De strekking van de motie 'lang-laag' was: iets extra's erbij voor mensen die al lang aangewezen zijn op een laag inkomen en geen perspectief hebben op verbetering van hun situatie. Deze motie werd ingediend door Saskia Noorman-den Uyl e.a. en werd kamerbreed ondersteund en aangenomen in december 2000.
Er is meer dan een jaar gepraat en gepraat en gepraat tussen het
ministerie van SZW en de VNG over de invulling van de motie.
Minister
Vermeend had beloofd dat de Sociale Alliantie ook mee kon praten, maar
die belofte is nooit ingelost de Sociale Alliantie is enkel
geïnformeerd, van meepraten is geen sprake geweest!
* Mensen die 3 jaar of langer aangewezen zijn op het sociaal minimum én
die geen arbeidsmarktperspectief hebben krijgen iets extra's:
1000
gulden per jaar voor een echtpaar, 900 voor een eenoudergezin, 700
gulden voor een alleenstaande
(let wel: het zijn nog bedragen in
guldens; als ze diezelfde bedragen nu eens lieten staan in
euro's... !!!!).
* Deze regeling komt in de plaats van de zogenaamde witgoed-regelingen
(regeling voor aanschaf van duurzame goederen) van de gemeenten.
Gemeenten moeten die regelingen dus beëindigen.
De Sociale Alliantie heeft haar bezwaren tegen deze regeling eerst bij
de minister en vervolgens bij de Tweede Kamer kenbaar gemaakt.
Eén
van de bezwaren is dat de regeling in veel gemeenten uitwerkt als een
verslechtering!
Alle huishoudens die nu wel iets krijgen, bijvoorbeeld
omdat ze 110% van het minimum hebben, vallen in de nieuwe regeling
buiten de boot, omdat daar de norm teruggebracht wordt tot 100% van het bijstandsniveau.
Het overleg tussen SZW en VNG over de uitvoering van de motie is nog steeds niet afgerond. Er spelen nog minstens drie kwesties: wie bepaalt het arbeidsmarktperspectief en hoe bepaal je dat? wie gaat de regeling betalen; welke ruimte houden gemeenten voor het voeren van categoriaal inkomens ondersteuningsbeleid?
Het voorstel is momenteel dat het arbeidsmarktperspectief wordt bepaald
door B en W (of althans onder verantwoordelijkheid van B en W).
Geen
arbeidsmarktperspectief wil zeggen: iemand zal de komende 12 maanden
niet uitstromen naar betaald werk. Hoe wordt dat bepaald? Het
gemakkelijkste is dat af te lezen uit het dossier dat bijvoorbeeld bij
de sociale dienst van iemand is; een andere, veel omslachtiger en
duurdere methode is:
iedereen moet een aanvraag indienen en dan wordt
afzonderlijk beoordeeld of zij/hij voldoet aan beide criteria:
3 jaar
op het minimum en de komende 12 maanden geen uitstroomperspectief.
De kosten worden geraamde op 230 miljoen gulden (dat is naar oordeel
van Sociale Alliantie veel te laag geraamd); de minister van SZW heeft
op zijn eigen begroting 65 miljoen gereserveerd.
Gemeenten schatten dat
de besparing op het niet meer uitvoeren van de witgoedregelingen ook 65
miljoen bedragen. Het geraamde tekort bedraagt in elk geval 100 miljoen
gulden.
SZW vindt dat gemeenten dat moeten betalen. Dat zou dus uit het
gemeentefonds moeten komen.
En dat zou in de meeste gemeenten wel eens
ten koste kunnen gaan van de ruimte die gemeenten hebben voor het
totale minimabeleid. Dus ... minima krijgen een sigaar uit eigen doos.
Gemeenten vinden dat het rijk voor zijn eigen regelingen moet betalen,
maar het ziet er naar uit dat de rekening toch terecht komt bij de
gemeenten en dat de meeste gemeenten die rekening doorschuiven naar de
minima.
Gemeenten mogen voortaan nog maar in beperkte mate categoriaal inkomens
ondersteuningsbeleid voeren. Dat mag nog maar voor de volgende
categorieën:
A. voor huishoudens die aanwijsbaar extra kosten hebben voor kinderen
(bijvoorbeeld schoolkosten die niet worden vergoed).
B. bij groepen huishoudens die extra woonlasten hebben.
C. bij extra kosten door chronische ziekte of handicap.
D. voor kosten ten behoeve van sociaal-culturele activiteiten .
E. aanvulling ziektekostenverzekering.
Tot zover de huidige stand van zaken, zoals die bekend is bij de sociale alliantie. Alles onder voorbehoud. Want nogmaals, de alliantie zit niet bij het overleg!
1. De uitvoering van de motie laat erg lang op zich wachten. Regelen dat mensen met het allerlaagste inkomen iets extra's krijgen blijkt in Nederland een moeizaam proces.
2. De nadruk in de motie lag op inkomensverbetering voor de mensen die 3
jaar of langer op het minimum zitten en die daardoor financieel in een
perspectiefloze situatie terecht zijn gekomen. Het ministerie van SZW
lijkt de doelgroep voor de regeling te willen beperken door de nadruk
te leggen op de vraag of voor de betreffende personen een perspectief op
de arbeidsmarkt vastgesteld kan worden.
Dit extra criterium betreffende arbeidsmarktperspectief is een criterium
dat moeilijk objectief en eenduidig is vast te stellen en dat daarom al
heel snel leidt tot rechtsongelijkheid en bureaucratische rompslomp.
De
Sociale Alliantie spreekt haar voorkeur uit voor het toepassen van één
eenduidig en helder criterium:
iedereen die drie jaar of langer op een
sociaal minimum is aangewezen krijgt, zo lang zij/hij in deze situatie
zit, een uitkering op grond van de regeling "lang-laag".
3. De omvang van de doelgroep wordt te laag ingeschat en het op de
rijksbegroting gereserveerde bedrag voor de uitvoering van de motie is
veel te laag om recht te doen aan de strekking van de motie en de ernst
van de situatie van veel mensen.
Als de last van de financiering
grotendeels bij gemeenten wordt gelegd, dreigen de mensen een sigaar uit
eigen doos te krijgen:
de gelden die een gemeente extra moet besteden
aan de uitvoering van de motie gaan ten koste van de financiële ruimte
voor het overige minimabeleid.
4. Het is van groot belang dat de gemeenten mogelijkheden behouden om
aan inkomensondersteuning te doen. De Sociale Alliantie steunt de inzet
om dat aanvullend gemeentelijk beleid op een effectieve en efficiënte
wijze te regelen, dus zoveel mogelijk via 'categoriaal maatwerk'.
Dat
voorkomt niet-gebruik, bespaart de doelgroep vernederende controles
én spaart aanzienlijk op de uitvoeringskosten.
Het idee om gemeentelijke
categoriale regelingen naar een landelijk niveau te brengen wordt door
de Sociale Alliantie niet afgewezen, maar die operatie moet dan wel
voldoen aan een aantal voorwaarden:
A. De beoogde inkomensverbetering moet zo effectief en efficiënt mogelijk worden geregeld, liefst door aanpassing van normensystematiek of via fiscale maatregelen. Wat dat betreft is de thans gekozen uitvoering van de motie 'langlaag' een inefficiënte wijze van het voeren van inkomensbeleid.
B. De inwoners van gemeenten die momenteel reeds een relatief goed
minimabeleid voeren, mogen er niet op achteruit gaan. Dit dreigt te
gebeuren.
in veel gemeenten komen lage inkomensgroepen tot 10 of 15%
boven het sociaal minimum op dit moment in aanmerking voor categoriaal
toegekende inkomensondersteuning voor de aanschaf van duurzame
gebruiksgoederen. Als de grens voor deze vorm van inkomensondersteuning
teruggebracht wordt naar 100% van het sociaal minimum, valt een aantal
mensen buiten deze categoriale regeling en zijn deze mensen verplicht
weer de omslachtige individuele procedure van de bijzondere bijstand te
volgen.
C. Het vervangen van categoriale gemeentelijke regelingen voor uitgaven voor bepaalde kosten (bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen) door een landelijke regeling, mag niet verhinderen dat gemeenten ten aanzien van andere noodzakelijke kosten (bijvoorbeeld schoolkosten) inkomensondersteuning blijven geven via categoriaal maatwerk. Ook hierbij is het van belang aan te blijven sluiten bij de in de praktijk noodzakelijk gebleken grens van 10 tot 15% boven het sociaal minimum.
5. Overigens is de Sociale Alliantie van mening dat het sociaal minimum
al jaren te laag is.
Het heeft de voorkeur om boven op de koppeling het
sociale minimum jaarlijks extra te verhogen, opdat de noodzaak van
ingewikkeld aanvullend inkomensbeleid zich minder algemeen voordoet.
Bij de uitvoering van de motie 'lang-laag' had in de ogen van de Sociale
Alliantie een forsere stap in deze richting gezet mogen worden. De
inzet van de Sociale Alliantie bij de uitvoering van deze motie is:
680
euro per jaar per huishouden en 135 euro extra per kind.
Voor het uitvoeren van de motie lang-laag in de hier geschetste zin, is
wetswijziging nodig. Er komt dus binnenkort een wetsvoorstel in de
Tweede Kamer. Dan zal de Sociale Alliantie nogmaals haar bezwaren tegen
deze invulling van de motie kenbaar maken.
De strekking van de motie
was: een verbetering van de situatie van de minima.
Maar deze
verbetering pakt in veel gevallen uit als een verslechtering.
In veel gemeenten is reeds de nodige onrust over deze materie.
De
Sociale Alliantie verzoekt lokale groepen na te gaan in hoeverre de
nieuwe regeling een verslechtering van de situatie is. Het is zaak
daarvan een goed en cijfermatig onderbouwd beeld te krijgen.
Maak dus berekeningen en stuur die ook naar de Sociale Alliantie, want
dergelijk materiaal hebben we nodig om nogmaals bij kamerleden aan de
bel te trekken als dit wetsvoorstel in de tweede kamer komt.