Overzicht van de voornaamste wijzigingen in de bijstandswetgeving zoals genoemd in de
'Wet Werk en Bijstand'


Uitgereikt op thema-bijeenkomst FSU, het Fries Samenwerkingsverband Uitkeringsgerechtigden, op dinsdag 11/2/2003.


Hieronder een overzicht van de voornaamste wijzigingen ten opzichte van de huidige bijstandswet zoals blijkt uit het wetsontwerp voor de nieuwe Wet Werk en Bijstand. Dit overzicht is uitgereikt tijdens een inleiding hierover van de voorzitter van het PEL tijdens een thema-bijeenkomst van het FSU (Fries Samenwerkingsverband Uitkeringsgerechtigden) op dinsdag 11/2/2003.

WETSONTWERP 'WET WERK EN BIJSTAND'

Algemeen

Wet vervangt de ABW, Wet financiering ABW, IOAW, IOAZ, WIW en het Besluit in- en doorstroombanen.
Voor IOAW en IOAZ zullen in de nabije toekomst (bedoeling was 2004) nieuwe wettelijke kaders worden geschapen.
Belangrijkste doelstelling is het leggen van een grotere verantwoordelijkheid bij gemeenten voor de uitvoering van de bijstandswetgeving. Tevens worden gemeenten financieel in hoge mate verantwoordelijk voor de uitvoering van de bijstandswetgeving. De verwachting is dat gemeenten meer werk zullen maken van de uitstroom richting betaalde arbeid.
Voor de uitkeringsgerechtigde geldt dat "de hoogte van de uitkering wordt gekoppeld aan het betoonde verantwoordelijkheidsbesef en het nakomen van verplichtingen" (citaat uit de Memorie van Toelichting).

FINANCIERING

Tot nu toe konden gemeenten 75% van hun bijstandslasten declareren bij het Rijk en dienden ze 25% zelf te betalen. Dit systeem gaat volledig op de schop. Voortaan krijgt de gemeente de beschikking over twee verschillende geldstromen. De eerste is het zogeheten werkdeel. Dit deel dient de gemeente te besteden aan reïntegratieactiviteiten. Het overschot dient de gemeente terug te geven aan het Rijk. De tweede geldstroom is het inkomensdeel en dient besteed te worden aan de uitbetaling van de uitkeringen. Het overschot mag de gemeente vrij besteden. Heeft de gemeente een tekort dan zal ze dat tekort zelf aan moeten vullen.
Middelen mogen van het inkomensdeel naar het werkdeel stromen, omgekeerd mag echter niet.
Het mag duidelijk zijn dat dit onderdeel het eigenlijke hart van het wetsvoorstel vormt en dat het belang ervan nauwelijks overschat kan worden.
Gemeenten lopen immers het risico in geval van een recessie en snel oplopende werkloosheid met een catastrofale onvoorziene kostenpost geconfronteerd te worden.

BEVOEGDHEDEN GEMEENTE

Gemeenten dienen bij aanvraag van een uitkering in een beschikking vast te leggen wat de plichten van de individuele aanvrager zijn en tevens wat de gevolgen zullen zijn wanneer de uitkeringsgerechtigde zich niet aan de verplichtingen houdt. De hoogte van de uitkering wordt vastgesteld naar de mate waarin de uitkeringsgerechtigde zich aan die verplichtingen houdt.
Het gaat dus niet meer om algemene verplichtingen zoals die zijn vastgelegd in de ABW, maar om individuele verplichtingen
(die vanzelfsprekend wel afgeleid moeten zijn van wetgeving). Ten aanzien van haar reïntegratie activiteiten dient de gemeenteraad een verordening vast te stellen.

.

RECHTEN EN PLICHTEN: ARBEIDSINSCHAKELING

- Verplichting mee te werken aan het verkrijgen van ongesubsidieerde arbeid

- Al het andere - vrijwilligerswerk, gesubsidieerde arbeid enz - mag uitsluitend ingezet worden als een instrument tot het verkrijgen van ongesubsidieerde arbeid, en niet langer als een inofficieel eindstadium.

- Vrijwilligerswerk kan verplicht gesteld worden als onderdeel van een traject richting ongesubsidieerde arbeid

- B& W worden verplicht voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling te scheppen

- Uitkeringsgerechtigden krijgen een wettelijk vastgesteld recht op deze voorzieningen

- Ook niet-uitkeringsgerechtigden kunnen aanspraak maken op deze voorzieningen

- Het begrip 'passende arbeid' komt geheel en al te vervallen.
Eenieder is ongeacht uitkeringsduur, arbeidservaring of opleiding verplicht elke vorm van 'algemeen geaccepteerde arbeid' te aanvaarden
(voor prostitutie wordt nog - een uitzondering gemaakt).

- Zorgtaken vormen geen grond meer voor ontheffing van arbeidsverplichtingen, tenzij de gemeente in gebreke blijft door onvoldoende voorzieningen voor kinderopvang te creëren

UITKERINGSHOOGTE

Onderverdeeld in norm en toeslag:
Normen:
- Alleenstaanden: 50% minimumloon
- alleenstaande ouders: 70% minimumloon
- gehuwden of ongehuwd samenwonenden: 100% minimumloon

Positief punt: de koppeling aan het minimumloon wordt wettelijk vastgelegd. Gemeenten zijn verplicht aan alleenstaanden en alleenstaande ouders een toeslag van ten hoogste 20% minimumloon toe te kennen. Let wel: deze toeslag mag dus niet hoger, maar wel lager worden vastgesteld.
In tegenstelling tot hetgeen uit sommige publicaties geconcludeerd zou kunnen worden mogen B&W die verlaging niet willekeurig vaststellen. Dat mag uitsluitend in het geval iemand de kosten met een ander kan delen.
Bij een eventueel lagere vaststelling van de toeslag mogen budgettaire overwegingen geen rol spelen.

Gemeenten krijgen overigens de bevoegdheid de norm voor gehuwden lager vast te stellen. Zeer belangrijk: gemeenten krijgen de mogelijkheid om voor alle alleenstaanden en alleenstaande ouders (dus categoriaal) de maximale toeslag toe te kennen! T.a.v. dak- en thuislozen krijgen B&W de bevoegdheid om indien ze dat uit het oogpunt van het 'persoonlijk belang' van de dakloze nodig acht de bijstand zonodig in natura te verlenen.

BIJZONDERE BIJSTAND EN INKOMENSONDERSTEUNING

Categoriale bijzondere bijstand wordt verboden.
Aanvragen voor bijzondere bijstand moeten individueel aangevraagd en beoordeeld worden. B&W krijgen volledige vrijheid in het vaststellen van de draagkracht van uitkeringsgerechtigden.

Nieuw is de zogeheten langdurigheidstoeslag. Voor gehuwden 454 euro, alleenstaanden en alleenstaande ouders 70 respectievelijk 90% daarvan. De toeslag kan een keer per jaar op individuele aanvraag toegekend worden.

In aanmerking komen personen die:
A gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden voorafgaande aan de datum van aanvraag een inkomen hebben gehad dat in die periode niet hoger is geweest dan de voor hen geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen hebben

B gedurende dezelfde periode geen inkomsten uit arbeid hebben gehad

C gedurende die periode voldoende hebben meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van arbeid.

D het eerstkomende jaar geen perspectief op betaalde arbeid hebben (ter beoordeling van B&W).

Mensen met een gehele of gedeeltelijke WW-uitkering komen niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.
WAO'ers komen er uitsluitend voor in aanmerking indien ze een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% tot 100% hebben.
Wél in aanmerking komen mensen met een IOAW, IOAZ of Anw-uitkering.

Uitgangspunt is dat de algemene bijstand voldoende is om alle kosten dus ook vervangingskosten voor duurzame gebruiksgoederen - te dekken. Voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen dient men zich in eerste instantie te wenden tot de kredietverlenende instanties. Wanneer dat niet mogelijk is kan de gemeente een geldlening verstrekken. Pas daarna komt de bijzondere bijstand in beeld.
[N.B.: Deze geldlening kan renteloos zijn.]
De zogeheten beslagvrije voet van 90% van de geldende bijstandsuitkering komt voor aflossing te vervallen. De aflossingscapaciteit kan voortaan door B& W bepaald worden. Let wel: voor beslag op de uitkering blijft de beslagvrije voet gehandhaafd!
[N.B.: Staat in Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.]

Voorzitter Vereniging P.E.L., Pyt van der Galiën.


Einde samenvatting van de voornaamste wijzigingen in de regelgeving in vergelijking met de huidige bijstandswet. Enige toegevoegde opmerkingen staan tussen blokhaken[].