"Linksom of rechtsom: rechtsongelijkheid".
Artikel Frans Moors in blad WizWijzer nr. 3, jaargang 2 van april 2002.


"Linksom of rechtsom: rechtsongelijkheid". Artikel Frans Moors in blad WizWijzer nr. 3, jaargang 2 van april 2002.
Over de motie 'lang-laag', minister Vermeend en het einde van het gemeentelijk armoedebeleid.


Hoewel de kabinetsformatie in volle gang is en het kabinet Kok demissionair, toch even een artikeltje over het voornemen van minister Vermeend om het gemeentelijke armoedebeleid grotendeels te verbieden.
(Zie ook het artikel "Motie lang-laag": Iets extra's voor minima?")

Dit mede omdat ik verwacht dat een kabinet VVD, CDA en LPF dit zeker niet terug zal draaien maar hier wellicht nog een schepje bovenop zal doen, al is het alleen maar "omdat er bezuinigd moet worden".
In het blad WizWijzer, jaargang 2 nr. 3 van april 2002 (een blad wat hier bij de soos wordt gelezen) stond over het voornemen van minister Vermeend een verhaal van Frans Moors. Hieronder volgt de letterlijke tekst.

LINKSOM OF RECHTSOM: RECHTSONGELIJKHEID

Nog net voordat zijn dadendrang door de demissionering van het kabinet wordt doorkruist, kondigt minister Vermeend het einde van het gemeentelijk armoedebeleid af. Hoe moeten we zijn voorstel om categoriale verstrekkingen in het kader van de bijzondere bijstand te verbieden anders zien?
Ter herinnering: zo'n zeven jaar terug werd in de armoedenota de categoriale bijzondere bijstand als één van de hoofdinstrumenten van dat gemeentelijke armoedebeleid geïntroduceerd.
Dat na eindeloos duw- en trekwerk tussen gemeenten en Den Haag om meer ruimte voor inkomensondersteuning van financieel kwetsbare groepen die met de individuele bijzondere bijstand niet konden worden bereikt. De gemeenten kregen in die tijd steeds meer signalen dat het welvaartpeil van sommige categorieën burgers met een uitkering of laag salaris wel erg sterk achterbleef bij modaal en bovenmodaal, en dat met name huishoudens met kinderen het steeds moeilijker kregen om het hoofd boven water te houden.

In zeven jaar is er veel gebeurd. De aantrekkende werkgelegenheid heeft ervoor gezorgd dat steeds minder mensen in de bijstand verblijven en dat de doelgroep van het armoedebeleid een stuk kleiner is geworden. Werkenden in de lagere inkomenscategorieën zijn er door de belastingherziening ontegenzeglijk financieel op vooruit gegaan.
[De eerste bewering betwijfel ik, de tweede bewering is m.i. onjuist:
De verhoging van de BTW, het misbruik dat sommige ondernemers hebben gemaakt van de invoering van de euro, de vermogensrendementsheffing in het nieuwe belastingstelsel plus de hoge inflatie en de eeuwig stijgende gemeentelijke belastingen zoals de OZB, vraten elk voordeel al lang weer op...]

Tegelijkertijd heeft het armoedebeleid er niet voor kunnen zorgen dat mensen die langdurig op een bijstandsuitkering bleven aangewezen er veel beter van zijn geworden.
[Voorzover armoedebeleid betekent dat er een belastingmaatregel wordt genomen bij de inkomstenbelasting, helpt dat niet voor mensen in de bijstand omdat de bijstand een NETTO uitkering is. Het bruto-jaarinkomen wordt slechts achteraf gereconstrueerd.]
De meest recente Armoedemonitor van het ministerie geeft zélf aan dat, ondanks alle inkomensondersteunende voorzieningen als huursubsidie, kwijtscheldingsregelingen en bijzondere bijstand, de huishoudens met een laag inkomen er in de periode '90-'99 er gemiddeld minder in koopkracht op vooruit gingen dan *alle* Nederlandse huishoudens.
De tweedeling, in de vorige eeuw door sociaal-democraten nog wel eens als een maatschappelijk probleem gedefinieerd, is door het armoedebeleid van de afgelopen jaren niet wezenlijk veranderd.
Sterker: de tweedeling is in de opvatting van de minister een onmisbaar instrument om mensen de arbeidsmarkt op te krijgen.
En arbeidsmarkttoeleiding is het beste armoedebeleid; inkomensondersteuning leidt maar tot slachtoffers van de armoedeval en rechtsongelijkheid.

Vermeends antwoord is dat mensen die *echt* langdurig op het sociaal minimum zitten op een aanvulling kunnen rekenen.
Die moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: je moet minimaal drie jaar afhankelijk zijn van het minimum, niet binnen een jaar werk kunnen vinden en actief zoeken naar werk of bezig zijn met een opleiding die werk dichterbij brengt.
[Dus: Mensen die in 'fase 4' Abw ingedeeld zijn en die door de GGD tijdelijk zijn afgekeurd, ofwel waarvoor een 'rustplan' geldt zoals dat heet in soos-jargon, vallen sowieso buiten de boot omdat het om en/en voorwaarden gaat...]
Daarmee worden de gemeenten opnieuw geconfronteerd met het probleem dat indertijd juist de aanleiding vormde om te pleiten voor de mogelijkheid van catergoriale bijzondere bijstand: er moet bij iedere cliënt een individuele afweging worden gemaakt.
Dat heeft twee grote nadelen: het gaat gepaard met hogere uitvoeringskosten en een groter niet-gebruik van de voorziening.
[Maar wellicht dacht Vermeend net als Johan Cruijf die ooit zei: "Ieder nadeel hep z'n voordeel"...]
Het eerste nadeel spreekt voor zichzelf: omdat iedere keer weer moet worden bepaald of de cliënt het *komende* jaar werk zal kunnen vinden en of hij zich wel genoeg heeft ingespannen om in het *afgelopen* jaar aan het werk te komen, zullen alle cliënten die drie jaar of langer werkloos zijn jaarlijks moeten worden opgeroepen om het recht op de aanvulling vast te kunnen stellen.
Dat betekent een extra druk op de uitvoering van de sociale diensten; niet alleen *getalsmatig*, maar ook *gevalsmatig*.
Het wordt immers volledig afhankelijk van de beoordeling van de consulent of de cliënt genoeg heeft gedaan om aan het werk te komen en in staat is binnen een jaar werk te vinden, en dus of deze voor de aanvullende uitkering in aanmerking komt of niet.

Het tweede nadeel, een hoger niet-gebruik, wordt veroorzaakt doordat de categoriale uitkeringen niet alleen zijn gericht op bijstandsminima, maar bijvoorbeeld ook op arbeidsongeschikten en ouderen die langdurig op het sociale minimum zijn aangewezen.
[Het Rijk had nl. gesteld dat er niet naar de inkomensbron gekeken mocht worden: Een gemeente mocht dus niet een bepaalde categoriale bijstandsvoorziening alleen geven aan een groep mensen met bijstand, maar ook aan de groep mensen die met hetzelfde probleem te maken hadden maar een andere uitkering hadden op bv. het sociaal minimum.]
Omdat het armoedebeleid alle groepen met een inkomen op het sociale minimum moet bedienen, kwamen categoriale verstrekkingen ook hen ten goede.
Deze niet-bijstandsgerechtigde minima maken traditioneel veel minder gebruik van de bijzondere bijstand omdat ze geen directe relatie onderhouden met de sociale dienst. Het is voorspelbaar dat, als de gemeente het recht op de aanvulling ook bij deze cliëntgroepen zal moeten vaststellen, er veel minder gebruik van zal worden gemaakt dan door de bijstandsgerechtigden.
[Sterker nog: Uitgaande van de voorwaarden zoals in dit artikel genoemd, is er helemaal geen recht op de door Vermeend gewilde Rijksregeling voor mensen met bv. WAJONG en WAO: Het komend jaar werk vinden is zeer onzeker en erg onwaarschijnlijk en je best doen om werk te vinden is geen verplichting bij deze regelingen omdat men arbeidsongeschikt is verklaard. Echt boeiend wordt het dan bij de IOAW en IOAZ: Deels vaak werkloos en deels arbeidsongeschikt, maar wel een uitkering op het sociaal minimum. Wat een burocratie...]
De rechtsongelijkheid *tussen* de gemeenten, een belangrijk argument van de minister om de categoriale regelingen te verbieden, zou dan wel eens kunnen worden ingewisseld voor rechtsongelijkheid *binnen* de gemeenten.

Frans Moors


Einde artikel uit blad WizWijzer. Commentaar tussen[].