze operatie helemaal naar onze zin uitgevoerd zou worden, dan
kregen bedoelde huishoudens gewoon het genoemde extra bedrag
uitgekeerd, zonder verrekening met het huidige beleid dat gemeenten
reeds voeren. Maar dat zit er niet in.
Het is zaak de komende maanden
in de achterbannen in kaart te brengen wat gemeenten doen. Mogelijk
kunnen lokale groepen daarover hun gemeenten aanspreken, daarbij
aanhakend op de brief die de vakbeweging hierover aan gemeenten heeft
verstuurd (zie bijlage) en aanhakend op de brief die vanuit SZW aan
gemeenten gestuurd wordt (die zal op de website van de sociale
alliantie worden geplaatst zodra deze brief beschikbaar is).
De tekst van de definitieve overeenstemming tussen SZW en VNG over de
invulling van de afspraak in het najaarsakkoord, gaat hierbij als
bijlage.
Helden, 15 februari 2003
Raf Janssen
Hieronder staat de tekst over extra middelen in 2003 voor langdurige minima. SZW en VNG hebben overeenstemming bereikt over deze tekst.
Extra middelen voor langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief in 2003
In het najaarsoverleg met de sociale partners op 28 november 2002 is het volgende afgesproken:
"De totstandkoming van de financiële regeling voor langdurige minima
zonder arbeidsmarktperspectief waarin het Strategisch Akkoord voorziet,
wordt door het kabinet in het kader van de voorbereiding van de nieuwe
bijstandswet met de grootst mogelijke voortvarendheid ter hand
genomen.
Het kabinet kiest ervoor reeds nu te komen tot afspraken met de
gemeenten om al in 2003 de beschikbare middelen voor de gemeentelijke
inkomensondersteuning toe te spitsen op deze doelgroep. Daarbij geldt
dat de met de nieuwe bijstandswet vanaf 2004 voorziene uitname uit het
gemeentefonds ad EUR 70 mln. nog niet in 2003 gerealiseerd zal worden.
Dit zou kunnen door huishoudens die langdurig moeten rondkomen van een
minimuminkomen en die geen arbeidsmarktperspectief hebben in 2003 een
aanvulling te geven. Hiervoor stelt het kabinet in 2003 eenmalig een
extra bedrag van EUR 20 mln. beschikbaar als aanvulling op de in het
gemeentefonds beschikbare middelen voor gemeentelijk inkomensbeleid.
Uitgaande van uitkeringen van EUR 450 (voor gezinnen), EUR 400 (voor
alleenstaande ouders) en EUR 320 (voor alleenstaanden), betekent dit dat
het kabinet de helft van de kosten financiert."
Tussen SZW en de VNG bestaat overeenstemming over de volgende invulling van het bovenstaande:
* Er wordt 20 mln euro aan het gemeentefonds toegevoegd. Dit bedrag wordt verdeeld via de maatstaven laag inkomen, bijstandsontvangers, uitkeringsontvangers en minderheden. De gemeenten ontvangen binnen enkele weken van de gemeentefondsbeheerders nadere informatie over deze toevoeging via de maartcirculaire gemeentefonds.
* De middelen zijn een aanvulling op de reeds via het gemeentefonds
beschikbare middelen. Deze middelen, het zogenoemde fictief budget
bijzondere bijstand, bedragen voor 2003 circa 510 miljoen euro.
Langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief behoren tot de
doelgroep van het gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid. Het
beleid en de daarvoor beschikbare middelen voor 2003 zijn al eerder
vastgelegd in de gemeentelijke begroting.
* De 20 miljoen euro van het Rijk biedt gemeenten extra financiële ruimte om langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief financieel te ondersteunen. De combinatie van de categoriale verstrekkingen op grond van het bestaande beleid en het nieuwe beleid resulteert voor de doelgroep in een aanvulling op het sociaal minimum (een inkomensniveau ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm) voor gezinnen van EUR 450, voor alleenstaande ouders van EUR 400 en voor alleenstaanden van EUR 320 per huishouden.
* De nadere uitwerking is aan de gemeenten; zij zijn immers het beste in staat om te bezien op welke manier de aansluiting tussen het bestaande beleid en de aanvulling tot stand is te brengen.
* Gemeenten die reeds op grond van hun bestaande beleid de genoemde bedragen per huishouden verstrekken worden door de extra middelen in staat gesteld hun armoedebeleid te intensiveren, bijvoorbeeld op het terrein van de schuldhulpverlening.
* Via monitoring zal inzicht worden verkregen in de wijze van besteding van het aandeel van de individuele gemeente in de 20 miljoen euro van het Rijk en in de bedragen per huishouden, die langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief op grond van het bovenstaande hebben ontvangen in 2003.
Hieronder de tekst van een brief van de voorzitters van de twee grote vakcentrales van 5/2/2003 over dit onderwerp:
Aan de Colleges van B&W
t.a.v. de wethouder Sociale Zaken
Cc: Staatssecretaris Drs. M. Rutte
Minister Mr. A.J. de Geus
De Tweede kamer der Staten Generaal
De commissies Sociale Zaken der Gemeenteraad
Datum
5 februari 2003
Uw kenmerk
Ons kenmerk
79/315/04
Telefoonnr.
020 58 16 505
Onderwerp
Financiële regeling mensen met een langdurig minimuminkomen
E-mail Tuur.Elzinga@vc.fnv.nl
Geachte wethouder,
Het is primair de verantwoordelijkheid van de minister van SZW u te informeren over de uitkomsten van het najaarsakkoord. Omdat wij middelen hebben vrijgemaakt voor mensen die langdurig moeten rondkomen van een inkomen op of onder het sociaal minimum, nemen we de vrijheid u hierover direct aan te schrijven. Na de totstandkoming van het akkoord willen wij er - als onderhandelingspartners alles aan doen om de uitvoering van dit akkoord zo snel mogelijk ten gunste te laten komen van de mensen voor wie wij ons zo hebben ingezet. Wij hebben begrepen dat het ministerie van SZW gepland heeft u pas in de zogenaamde meicirculaire nader te informeren. De extra middelen - 20 miljoen euro toevoeging aan het gemeentefonds - zijn reeds toegezegd en de betreffende doelgroep wacht reeds jaren op deze broodnodige extra inkomens-ondersteuning. Vandaar dat de vakcentrales FNV en CNV nu op u en uw gemeente een beroep om snel tot uitvoering over te gaan.
Wellicht ten overvloede eerst nog eens de tekst van het akkoord.
"De totstandkoming van de financiële regeling voor langdurige minima
zonder arbeidsmarktperspectief waarin het Strategisch Akkoord voorziet,
wordt door het kabinet in het kader van de voorbereiding van de nieuwe
bijstandswet met de grootst mogelijke voortvarendheid ter hand genomen.
Het kabinet kiest ervoor reeds nu te komen tot afspraken met de
gemeenten om al in 2003 de beschikbare middelen voor de gemeentelijke
inkomensondersteuning toe te spitsen op deze doelgroep. Daarbij geldt
dat de met de nieuwe bijstandswet vanaf 2004 voorziene uitname uit het
gemeentefonds ad EUR 70 mln. nog niet in 2003 gerealiseerd zal worden.
Dit zou kunnen door huishoudens die langdurig moeten rondkomen van een
minimum-inkomen en die geen arbeidsmarktperspectief hebben in 2003 een
aanvulling te geven.
Hiervoor stelt het kabinet in 2003 eenmalig een extra bedrag van EUR 20
mln. beschikbaar als aanvulling op de in het gemeentefonds beschikbare
middelen voor gemeentelijk inkomensbeleid.
Uitgaande van uitkeringen van EUR 450 (voor gezinnen), EUR 400 (voor
alleenstaande ouders) en EUR 320 (voor alleenstaanden), betekent dit dat het kabinet de helft van de kosten financiert."
Het ministerie heeft aangegeven de middelen via de verdeelmaatstaven laag inkomen, abw-ers en minderheden over de gemeenten te willen verdelen en de regering is er vanuit gegaan dat de extra middelen voor het fictief budget bijzondere bijstand (26 miljoen euro) voor 2003 ook voor dit doel aangewend kunnen worden. In combinatie met de 20 miljoen euro van het Rijk ontstaat hiermee de financiële ruimte langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief conform de afspraak in het Najaarsakkoord financieel te ondersteunen. (Zie bijlage)
Op basis van de gegeven situatie kan uw gemeente nu reeds bepalen over
hoeveel extra geld later dit begrotingsjaar kan worden beschikt.
Daarom vragen wij u - gezien het grote belang voor de doelgroep op zo
kort mogelijke termijn een aanvang te maken met de uitvoering van deze
regeling en in ieder geval duidelijk te maken aan de doelgroep hoe de
regeling in uw gemeente er uit zal komen te zien. Dus hoe de doelgroep
zal worden gedefinieerd, op welk extra bedrag de doelgroep mag rekenen
en op welke termijn.
Ook willen wij u vragen ons op korte termijn,
uiterlijk 1 maart, te berichten over de voortgang via bovenstaand
emailadres: Tuur.Elzinga@vc.fnv.nl.
Behalve samenstelling en omvang
van de doelgroep en de omvang van de regeling willen wij ook graag
weten hoe u de doelgroep zult proberen te bereiken. Vanzelfsprekend
gaan wij ervan uit dat u ten minste het door ons in het Najaarsakkoord
vrijgemaakte bedrag (extra) aan een dergelijke regeling zult besteden.
Wij zullen - via internet - de verschillende gemeentelijke regelingen
vergelijken en de snelste reacties dan wel de meest sociale regelingen
positief in de publiciteit brengen, De FNV zal in de jaarlijkse
rapportage Gemeente Wees Minimaal Sociaal extra aandacht aan deze
regeling besteden. FNV en CNV zullen tenslotte ook binnen het verband
van de Sociale Alliantie alle mogelijkheden benutten om ervoor te
zorgen dat de doelgroep ook het toegezegde bedrag ontvangt.
In afwachting van uw antwoord en met vriendelijke groet,
Lodewijk de Waal Voorzitter vakcentrale FNV
Doekle Terpstra Voorzitter vakcentrale CNV
Bijlage: Deelverslag van het Najaarsoverleg op 28 november 2002
Bijlage bij brief FNV-CNV
kenmerk 79/315/04
d.d. 05-02-2003
Deelverslag van het Najaarsoverleg op 28 november 2002
De heer de Geus merkt vervolgens op dat er voldoende budgettaire ruimte is om de knelpunten bij de modernisering, tw. wat blijft er over van de banen in de publieke dienstverlening en wat gebeurt er met de mensen, te voorkomen.
De heer de Waal vraagt zich af waarom het zo moeilijk is om gewoon te
verklaren dat er ruimte is om gedwongen ontslagen te voorkomen en de
vacaturestop op te heffen.
Of zegt de minister dat in feite al? Als dat zo is, kan dat in het
verslag worden vastgelegd.
De heer de Geus merkt op dat de opmerking van de heer de Waal kennelijk bedoeld is om af te dwingen dat er geen enkel gedwongen ontslag zal komen. Spreker wil echter niet de indruk wekken die garantie te kunnen geven.
Volgens de heer de Waal is er met het Strategisch akkoord een aanslag
gedaan op de banen van deze groep en is een vacaturestop dringend
geadviseerd.
Spreker wil graag horen dat nu op beide punten voldoende budgettaire
ruimte beschikbaar is gesteld zodat de gemeenten dat niet meer
behoeven te doen.
De heer de Geus heeft zijn opvatting daarover eerder te kennen gegeven. Wat de praktische vertaling daarvan betreft verwijst spreker naar staatssecretaris Rutte die de contacten met de gemeenten onderhoudt.
De heer Terpstra constateert dat het gesprek zich kennelijk concentreert op de 'knelpunten'. Spreker vraagt zich af waarom de intenties zoals die thans uitgesproken worden, niet toegevoegd kunnen worden bij het benoemen van deze knelpunten. Dat laat de beleidsruimte voor gemeenten onverlet.
De heer Rutte merkt op dat het Strategisch akkoord erin voorzag dat het
aantal ID-banen terug loopt van 53.500 tot 45.500. In de circulaire van
4 september is gesteld dat, in geval op 1 september een stop wordt
gemaakt met de instroom, dat leidt tot een voldoende uitstroom (gegeven
de historische gegevens over het verloop) zonder gedwongen ontslagen.
Garanties daarvoor kan het kabinet evenwel niet geven omdat dat afhangt
van het beleid van de gemeenten zelf.
Daarna is in het kader van het Najaarsoverleg gezegd dat nagedacht wordt
om het hele complex Melkertbanen opnieuw te bezien op basis van:
regulier is regulier en opstapbaan is opstapbaan en de waterscheiding
daartussen op te heffen. Het gaat er om op basis van een gezamenlijk
plan 10.000 banen regulier te maken. Er is genoeg geld om dat plan te
realiseren als w dat verstandig wordt ingezet. Dat betekent dat er per
saldo banen zullen worden gecreëerd maar dat niet zonder meer gezegd kan
worden dat er geen gedwongen ontslagen nodig zijn of dat de vacatures
normaal opgevuld kunnen worden. Dat hangt af van de wijze waarop in het
tot stand te brengen convenant de intenties door alle betrokken partijen
worden geoperationaliseerd. Spreker heeft de sterke indruk gekregen dat
de gemeenten over deze aanpak enthousiast zijn.
De heer de Geus meent dat het er om gaat elkaar goed te verstaan wat
de precieze knelpunten zijn. Spreker wil die knelpunten nogmaals
benoemen, tw. de kwestie van de gedwongen ontslagen, mogelijke gaten
in de publieke dienstverlening en het ontbreken van lage loonschalen
in CAO's om bepaalde functies te creëren.
Met de budgettaire ruimte die er is voor volgend jaar, kunnen deze
knelpunten worden opgelost, aldus spreker.
De heer de Waal is enigszins in verwarring geraakt terzake de opmerkingen rond de vacaturestop. Spreker informeert of het nu de intentie van het kabinet is om ook de vacaturestop ongedaan te maken gelet op het eerdere advies aan de gemeenten.
De heer Rutte meent dat dat niet op deze manier kan worden gesteld
omdat nog niet bekend is wat er de komende weken rond de
totstandkoming van het convenant gaat gebeuren. Er is de
gemeenschappelijke intentie om tot 10.000 reguliere banen te komen.
Gemeenten moeten instellingen uiteindelijk brengen tot regularisering
van de Melkertbanen. Aangezien de gemeenten echter niet aan dit
overleg deelnemen, acht spreker het te ver gaan om hierover harde
uitspraken te doen in de kabinetsverklaring.
Spreker pleit ervoor snel te gaan werken aan het convenant en het
onderhavige probleem in één keer goed te regelen.
Mevrouw Jongerius begrijpt dat er in dit overleg niet gesproken kan
worden over de intenties van de gemeenten maar sociale partners en
kabinet kunnen wel hun intenties concreet aangeven. Gemeenten willen
natuurlijk graag enige druk op de instellingen houden maar spreekster
wil van de druk af die op de betrokken mensen wordt gelegd als gevolg
van de onzekerheid. Als er voldoende geld is (zoals is gezegd) moeten
we, aldus spreekster, de stap durven zetten om ons zelf verplichtingen
op te leggen:
sociale partners om CAO-schalen voor deze groepen te
creëren en het kabinet om de vacaturestop in te trekken.
Naar de mening van de heer Rutte bedoelen kabinet en sociale partners hetzelfde maar spreker vreest dat, indien dit zo nadrukkelijk zou worden vastgelegd, waarschijnlijk het omgekeerde resultaat wordt bereikt. Spreker zou primair willen inzetten op het totstandbrengen van een voor alle partijen aanvaardbaar convenant.
De voorzitter constateert dat de minister eerder heeft aangegeven wat de knelpunten zijn en wat daaronder moet worden verstaan. Spreker is er voorstander van om nu snel te werken aan de totstandkoming van een convenant waarbij alle partijen (incl. de VNG) een eigen verantwoordelijkheid hebben en stelt voor de huidige tekst van de kabinetsverklaring te handhaven met inachtneming van hetgeen hier vanmorgen is gewisseld.
De heer de Waal wil in ieder geval vaststellen dat de budgettaire ruimte die het kabinet nu biedt, op zichzelf gedwongen ontslagen overbodig zou maken. Daarover is men het eens. Voor de vacaturestop geldt in feite hetzelfde maar dat is ook afhankelijk van verder te voeren overleg. Spreker informeert of dit overleg afgehandeld kan zijn vóór de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door de Tweede Kamer.
De heer de Geus antwoordt ontkennend. De begrotingsbehandeling is over
twee weken. Er is inmiddels al gesproken met de VNG maar er moet ook
met sociale partners in de diverse sectoren worden gesproken. Dat gaat
niet binnen twee weken. Streven is om voor 1 januari a.s. tot
afspraken te komen. Dat betekent niet dat de klok stil gezet wordt ter
zake de Melkertbanen. Spreker merkt op dat van kabinetszijde geen
formele vacaturestop is afgekondigd maar anderzijds zal het kabinet
ook niet uitstralen dat er weer Melkertbanen tot stand kunnen komen.
Wel kunnen de eerder gesignaleerde knelpunten met de beschikbare
middelen worden opgelost.
De heer Terpstra merkt op dat, waar de minister drie knelpunten heeft benoemen dat exact in het verslag kan worden vermeld en als zodanig ook naar de buitenwereld kan worden gecommuniceerd. Dat geeft spreker mogelijkheid om daarmee verder te gaan. Ter zake de vacaturestop hebben we een en ander in technische zin gewisseld, aldus spreker, hetgeen ook in het verslag vast komt te liggen.
De voorzitter heeft de signalen goed begrepen en constateert dat de
tekst als zodanig gehandhaafd kan blijven. Spreker geeft vervolgens
het woord aan de heer de Geus over punt 8:
de eenmalige uitkering aan
langdurige minima en met name de vraag of het moet gaan om personen
die reeds 3 dan wel 5 jaar op het minimum zijn aangewezen.
De heer de Geus constateert dat er in de voorliggende tekst niet over
een termijn wordt gesproken.
Voornemen van het kabinet is om in de
nieuwe op stapel staande wet een termijn van 5 jaar te introduceren.
Het kabinet heeft ervoor gekozen (niet de mogelijkheid ziende om
daarover tot een gemeenschappelijke opvatting te komen) geen termijn
te noemen. Er is in ieder geval ruimte om voor minima een en ander te
doen, t.w. EUR 450 voor gezinnen, EUR 400 voor alleenstaande ouders en
EUR 320 voor alleenstaanden.
Het kabinet stelt die middelen beschikbaar en het is aan de gemeenten om
die middelen vervolgens te besteden aan dit doel zoals zij dat goed
achten (dat kan eventueel ook voor '3-jarige minima').
Spreker zelf ziet
de budgettaire ruimte nadrukkelijk in relatie met de toekomstige nieuwe
regeling over de inhoud waarvan het kabinet nu evenwel geen uitspraak
doet. In een meerjarig pakket zou daarover overleg gevoerd zijn met het
oog op het perspectief naar het jaar 2004 en verder. Nu is het pakket
geconcentreerd op 2003 en stelt het kabinet gemeenten in staat daarop nu
reeds te anticiperen.
De heer de Waal informeert of de middelen die nu voor het jaar 2003 ter beschikking worden gesteld door het kabinet voldoende zijn om mensen die 3 jaar of langer op het minimum zitten, deze aanspraken te geven en of het kabinet dat ook beoogt.
De heer de Geus kan op de eerste vraag geen antwoord geven; een en ander
hangt ook samen met de middelen waarover gemeenten zelf beschikken. Wat
de tweede vraag betreft: het kabinet beoogt de helft van de kosten van
deze maatregel te dekken (zoals in de kabinetsverklaring staat vermeld).
Daarachter zit een rekenmodel wat gebaseerd is op mensen die 5 jaar of
langer op het minimum zitten.
De heer Langejan licht toe dat het gehanteerde rekenmodel gebaseerd is op het vorige wetsvoorstel Vermeend dat uitging van 3 jaar met een totaal aan kosten van EUR 38 miljoen.
Mevrouw Jongerius constateert dat er dus een voldoende budget is voor het uitgangspunt van '3 jaar'.De heer de Geus merkt op dat het aan de middelen niet zal liggen maar dat blijft staan dat de gemeenten een en ander zelf moeten invullen.
De voorzitter concludeert dat daarmee de drie punten die nog
resteerden, zijn besproken. Spreker constateert dat thans een balans
kan worden opgemaakt die bestaat uit drie elementen, t.w. allereerst de
door de Stichting van de Arbeid vanuit haar eigen verantwoordelijkheid
opgestelde Verklaring over het arbeidsvoorwaarden beleid als
belangrijk element ten behoeve van een goede sociaal-economische
ontwikkeling.
Als tweede punt noemt spreker de inzet van het kabinet om deze
verklaring te ondersteunen zoals heden besproken. Als derde element
wijst spreker op de inzet voor het verdere gesprek met het toekomstig
kabinet volgend jaar zoals die ook is vastgesteld. Deze drie elementen
dienen in onderlinge samenhang te worden gezien en als een belangrijke
stap in de richting van sociaal-economisch herstel.
Daarmee zijn we er nog niet maar het gaat wel in de goede richting.
Spreker zou hiermee het overleg willen afronden en dankt de aanwezigen voor hun bijdrage.