Reactie op Behandelvoorstel B en W inzake LAT-project en risicoprofiel
"Kamerbewoners" i.v.m. behandeling in vergadering Commissie Welzijn op maandagavond 7 oktober 2002 plus bericht Leeuwarder Courant hierover d.d. 7/10/2002.
Naar perspublicatie n.a.v. deze notitie.
Hierbij een reactie op het behandelvoorstel inzake het LAT-project en de risicoprofielen (profiel "kamerbewoners") in verband met de behandeling van dit voorstel in de Commissie Welzijn op maandagavond 7 oktober 2002.
Vorm van de reactie: Op de "Internet-manier", d.w.z. steeds een gedeelte originele tekst en daaronder daarop ons commentaar.
Procedureel: Op ons verzoek is het stuk in de vergadering van de Cliëntenraad van 23/5/2002 rondgedeeld. Daar uiteraard iedereen het toen nog niet had gelezen, is het niet inhoudelijk besproken. De mededeling in de concept-notulen van de Cliëntenraad: "De cliëntenraad is akkoord met het risicoprofiel zoals beschreven in de nota." is onjuist. Onze vertegenwoordiger in de Cliëntenraad heeft toen een voorbehoud gemaakt omdat de nota ook nog intern binnen het P.E.L. moest worden besproken. Op de vergadering van de Cliëntenraad van 26/9/2002 is besloten de notulen op dit punt aan te passen. Op de eerstkomende vergadering van de Cliëntenraad op 24/10/2002 wordt het stuk alsnog inhoudelijk besproken.
Hieronder volgt de tekst van het B en W verhaal plus ons commentaar 'gequote' tussen blokhaken. [].
dir. Wz, sectorhfd AW, sectorhfd SoZa, W. van Rijnsoever (SoZa), secr. cie. Wz.
opsteller
ADVIES:
Het college van Burgemeester en wethouders besluit om:
het legitimatiemodel om te komen tot de ontwikkeling van risicoprofielen en de testresultaten van het uitgeteste risicoprofiel voor kennisgeving aan te nemen;
het geteste risicoprofiel experimenteel in te zetten ten behoeve van de controlepraktijk in het primaire proces en ten aanzien van een themacontrole van het uitkeringsbestand;
het presidium in overweging te geven het voorstel ter informatie voor te leggen aan de raad.
[Het voorstel is geagendeerd voor de vergadering van Commissie Welzijn op 7/10/2002.]
MOTIVERING:
1. Inleiding.
In november 2000 is het college akkoord gegaan met de deelname van de gemeente Leeuwarden aan het LAT-project. Dit project is een experiment om het preventieve handhavingsbeleid te verbeteren.
Eén van de onderdelen van het LAT-project gaat in op het vroegtijdig opsporen en afhandelen van fraudesignalen. Dit gebeurt door het werken met risicoprofielen en risicosituaties.
Over het werken met risicoprofielen is middels een nota op 26 februari 2002 aan het college gerapporteerd en heeft op 21 maart 2002 in de commissie Welzijn een discussie plaatsgevonden. In deze commissievergadering is door de wethouder toegezegd dat voordat de risicoprofielen experimenteel ingezet gaan worden, het legitimatiemodel en de testresultaten eerst zullen worden voorgelegd aan de commissie Welzijn.
Het ontwikkelen van risicoprofielen:
het
legitimatiemodel.
2.1. Op het spoor van risicoprofielen.
Bij risicoprofielen gaat het om de vraag in welke situaties er sprake is van een verhoogd frauderisico, waardoor het gerechtvaardigd is om intensiever te controleren op mogelijke fraude. Het op het spoor komen van potentiële risicoprofielen verloopt langs een drietal wegen.
De resultaten van onderzoeken door het RIF.
In het Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam (RIF) wordt vanuit een
interdisciplinair verband in de regio onderzocht welke soort cliënten
van welke situaties (gelegenheidsstructuren) gebruik maakt om te
frauderen. Aan gemeenten wordt over de resultaten gerapporteerd.
[Er zijn geen 'soorten cliënten'. Er zijn alleen verschillende situaties, bv. woonsituaties, waarin de klant zich bevindt. Deze situaties zijn inwisselbaar en maken geen deel uit van de persoonlijkheidsstructuur van de klant.]
Lokale ervaringen.
Ervaringen van medewerkers van de sociale dienst zijn input voor het
formuleren van mogelijke, op de lokale situatie toegespitste,
potentiële risicoprofielen.
[Ons vermoeden is, dat de verderop in het voorstel genoemde a-selekte steekproef slechts de legitimatie moet vormen voor de 'ervaringen' waarop in deze passage wordt gedoeld. M.a.w.: Wij vermoeden dat e.e.a. in feite berust op de gebruikelijke vooroordelen en gossip van sommige medewerkers van sociale zaken. Wij hadden liever gezien dat B en W waren gekomen met cijfers en enig statistisch materiaal van de sociale recherche, geordend op soorten 'hard' vastgestelde fraude, gegevens over boeten en maatregelen (Hoeveel en voor welke feiten?), aantallen veroordelingen door de rechter wegens bijstandsfraude, geordend op soorten fraude ed.]
Theoretische risicoananalyses.
Door beschikbare bestanden, waarin aanleidingen en resultaten van
uitgevoerde fraudeonderzoek zijn geregistreerd, te analyseren, kunnen
kenmerken van cliënten worden opgespoord.
[Nogmaals: Het zijn geen kenmerken van klanten, maar soorten situaties
waarin een klant zich bevindt.
Kamerbewoners, echtparen,
eenoudergezinnen, alleenstaanden enz. zijn geen persoonskenmerken maar
situatiekenmerken.
Het risico bestaat dat teveel betekenissen en beelden aan een woord als 'kamerbewoner' geplakt worden.
Voorbeeld: "Een WAO-er" betekent in wezen niet meer dan "iemand aan wie
een uitkering werd toegekend op grond van de Wet
Arbeidsongeschiktheidsverzekering", maar in de loop van de jaren zijn aan dat woord veel meer 'beelden' vastgeplakt, zodat "een WAO-er" ook
staat voor "profiteur", "simulant", "te lui om te werken", "opvreter van
mijn belastingcenten" enz. Doorhalen wat niet verlangd wordt. Dit is het eerste probleem wat wij hebben met het vaststellen van
'risicoprofielen'.]
Deze drie sporen vormen de basis voor het opzetten van potentiële risicoprofielen.
2.2. Het testen van risicoprofielen.
Voordat potentiële risicoprofielen worden gebruikt, worden ze eerst
getest. Voor een test wordt een aantal uitkeringsgerechtigden dat
voldoet aan het profiel geselecteerd.
Deze groep wordt vervolgens
intensief op fraude gecontroleerd, aan de hand van een controleprotocol.
Uit het onderzoek blijkt vervolgens de mate waarin kenmerken (profiel)
en fraude inderdaad blijken samen te lopen. Dit wordt het
rendementspercentage genoemd.
Dit rendementspercentage wordt vervolgens
vergeleken met een ijkwaarde.
De ijkwaarde wordt op twee manieren bepaald. Eerst door te kijken naar gevallen van fraude die bij het verrichten van de heronderzoeken in de laatste twee jaar zijn vastgesteld. Ten tweede door een willekeurige steekproef van cliënten te controleren op fraude. De mate waarin hier fraude blijkt voor te komen wordt vastgesteld in een ijkwaarde.
[We gaan er even van uit dat de steekproef alle soorten fraude betreft maar zouden graag willen weten of die aanname juist is. Betrof de steekproef ALLE soorten fraude of alleen fraude met kamerbewoning?]
Een potentieel risicoprofiel wordt op lokaal niveau als doeltreffend
beoordeeld wanneer het rendementspercentage hoger is dan de ijkwaarde.
Dan kan besloten worden het risicoprofiel lokaal te gaan gebruiken.
Blijkt het rendementspercentage lager te zijn dan de ijkwaarde dan wordt
het risicoprofiel lokaal afgeschreven.
Het benutten van risicoprofielen.
Als een risicoprofiel is uitgetest en doeltreffend bevonden dan kan het
op een tweetal manieren worden ingezet.
Door alle uitkeringsgerechtigden die voldoen aan de kenmerken van het
risicoprofiel te controleren.
Een dergelijke controle wordt van tevoren aangekondigd.
Het risicoprofiel kan ook worden gebruikt bij de bepaling welke
fraudemeldingen die de sociale dienst ontvangt, nader zullen worden
onderzocht. Meldingen die corresponderen met een risicoprofiel worden
bij voorrang onderzocht.
[Een niet-anonieme melding die voorzien is van aanwijzingen waaruit geconcludeerd moet worden 'dat er wel eens iets niet zou kunnen kloppen' moet onderzocht worden, risicoprofiel of niet. Vage verhalen met niet of nauwelijks een concreet aanknopingspunt moeten terzijde worden gelegd.]
Het risicoprofiel kan tot slot ook worden gebruikt om nieuwe cliënten
die voldoen aan het profiel intensief te controleren.
Bij het gebruik van risicoprofielen staat centraal dat in de lokale
situatie het gebruik van deze profielen tot een hogere fraudesignalering
komt. Het rendement moet hoog zijn. Daarom moet de inzet van
risicoprofielen voortdurend worden geëvalueerd. Periodiek wordt de
doeltreffendheid van een gehanteerde risicoprofiel (het rendement)
vergeleken met de ijkwaarde. Niet (meer) renderende risicoprofielen worden dan afgeschreven.
Het werken met rendementspercentages gekoppeld aan een ijkwaarde en het
voortdurend evalueren van in gebruik genomen risicoprofielen, wordt het
legitimatiemodel genoemd. Dit legitimatiemodel is tezamen met de andere
LAT-gemeenten ontwikkeld.
Voor het ministerie van SoZaWe is dit
legitimatiemodel van belang omdat het ministerie aan de invoering van
risicoprofielen de voorwaarde heeft gesteld dat de totstandkoming van de
risicoprofielen verantwoord moet gebeuren.
Het legitimatiemodel is daarom ook besproken en geaccordeerd door de begeleidingscommissie die
vanuit het ministerie dit experiment nauwgezet volgt.
Potentiële risicoprofielen: de testresultaten.
3.1. De lijst met potentiële profielen.
Om op het spoor te komen van potentiële risicoprofielen is in
Leeuwarden gebruik gemaakt van RIF onderzoeken en de ervaringen van de
medewerkers van de sociale dienst. De analyse van het bestand vormt nog
geen onderdeel van de "input" omdat dit technisch nog niet mogelijk is.
Momenteel wordt de programmatuur om bestanden op fraude te kunnen
analyseren, getest in de LAT-gemeente Tilburg.
De RIF onderzoeken hebben 1 potentiëel risicoprofiel opgeleverd dat in de praktijk echter niet bruikbaar bleek te zijn. De ervaringen van de medewerkers van de sociale dienst zijn in een workshop geïnventariseerd en gesystematiseerd en hebben wel geleid tot een lijst van potentiële risicoprofielen.
[Vraag: Welk 'risicoprofiel' bleek 'niet bruikbaar' en waarom niet?]
Het uittesten van een potentiëel risicoprofiel.
Een van de aldus gevonden potentiële risicoprofielen vormde het
profiel "kamerbewoners". Er is besloten om dit profiel in Leeuwarden uit te testen.
Daartoe is er door de Dienst Stadsontwikkeling een bestand
beschikbaar gesteld van 440 geregistreerde kamerverhuuradressen. Dit
bestand is vervolgens vergeleken met het uitkeringsbestand.
[Het bestand van geregistreerde kamerverhuuradressen is aangelegd met
het doel om kamerverhuurders en hun kamerpanden waarvoor een z.g.
'onttrekkingsvergunning' en/of een 'exploitatievergunning' is verleend,
te registeren als zijnde panden die aan de Kamerverordening voldoen.
Het gebruik van dit bestand door Sociale Zaken is in strijd met het doel
waarvoor het bestand is aangelegd en derhalve in strijd met de
privacyregelgeving.
Afgezien daarvan bestaan de bewoners van kamerpanden
voor pakweg 90 procent uit studenten die met de bijstandswet niets van
doen hebben.
Bovendien is een deel van de kamerpanden met drie of meer
kamerbewoners (vergunningplichtig) nog steeds niet in kaart gebracht in
het kader van het wel/niet kunnen verlenen van een exploitatievergunning
en zijn kamerpanden met minder dan drie bewoners/drie kamers en de
hospitakamers niet vergunningplichtig.]
Van alle cliënten die op één van deze kamerverhuuradressen stond
ingeschreven zijn er a-select 40 cliënten geselecteerd.
Rechtmatigheidsonderzoek bij deze groep toonde aan dat na 25 afgeronde
rechtmatigheidsonderzoeken er in 9 gevallen fraude is geconstateerd. Dit
correspondeert met een rendement van 36 procent.
[Ons bekruipt het gevoel dat gezien de kleine geselecteerde groep en
het nog kleinere aantal afgeronde rechtmatigheidsonderzoeken het
'rendement' totaal nietszeggend is. Wij vermoeden dat indien men op dit
moment de selectie op exact dezelfde wijze herhaalt, dit een totaal
ander percentage oplevert qua 'rendement'. Hoger of lager? Wij durven
hierover geen uitspraken te doen.
Indien ons vermoeden juist is, ligt
dit waarschijnlijk aan de te kleine selectie qua groep.]
De ijkwaarde is vastgesteld door een a-selecte steekproef van 87 cliënten te controleren op rechtmatigheid. Daarbij is in 5 gevallen fraude geconstateerd. Dit komt overeen met een ijkpercentage van 5,7 procent. Dit percentage is gehanteerd als ijkwaarde voor het risicoprofiel "kamerbewoners".
[In feite hebben we hierop dezelfde kritiek als hierboven t.a.v. de
groep van 40 kamerbewoners: De groep waarin men de steekproef doet is
erg klein. Bij deze hele test om een risicoprofiel te vinden, hebben
wij het gevoel dat we op slimme wijze misleid worden.
Een theoretisch
voorbeeld: De politie in de USA besluit een risicoprofiel te maken wat
moet aangeven welke groep automobilisten te hard rijdt of rijdt in een
auto met gebreken. Op deze wijze kunnen ze meer mensen aanhouden die
op deze punten in overtreding zijn, is de gedachte. Ze vermoeden dat
zwarte automobilisten vaker in overtreding zijn dan blanke
automobilisten.
Ze beginnen op diverse hoofdwegen met een grote
steekproef, waarbij ze willekeurig automobilisten aanhouden. Vijf
procent van hen rijdt of te hard of in een auto met gebreken. Vervolgens
houden ze een kleinere steekproef onder alleen zwarte automobilisten en
de uitkomst is, dat 10 procent van hen in overtreding is. De conclusie
uit het onderzoek is, dat een risicoprofiel wordt: 'zwarte
automobilisten'.
Er wordt bijverteld: "Het gaat om situatieschetsen,
niet om persoonsschetsen."
Maar het is de politie wel duidelijk: Je moet zwarte automobilisten scherper controleren dan anderen.
Het is SZ ook duidelijk: Je moet kamerbewoners scherper controleren dan anderen.]
Zoals eerder beschreven is er sprake van een doeltreffend risicoprofiel wanneer het rendementspercentage hoger is dan de ijkwaarde. Ten aanzien van het risicoprofiel "kamerbewoners" blijkt dat het rendementspercentage (9%), hoger is dan de ijkwaarde (5,7%). Op grond van de testresultaten kan dus worden geconcludeerd dat het risicoprofiel "kamerbewoners" in Leeuwarden doeltreffend is.
[Deze conclusie houdt volgens ons geen stand indien de test om een
risicoprofiel te vinden onder dezelfde condities qua aantallen wordt
herhaald. Bovendien is het risicoprofiel niet 'kamerbewoners' maar:
Feitelijke woonsituatie wijkt af van opgegeven woonsituatie.
En dat
heeft niks te maken met 'echte' kamerbewoners!
Zij kunnen hier ten onrechte een hoop narigheid mee krijgen.
Voorbeeld:
Iemand levert bij SZ een huurcontract aan op een bepaald adres en laat
zich op dat adres inschrijven, zonder dat de kamerbewoners in dat pand
hier weet van hebben.
Vervolgens wordt controle gehouden en moeten de
echte kamerbewoners bewijzen wie ze zijn, of ze daar wel echt wonen enz.
Dit is ons tweede bezwaar: Het stigmatiseren van alle kamerbewoners.
Van de kant van SZ werd in de notulen van de Cliëntenraad van 23/5/2002
gesteld: "Het gaat om situatieschetsen, niet om persoonsschetsen" en dat
is slim bedacht, maar achter elke situatie staat een mens. Niet de
situatie wordt tot potentieel fraudeur gemaakt, maar de persoon in die
situatie.
Indien fraude wordt gepleegd, wordt dit gepleegd door een
individueel persoon, niet door een groep of collectief. Indien iedereen
die bij SZ stelt dat hij/zij een kamer huurt, fraudeert, behalve 1
persoon, dan nog gaat het niet aan om ook die ene persoon ook maar op
voorhand van fraude te verdenken, omdat de rest van 'zijn groep' dat
toch ook doet.
Het is niet 'zijn groep'!
Een hele groep mensen wordt
door dit risicoprofiel op voorhand als 'verdachte van bijstandsfraude'
gezien.
Indien men dit risicoprofiel toch wil doorzetten, moeten
kamerbewoners de middelen hebben om zich te verweren tegen
'spookinschrijvingen' bij het GBA.
In principe zijn deze middelen
aanwezig bij Burgerzaken, want iedereen die dat wenst kan zijn adres
laten blokkeren tegen inschrijvingen op zijn adres. Wordt het adres in
het GBA geblokkeerd, dan kan niemand zich op dat adres laten inschrijven
zonder dat de bewoner(s) hiervan bericht krijgt van het GBA. Slechts met
zijn schriftelijke toestemming kan dan iemand op dat adres ingeschreven
worden.
Dit is echter weinig bekend bij het publiek. Wij stellen dan ook voor om een foldertje door Burgerzaken te laten maken voor het publiek waarin de mogelijkheden t.a.v. een GBA-adres worden omschreven, zoals blokkade tegen inschrijvingen, geheimhouding adres tegenover derden (bv. allochtone gescheiden vrouwen!) enz.]
Gelet op deze testresultaten wordt voorgesteld om het risicoprofiel "kamerbewoners" in het kader van het LAT-project experimenteel in te zetten ten behoeve van het primaire proces en in de vorm van een themacontrole op het gehele uitkeringsbestand.
[Controleer dan 'random' routinematig zo nu en dan gedeelten uit het
uitkeringsbestand op alle typen fraude, dat is minder stigmatiserend.
Of: Controleer zo nu en dan willekeurig op alfabet, bv. allen met de
achternaam die begint met de letter H, W, R enz.]
Tot slot.
In het voorgaande zijn het legitimatiemodel en de testresultaten aan u
voorgelegd. Deze informatie is ook reeds met het cliëntenplatform
besproken.
[Op 23/5/2002 werd de nota daar uitgedeeld, zodat van inhoudelijke bespreking toen nog niets kon komen: Niemand had de nota toen uiteraard nog gelezen.]
Voor het overige wordt voorgesteld om het presidium in overweging te geven om dit voorstel ter informatie voor te leggen aan de raad.
Resumerend stel ik u voor te besluiten conform het gestelde onder "advies".
V. Frans
Dienst Welzijn/ sector AW
Samenvatting commentaar:
a. Aan het woord 'kamerbewoner' wordt het beeld geplakt van 'potentiële fraudeur'. De meeste kamerbewoners zijn nb. studenten die geen bijstandsuitkering hebben.
b. Het bestand van kamerpanden met een exploitatievergunning is gebruikt
voor een ander doel dan waarvoor het bestand werd aangelegd.
Dit is in
strijd met een van de hoofdprincipes van de privacywetgeving: Een
bestand mag alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor het werd
aangelegd.
c. Alle kamerbewoners worden door dit risicoprofiel gestigmatiseerd omdat extra wordt gecontroleerd als iemand zegt dat hij/zij een kamer huurt. Op voorhand wordt aangenomen dat dat niet waar is.
Tenslotte: Geruchten willen dat SZ al weer bezig zou zijn met het
volgende 'risicoprofiel', uiteraard zonder dat de Cliëntenraad ergens
van weet.
Het verhaal wil, dat SZ zou hebben geconstateerd dat als er mensen bellen om informatie t.a.v. de materie bijstandsuitkering en
erfenissen, er vervolgens geen melding wordt gemaakt van een toename van het vermogen door klanten van SZ.
Als we dit verhaal waarvan we op dit
moment nog niet het exacte waarheidsgehalte kunnen nagaan, letterlijk
zouden nemen, dan betekent dit dat namen van bellers om informatie
worden geregistreerd.
We wijzen erop dat ook als iemand geen naam noemt, dit technisch mogelijk is door de nummerherkenning bij SZ te koppelen aan een CD-Rom bestand met daarop het gehele telefoonboek plus een
programma wat naam en adres zoekt bij een telefoonnummer.
Dit kan voorkomen worden indien men zelf hetzij tijdelijk hetzij
permanent de nummerherkenning uitschakelt.
Wij beweren niet DAT SZ dit doet, maar de technische mogelijkheid is in principe aanwezig en niet zo erg moeilijk te realiseren.
Het verhaal is overigens ook absurd omdat niet iedereen die deze
informatie vraagt, per definitie een bijstandsuitkering hoeft te hebben.
Ook kan het zo zijn, dat tussen het moment van de vraag en de
daadwerkelijke betaling vanuit een erfenis, de nodige tijd ligt:
Notarissen maken vaak niet veel haast met de afwikkeling.
Het kan ook
nog zo zijn dat betrokkene op grond van de verstrekte informatie afziet
van de erfenis. Deze kan namelijk worden geweigerd. De procedure is
simpel: Men gaat naar de griffie van de rechtbank en vraagt naar het
formulier waarmee afstand kan worden gedaan van een erfenis.
Invullen, ondertekenen en weer inleveren bij de griffie van de
rechtbank. Men moet rekenen op griffierechten, die enige jaren terug
f450,= bedroegen, wat op zich fors is.
Het kan natuurlijk ook zijn dat SZ binnenkort overlijdensadvertenties
gaat napluizen... Dit gebeurde vroeger bij sommige sociale diensten wel
meer... Ook de belastingdienst bediende zich wel van dergelijke
praktijken.
Moraal van dit verhaal: Leden van de Commissie Welzijn: Weet waar u aan
begint. U weet wel hoe u NU begint, maar u weet niet hoe u eindigt...
Het zal u duidelijk zijn dat wij bij het P.E.L. geen behoefte hebben aan
'risicoprofielen', LAT-project of niet.
Leeuwarden, 4/10/2002 Secretariaat P.E.L.
Uit de Leeuwarder Courant van maandag 7/10/2002:
LEEUWARDEN - De manier waarop de gemeente Leeuwarden misbruik van bijstandsuitkeringen te lijf wil gaan, brandmerkt volgens het Platform Een- en Tweepersoonshuishoudens (PEL) alle kamerbewoners tot potentiële fraudeurs. Het PEL doelt op het gebruik van risicoprofielen, die er volgens de gemeente op wijzen dat kamerbewoners relatief vaak valselijk aanspraken op bijstand maken.
De gemeente leidde dit af uit een vergelijking van 440 kamerverhuuradressen met het uitkeringenbestand. Hieruit maakt de gemeente op dat het loont de controle op rechtmatige bijstandsontvangst speciaal te richten op de mensen die als kamerbewoner te boek staan.
Het PEL is bang dat kamerbewoners het stempel van fraudeur krijgen. In zijn brief wijst het Platform er op, dat de fraude in de regel neerkomt op de valse opgave dat iemand kamerbewoner is.
"Het heeft niks te maken met echte kamerbewoners, maar die kunnen hier
ten onrechte wel een hoop narigheid mee krijgen", aldus de brief.
Het PEL pleit daarom voor een voorlichtingscampagne, die kamerbewoners
wijst op de mogelijkheid het eigen adres te blokkeren voor valse
inschrijvingen.
De raadscommissie welzijn buigt zich vanavond over het vraagstuk.
Commentaar: Over die 440 kamerverhuuradressen werd in het commissiestuk gezegd:
"Van alle cliënten die op één van deze kamerverhuuradressen stond
ingeschreven zijn er a-select 40 cliënten geselecteerd.
Rechtmatigheidsonderzoek bij deze groep toonde aan dat na 25 afgeronde
rechtmatigheidsonderzoeken er in 9 gevallen fraude is geconstateerd. Dit
correspondeert met een rendement van 36 procent." Einde citaat.
M.a.w.: Slechts 'hard' bewezen werden 9 gevallen van de 25... Bovendien vind je op die 440 adressen voornamelijk studenten die helemaal geen bijstandsuitkering hebben... Over "rendement" gesproken...
Het was op verzoek van Roekiman van PAL/GroenLinks dat de risicoprofielen op de agenda waren gezet. Hij was over de manier waarop B en W dit er door hadden geprobeerd te drukken behoorlijk 'pissed', stelde hij. Hij vond dat de controle hierop niet de hoogste prioriteit had moeten krijgen, maar dat de prioriteit had moeten liggen op controle op niet opgegeven bijverdiensten. Nu komt 'witte fraude' tegenwoordig wel snel boven tafel omdat de bestanden van belastingdienst en SZ regelmatig vergeleken worden, maar zwartwerk staat uiteraard niet geregistreerd bij de belastingen. Kortom: PAL/GroenLinks was tegen het voorstel en dat was opmerkelijk voor een collegepartij.
Het CDA was uiteindelijk bij monde van Gea Dames voor het collegevoorstel, maar vond wel dat het PEL "wel een beetje gelijk had" met de opmerkingen over de privacy en de representativiteit van de steekproef die vervolgens leidde tot vaststelling van dit risicoprofiel.
Aukje de Vries van de VVD vond dat voor dit experiment 'ruimte' moest
zijn, maar had wel vraagtekens bij het gebruik van het bestand van
goedgekeurde kamerpanden voor dit doel.
M.a.w.: Als je er maar het etiketje 'experiment' op plakt, mag er
plotseling veel meer dan normaal.
Maar mensen wensen geen 'materiaal' te
zijn voor jullie 'experimenten'.
Ik adviseer elke kamerbewoner die
lastig wordt gevallen met dit soort controles in de vorm van een
'huisbezoek', bv. als iemand zich valselijk liet inschrijven op het
adres van het kamerpand, niemand binnen te laten en simpelweg te
stellen: "Pas als je terugkomt met een huiszoekingsbevel of
arrestatiebevel, mag je naar binnen" en om op de vraag of men even
binnen mag komen altijd "nee" te zeggen. Volgen daarna een hoop praatjes
en dreigementen, gewoon de deur dichtdoen en eventuele voeten tussen de
deur een schop verkopen. Je hoeft ook je naam niet te zeggen. Op zo'n
vraag kan bv. geantwoord worden: "Die staat in het telefoonboek" en je hoeft je zeker niet te legitimeren. Men moet zich realiseren dat dit
soort 'huisbezoeken' veelal gebaseerd zijn op een hoop bluf en een grote mond.
Van den Brug van de NLP "was wel tevreden met dit voorstel" maar op verdere inhoudelijke opmerkingen heb ik hem niet kunnen betrappen en dit gold ook voor Crijns van D66 die "geen bezwaren" had.
Anneke Weimar van de SP had een aantal kritische vragen over de fraudesignalen en over de selectie van de groep mensen.
Marco Florijn van de PvdA stelde: "Wij nemen dit voor kennisgeving aan" en had dus inhoudelijk niets op te merken.
Posthumus van de FNP hekelde het burocratische karakter van het risicoprofiel en vond dat er gewoon "een paar zwarte schapen" waren aangewezen.
Stoker van de ChristenUnie had "geen kritiek" en geen verdere opmerkingen, wat m.i. ongetwijfeld anders was geweest als het risicoprofiel gezinnen met kinderen geweest was. Daar ben ik vast van overtuigd. Kamerbewoners zijn veelal alleenstaanden en die zijn nooit populair geweest bij dit soort partijen.
Dolstra van Leefbaar Leeuwarden werd erg kwaad om het voorstel wat haar aan de oorlog deed denken. Zij sloot zich uiteindelijk aan bij de kritiek van Roekiman van PAL/GroenLinks.
Wethouder Arno Brok die tegenwoordig wethouder is van sociale zaken
hield eerst een verhaal over de procedure wat er op neerkwam dat de
instemming van de commissie welzijn eigenlijk niet nodig zou zijn en
verschool zich achter m.i. doelbewust onjuist geformuleerde
concept-notulen van de Cliëntenraad waar in stond dat de Cliëntenraad
akkoord was met het risicoprofiel. M.a.w.: Een zwaktebod, als de de
Cliëntenraad nodig hebt om je voorstel te rechtvaardigen. Het toont bovendien aan dat de Cliëntenraad slechts als instrument mag dienst doen ter extra legitimatie van het collegebeleid. Voor al dat soort
adviesraden is dat altijd een grote valkuil, waartegen men voortdurend
waakzaam moet zijn.
Vervolgens greep Hendrik de Groot, een van onze
vertegenwoordigers in de Cliëntenraad, in door te gaan inspreken in
tweede termijn. Hij legde uit hoe het zat:
Het stuk was in mei jl. in de
vergadering van de Cliëntenraad slechts uitgereikt, maar daardoor niet
inhoudelijk besproken. Het stuk wordt in de vergadering van de
Cliëntenraad in oktober a.s. inhoudelijk besproken.
In de laatste
vergadering had De Groot correctie gevraagd van de concept-notulen in
die zin, dat in mei jl. het PEL een voorbehoud had gemaakt t.a.v. het
voorstel omdat e.e.a. eerst nog moest worden gelezen.
Arno Brok negeerde dit verhaal echter volkomen en flikte het daarna om
doodleuk te herhalen "dat de Cli‰ntenraad zich akkoord had verklaard met het voorstel".
Beetje zielig eigenlijk dat je als wethouder zulke smoesjes nodig hebt en niet of nauwelijks komt met inhoudelijke
argumenten om je voorstel te verdedigen in de commissie.
Brok vond verder een steekproef met een aantal van 40 personen
'verdedigbaar' maar gaf inhoudelijk niet aan waarom dat lage aantal toch
als representatieve steekproef dienst kon doen.
Met betrekking tot het door Sociale Zaken raadplegen van het DSO-bestand
van kamerpanden met een exploitatievergunning, stelde hij dat dat wel
mocht, omdat het bestand openbaar zou zijn. Dat vraag ik me ten zeerste af, omdat ik me niet kan voorstellen dat dat bestand ook niet de namen bevat van degenen aan wie vergunning werd verleend. Het komt ook nogal opportunistisch over:
Enerzijds heeft de gemeente nooit een lijst willen
neerleggen van goedgekeurde kamerpanden ten behoeve van kamerzoekenden,
opdat deze weten welke kamerverhuurpanden legaal zijn, maar anderzijds
beschikt de gemeente naar goeddunken over het bestand voor
oneigenlijke doeleinden als haar dat goed uitkomt.
Dus enerzijds in de
praktijk is het bestand niet-openbaar, maar voor Sociale Zaken is het
wel openbaar...
We moeten binnenkort op grond van de Wet Openbaarheid
van Bestuur de hele lijst van goedgekeurde kamerpanden maar eens gaan opvragen. Wedden dat de lijst dan z.g. weer niet-openbaar is?!
Tenslotte: Al met al is het een slechte zaak dat nu de meerderheid in de Commissie Welzijn akkoord is met dit 'risicoprofiel', het hek verder van de dam is om de jacht te openen op allerlei mensen die door SZ in allerlei hokjes ingedeeld kunnen worden. Het PEL zal zich hiertegen blijven verzetten, zowel binnen als buiten de Cliëntenraad.
Secretariaat P.E.L.