Herstructurering


Het begrip 'herstructurering' nader toegelicht uit het boek: 'Volkswoningbouw 1900-1945' van Tessel Pollmann, commentaar tussen []

Inleiding
Dit is een vrije weergave van het begrip 'herstructurering', zoals omschreven in het boek 'Volkswoningbouw 1900-1945' van Tessel Pollmann, werkzaam als senior-consulente bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

Citaat uit het Infoblad december 1996 van ministerie VROM:
Herstructurering, schrijft VROM, 'betekent primair het doorbreken van een sterk eenzijdige woningvoorraad van vooral goedkopere (huur)woningen, om de meer draagkrachtige huishoudens in die gebieden te behouden of aan te trekken.'

Herstructurering betekent dus het verminderen van het aantal goedkope woningen. Herstructurering past in het beleid van stedelijke vernieuwing waar het kabinet-Kok naar streeft.
Stedelijk vernieuwingsbeleid is nodig 'omdat veel mensen dicht op elkaar wonen, vooral in de steden. Het is van groot belang dat deze steden vitaal blijven. Het volkshuisvestingsbeleid streeft in dit kader naar een kwalitatief goed en gedifferentieerd woningaanbod, naar aantrekkelijke en veilige steden, waar alle inkomensgroepen (ook de lagere) voldoende woonkeuzemogelijkheden hebben. Dit beleid maakt deel uit van het streven van het kabinet naar stedelijke vernieuwing door het economisch draagvlak van de steden te versterken en de sociale structuur te verbeteren. Naast volkshuisvesting gaat het daarbij om werkgelegenheid, veiligheid, zorg, onderwijs en leefbaarheid. In sommige wijken staan de leefbaarheid en woonkwaliteit onder druk. Aanwijzingen daarvoor zijn bijvoorbeeld een eenzijdige sociale structuur, een gering economisch draagvlak, een slechte marktpositie van woningen en structurele leegstand. Deze ontwikkeling kan verstrekkende gevolgen hebben voor bepaalde wijken. Mensen met midden- en hogere inkomens vertrekken uit delen van de stad naar randgemeenten en kwetsbare bevolkingsgroepen blijven achter of komen juist in de wijk wonen. Ruimtelijke segregatie van mensen met weinig kansen - zowel op de woningmarkt als op de arbeidsmarkt - zou in de nabije toekomst meer en meer kunnen ontstaan. Het Rijk stelt alles in het werk om deze ongewenste maatschappelijke ontwikkelingen tegen te gaan. Instrumenten om deze problemen aan te pakken kunnen zijn: sociaal beheer van buurten en wijken, strategische nieuwbouw, stadsvernieuwing en herstructurering van het woningaanbod. In het gewijzigde Besluit Beheer Sociale Huursector wordt ook expliciet aandacht gevraagd voor de leefbaarheid.'

Dit is duidelijke taal. Duidelijk is ook de boodschap die erop volgt; men moet echter goed beseffen dat het woord 'differentiëren' - dat een kernwoord is in het huidige volkshuisvestingsbeleid - betekent: mengen. En mengen betekent hier dat tussen de kansarme mensen meer kansrijke mensen moeten komen wonen. Een beleid waarbij tussen kansrijken meer kansarmen geplaatst worden, is natuurlijk ook denkbaar als over differentiëren dan wel mengen wordt gesproken.
[Overigens valt het me op dat ook de schrijfster het over het 'plaatsen' van mensen heeft, alsof het er alleen om gaat hoe er geplaatst wordt in plaats van dat de keuze wordt neergelegd bij de woningzoekende]
In de huidige beleidspraktijk gaat het echter in de eerste plaats om de wijken met kansarmen die geherstructureerd moeten worden. Dit althans volgens het regeringsbeleid.

Het Info-blad van VROM van december stelde daarover:
'Gemeenten die tot herstructurering van hun goedkope woningvoorraad overgaan, zullen daartoe een aantal maatregelen moeten treffen. Het gaat hierbij in principe om alle denkbare maatregelen die bijdragen aan een meer gedifferentieerde samenstelling van de woningvoorraad.
Gedacht kan worden aan:

Daarnaast zijn er ook ondersteunende maatregelen denkbaar die het leven in de bedoelde buurten en wijken veraangenamen: het investeren in wijkbeheer, het verbeteren van de veiligheid en de leefbaarheid van de woonomgeving, en het aanbieden van overige voorzieningen die erop toegesneden zijn de woonomgeving te optimaliseren.'

[Het bovenstaande betekende in de Leeuwarder wijk Heechterp een nieuw hok voor de wijkvereniging met daarin o.a. ook een politiepost, met cellen in de kelder.]

KERN VAN HET BELEID IS ECHTER VERKLEINING VAN HET AANTAL GOEDKOPE WONINGEN EN DAARTOE HEEFT HET KABINET-KOK DAN OOK MIDDELEN VRIJGEMAAKT: 'Het geld dat het kabinet voor 1997 ter beschikking stelt middels de stimuleringsregeling goedkope is bedoeld om het proces van herstructurering een impuls te geven; het is dus in de eerste plaats een stimuleringsregeling. Om de herstructurering en dus de spreiding te realiseren, stelt het Rijk voor 1997 vijfenzestig miljoen gulden ter beschikking. Veertig miljoen is bestemd voor de vier grote steden. Twintig miljoen gaat naar de grotere stadsvernieuwingsgemeenten en vijf miljoen is bestemd voor gemeenten die bijvoorbeeld te kampen hebben met ernstige leefbaarheidsproblemen door structurele leegstand van woningen.'

Het programma van stedelijke vernieuwing staat ook beschreven in de Convenanten die het kabinet met een aantal steden heeft gesloten. Het eerste is het Convenant Kabinet/gemeente Amsterdam/Den Haag/Rotterdam/Utrecht. Het tweede is het Convenant Kabinet G15, waarin het kabinet met Almelo, Arnhem, Breda, Deventer, Eindhoven, Enschede, Groningen, Helmond, Hengelo, 's-Hertogenbosch, Leeuwarden, Maastricht, Nijmegen, Tilburg en Zwolle een overeenkomst sluit. In de inleiding tot met name het tweede convenant wordt de stedelijke vernieuwing beschreven als een 'gigantische opgave. We zouden kunnen spreken van een nieuwe fase van wederopbouw. Was er direct in de jaren na de oorlog sprake van een fysieke opgave, in de jaren negentig en in de jaren na 2000 zal het moeten gaan om een sociaal-economische, culturele en maatschappelijke revitalisering. En dat doe je niet in vier jaar. Het is een klus die tien, misschien wel vijftien jaar de hoogste prioriteit dient te hebben. Na de stenen stadsvernieuwing en de op achterstand gerichte sociale vernieuwing is het tijd voor een inspanning gericht op de vitaliteit van de totale stad: de derde golf. Bij de derde golf gaat het om sociale, economische en stedelijke revitalisering: werk, economie en stedelijkheid zijn de centrale thema's in dit convenant. Deze drie thema's spelen in op de grootstedelijke problemen en kansen.'

In het hoofdstuk Leefbaarheid van dit convenant wordt het thema van de herstructurering kort beschreven: 'Om ruimtelijke segregatie tegen te gaan zullen in de bestaande wijken vooral koopwoningen en/of duurdere woningen worden gebouwd en zullen in de nieuw te bouwen wijken ook woningen worden gerealiseerd die bereikbaar zijn voor de doelgroep. [Hoe men dat wil realiseren wordt er trouwens niet bij verteld, want dan zal toch weer een redelijke objectsubsidie op dergelijke nieuwbouwwoningen gegeven moeten worden om de huur betaalbaar te krijgen.] Dit zal zijn (taakstellende) vertaling moeten krijgen in volkshuisvestingsplannen. Hierbij worden ook de resultaten van de in het kader van de herijkings-Belstato uitgevoerde omgevingsverkenningen betrokken. Uitgangspunt is dat de zwaarte van de problematiek bepalend is voor het inzetten van instrumenten en dat er ook prioriteit zal worden gegeven aan de G15.'

Het convenant van het kabinet-Kok met de vier grote gemeenten heeft in principe dezelfde tekst. Na het woord 'volkshuisvestingsplannen' volgt in het convenant met de grote steden echter de tekst: 'Rijk en steden zullen binnen drie maanden gezamenlijk nagaan welke concrete maatregelen voorts nog noodzakelijk zijn om ongewenste ruimtelijke segregatie-effecten tegen te gaan, cq. te kunnen beheersen.'

De bovenstaande passages uit de stukken van de overheid geven de kern van het beleid weer. Het is een beleid dat zal raken aan dat van de zorg voor monumentale complexen. Het is ook een beleid dat raakt aan de zorg van veel mensen om het leefklimaat in de grote en kleine steden. Het is daarnaast een beleid waar een paar vraagtekens bij passen.

Het eerste vraagteken betreft het begrip SEGREGATIE. Segregatie, zo is de moderne gedachtengang, is een slechte zaak. Te veel mensen in dezelfde situatie in dezelfde buurt is een sociaal kwaad, want MENSEN HOREN GEMENGD TE WONEN. [Toen in 1988 de overheid zowel een spreidingsbeleid als een concentratiebeleid verbood - en dat ging dan vooral om allochtonen - werd het lastig voor de lokale bestuurders en voor woningcorporaties. Als we de mensen niet meer mogen dirigeren, wat mogen we dan nog wel dirigeren? Antwoord: De woningen. En omdat het bij segregatie nooit gaat om de villabuurt in Wassenaar maar altijd om de woningen in de volkswijken, gaat het erom de armeren uit elkaar te halen, cq. te spreiden.]
[Het gaat hier niet uitsluitend om: Het anti-segregatie wapen is een mes wat aan vele kanten snijdt en diverse doelen moet dienen.]
Het is de opvatting van de overheid, met name als het gaat om concentraties van 'kansarmen' en dan in het bijzonder van allochtonen. Daarom gaf de rijksoverheid het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) de opdracht een studie te doen naar segregatie en concentratie. Het SCP publiceerde het verslag daarvan in de rapportage Minderhedenbeleid 1996. Tot de opvallende constateringen die het SCP doet, hoort de bevinding dat segregatie en concentratie een probleem van de vier grote steden is. [Ook als je dus van dit door de overheid voorgestane beleid uit zou gaan, is het nergens voor nodig om in de Leeuwarder wijk Heechterp te slopen.]
Een tweede belangrijke bevinding is dat de (lage) prijs van woningen in een bepaalde wijk bepalend is voor de keuze voor die wijk:
allochtonen wonen graag goedkoop omdat ze weinig geld hebben. [Een weinig verrassende uitkomst. Wie dus allochtonen en andere mensen met weinig geld wil spreiden over de stad, moet een deel van de goedkopere woningen vernietigen en dat nu is exact wat er gebeurt. Wat dat betreft was de sloop van de G-blokken in de Amsterdamse Bijlmer in zekere zin al een stukje deportatiebeleid van in de ogen van de beleidsmakers minder gewenste bevolkingsgroepen nog voordat het begrip 'herstructurering' was bedacht. Maar in zekere zin is 'herstructurering' qua beleid als een bredere opvolger te beschouwen van Heerma's 'scheef wonen' verhaal.]

Het SCP stelt: 'De spreiding van de voorraad goedkope huurwoningen verklaart de spreiding van minderheden in grote trekken. Veel minder duidelijk is hoe het snel om zich heen grijpende verschijnsel van de grootstedelijke concentratiewijken maatschappelijk moet worden beoordeeld. ZIJN DE NEGATIEVE ASSOCIATIES DIE ERMEE VERBONDEN ZIJN GEGROND OF IS ER SPRAKE VAN EEN MET REGELMATIGE TUSSENPOZEN OPDUIKENDE MEDIAHYPE?'

Het SCP stelt hier een kernvraag. De auteur vervolgt: Met andere woorden: HOE ERG IS HET EIGENLIJK DAT MENSEN VAN EENZELFDE HERKOMST OF MET DEZELFDE KANSEN OF GEBREK AAN KANSEN BIJ ELKAAR WONEN? HET IS EEN PRINCIPIËLE VRAAG. [Het is m.i. niet erg als mensen hiervoor zelf kiezen. Zelf ergens voor kiezen kan een wassen neus zijn als je geen keus hebt. In de eerste plaats gaat het m.i. om gelijke kansen van jongs af aan. Dat betekent niet dat iedereen gelijk wordt, want ook bij gelijke kansen blijft iedereen uniek.] Wie segregatie en concentratie een maatschappelijk kwaad acht, kan niet anders dan zich de vraag stellen of het eigenlijk ooit veel anders is geweest. Waren er niet altijd arbeidersbuurten, ambtenarenbuurten, middenklassebuurten, volksbuurten, en buurten waar vooral de zeer welgestelden woonden? [En wat is er eigenlijk tegen op een goede arbeiderswijk, als de bewoners zelf het wonen als goed ervaren?!]

Wie segregatie en concentratie een maatschappelijk kwaad acht, kan niet anders dan zich de vraag stellen of het eigenlijk ooit veel anders is geweest. Waren er niet altijd arbeidersbuurten, ambtenarenbuurten, middenklassebuurten, volksbuurten, en buurten waar vooral de zeer welgestelden woonden? En is dat in veel opzichten niet nog altijd zo: hoe gedifferentieerd is Wassenaar, hoe gemengd is Amsterdam-Buitenveldert? Hoeveel mensensoorten wonen er in het Utrechtse tuindorp? Wie er doorheen wandelt, ziet er zelden donkere mensen. Af en toe ontwaart men een woningblok van een woningbouwvereniging of een blok bescheiden appartementen, maar de uitstraling is blank, werkend en welgesteld. Er zijn niet veel mensen die zich daar zorgen over maken, zoals er vroeger weinig mensen wakker lagen van het feit dat in de Indische Buurt in Amsterdam veel tram- en PTT-personeel woonde en dat in Utrecht de treinconducteur als vanzelfsprekend in de Rivierenbuurt een huurwoning had.

Segregatie en concentratie zijn begrippen in de huisvesting die op zich niet nieuw zijn, en professionele volkshuisvesters als beleidsambtenaren of directies van woningbouwverenigingen weten dat ook. En toch zijn ze zorgelijk. Het SCP-rapport geeft nauwkeurig aan waar die zorg vandaan komt: er is angst voor gettovorming. Getto's zijn van oorsprong gebieden waarin joden gedwongen werden zich te vestigen en waar men niet uit weg kwam. Getto's hebben dus te maken met immobiliteit. Is de bevolking van wat nu allochtonenwijken heten, inderdaad immobiel? Of zijn de wijken waar we nu met zoveel zorg naar kijken niet anders dan doorstroomwijken? Dat is de kernvraag van het SCP. Het antwoord is genuanceerd: de kans op werk is met name voor de allochtone bewoners slecht. De autochtone ouders in de concentratiewijken sturen hun kinderen niet naar de 'zwarte' scholen. De studieresultaten op de 'zwarte' scholen zijn relatief laag. Er is veel criminaliteit en verloedering. Maar armoedegetto's zijn er niet, zegt het SCP. En zover hoeft het ook niet te komen. De negatieve ontwikkelingen zijn nog omkeerbaar: werkgelegenheid, goed onderwijs, ontwikkelingskansen, tegengaan van criminaliteit en een beter leefklimaat zijn van belang. Sociale differentiatie is dat ook.
Vandaar ook dat een anti-scheefwoonbeleid een negatieve kant heeft; scheefwoners verdienen eigenlijk te veel om in sociale woningbouw te mogen wonen, maar het feit dat ze geworteld zijn in een kansarme buurt en daar blijven, brengt sociale differentiatie aan. [Opm.: De scheef-wonen discussie tijdens Heerma ging vrij ver, m.i. te ver: Het was in feite de derde poging na WO2 om iets daartegen in te voeren. Eerder was al geopperd een soort huurbelasting in te voeren, maar dat haalde het politiek niet, onder Heerma werd gesproken over tijdelijke huurcontracten. Wij hebben toen voor het standpunt gekozen dat men van het huurrecht af moest blijven: Gehuurd is gehuurd, maar dat bij woningtoewijzing huurders die boven een bepaalde inkomensgrens zaten, niet in aanmerking zouden komen voor de goedkoopste huurwoningen. Achterliggende gedachte was, datgene wat het meest schaars was te bestemmen voor diegenen die slechts op het goedkopere deel van de huurwoningmarkt konden kiezen. De platheid van hun portemonnee was in feite voor hen een soort maximale huurgrens, waardoor een deel van de woningen voor hen buiten bereik kwam te liggen, ondanks de IHS. Het 'bereik' werd bepaald door netto maandinkomen en de te verkrijgen IHS/mnd bij elkaar op te tellen.]

Het betoog van het SCP roert een andere belangrijke zaak aan, nl. de spreiding. In Nederland is tot voor enkele jaren illegaal gespreid.
Woningcorporaties, met medeweten van ambtenaren, spreidden; ze bepaalden in welke straat welk soort mensen mochten wonen. Of het nu om allochtonen, studenten, alleenstaande werkende jongeren of bijstandsmoeders ging, de corporaties probeerden concentraties te voorkomen. Dat mag niet meer. Woonservice en woonkrant hebben toewijzing van woningen controleerbaar gemaakt voor alle woningzoekenden; waar men illegale spreidingsmotieven bij de verhuurder vermoedt, kan men zijn beklag doen. En dat gebeurt. [Dit verhaal is onzin: In Leeuwarden is er nu een geïnstitutionaliseerd spreidingsbeleid op wijkniveau met daaronder een concentratiebeleid op blok of complex niveau. Ja, de toewijzingen zijn controleerbaar voorzover zij in de toewijzingslijst vermeld worden. Een deel van de toewijzingen komt daar niet in, maar gaat buiten alles om. Iemand die oneigenlijke motieven vermoedt kan alleen zijn beklag doen bij de Klachtencommissie Woonruimteverdeling indien hij/zij voor exact de woning die werd aangeboden, een bon heeft ingestuurd. De kring van belanghebbenden is daarmee uitgelegd op de smalst mogelijke wijze, hoewel bij de start van de Leeuwarder variant door de gemeente werd betoogd dat alle kaarten op publiekscontrole werden gezet. Via 'labeling' van de aangeboden woning wordt op mini-niveau, cq. de woning, exact bepaald voor wie die woning is. Dat gaat via uitsluitingen op leeftijd, leefvorm/huishoudensgrootte en doelgroep. Tevens zijn er nieuwe soorten mensen uitgevonden, nl. 'starters' en 'doorstromers'. Starters zijn mensen die geen woning achterlaten, doorstromers wel. Door deze criteria als een verfijnd 'raster' te leggen over alle aangeboden woningen, kan exact 'gestuurd' worden, bijv. woning voor starters, minimumleeftijd 23 jaar, minimaal 2 personen, geen studenten. Of: Woning voor doorstromers, minimumleeftijd 40 jaar, minimaal 2 personen. Om te bewijzen dat voor bepaalde groepen een spreidings- of concentratiebeleid wordt gevoerd, vergt een nauwgezette analyse van alle aangeboden woningen, uitgesplitst naar locatie en criteria. Wie dergelijke gegevens produceert zal echter geen kans maken voor de Klachtencommissie hier: Hij/zij was toch geen direct belanghebbende voor een woning en als hij/zij dat wel was, zegt men wel dat toevallig in dat geval voor die woning de 'hardheidsclausule' van toepassing was...]

Nu mensen niet meer gespreid mogen wonen, schrijft het SCP, grijpt men naar de 'logische tegenhanger': het spreiden van woningen 'naar aard en kwaliteit': door sociale woningbouw op de Vinex-locaties, maar VOORAL DOOR HET SCHEPPEN VAN DUURDERE WOONRUIMTE IN DE BESTAANDE CONCENTRATIEWIJKEN, DE ZOGENAAMDE GENTRIFICATION.'

Gentrification is een kernbegrip wat betekenis heeft op internationaal niveau: Denk aan de geschiedenis van de Londense 'docks'.
Het SCP is niet optimistisch over het sociale effect van 'gentrification': 'Over de mogelijkheden om via het plaatsen van dure appartementengebouwen in concentratiewijken een grotere sociale differentiatie binnen deze wijken te realiseren, is het beter zich niet te veel illusies te maken. Als de projectontwikkelaars al gevonden worden die bereid zijn hierin te investeren, dan is toch het meest waarschijnlijke dat dit resulteert in geïsoleerde, goedbeveiligde duurte-eilanden die voor de ontwikkeling van de wijk als structuur van kansen voor de bewoners van weinig betekenis zullen zijn.'

Ondanks deze scepsis van het SCP is er in Nederland een groot enthousiasme voor de herstructurering met zijn verhoopte effecten van spreiding en differentiatie. Anders dan bij de stadsvernieuwing komt er lang niet overal waar sociale woningbouw wordt gesloopt, sociale woningbouw terug. Met de mogelijkheid duurdere nieuwbouw neer te zetten, stijgt de waarde van de grond, en die waardestijging komt de corporaties goed van pas. Sinds april 1995 zijn ze verzelfstandigd; sinds die datum is de rijkssubsidie op objecten (woningen) in principe afgeschaft en is er alleen nog de huursubsidie die aan de individuele bewoner wordt uitgekeerd. Corporaties zijn dus geen verlengstuk van de overheid meer: ze moeten in de huizenhandel gaan, ontwikkelen en investeren en vanzelfsprekend is een opwaardering van de prijs van hun grond dan een welkome zaak. Bovendien geeft het Rijk premies op de verwijdering van goedkope woningen: dat maakt de upgrading van buurten extra aantrekkelijk. [Het gaat hier om het zogenaamde 'herstructureringsgeld', lees: sloopgeld. Het Rijk geeft dus geld om goedkopere woningen versneld tegen de vlakte te krijgen...]

HET IS GEEN WONDER DAT IN DIT KLIMAAT WAARIN GRONDPRIJZEN EN PREMIES ZO'N BELANGRIJKE ROL SPELEN, HET LOONT OM AAN TE TONEN DAT EEN BUURT EEN PROBLEEMBUURT IS. Het benadrukken daarvan leidt tot de 'mediahype' (de plotselinge stroom van artikelen en reportages) die anno 1997 weer woedt en waarin publicisten, ambtenaren en corporatiedirecteuren benadrukken hoe vies, onleefbaar, losbandig en crimineel het er in vele buurten toch aan toe gaat. Deze 'mediahype' is niet alleen onrealistisch, zoals een ieder weet die dagelijks in de zogenaamde probleembuurten komt, maar ze is ook stigmatiserend.
Tot in Hengelo en Winschoten kan men vernemen dat in Utrecht-Overvecht niet te wonen valt, wat beledigend is voor de vele duizenden brave en hardwerkende burgers die in deze zeer grootschalige en gedifferentieerde wijk wonen en die ergens aan de periferie van de buurt inderdaad een paar straten met veel onordelijk gedrag moeten gedogen. Kanaleneiland en Zuilen in Utrecht, de Indische Buurt en Bos en Lommer in Amsterdam, Malburgen in Arnhem, de Schilderswijk in Den Haag en park De Kooi in Leiden zijn slechts enkele voorbeelden van wijken waarover niet anders dan kwaad wordt gesproken. [Ik kan hier Heechterp in Leeuwarden bijvoegen]
Het vernietigende oordeel treft vooral de allochtonen, maar ook werkende jongeren, studenten, werklozen in het algemeen en klussende WAO-ers moeten het ontgelden. Buiten schot blijven de AOW-ers: we werden in de wederopbouw het land van vadertje Drees en in dat opzicht zijn we niet veranderd. [Alleen het buurtcomitee Schepenbuurt in Leeuwarden presteerde het tweede helft tachtiger jaren ook bezwaar te maken tegen een in hun ogen te grote concentratie bejaarden in uiteraard 'hun' buurt, vanwege een zich daar ook bevindend bejaardentehuis...]

Ten slotte een laatste aantekening: herstructurering heeft vanzelfsprekend ook te maken met het economisch afgeschreven zijn van woningen. In een aantal gevallen is dat inderdaad zo en is een woning de renovatie niet meer waard. Soms ook is de woning zo slecht gebouwd dat renovatie zinloos is. Er bestaan woningen die zo vochtig en gehorig zijn dat het zelfs in de grote steden moeilijk is er een huurder voor te vinden. Maar in het algemeen is er in alle steden altijd vraag naar goedkope woningen.

Het is een understatement te stellen dat als de Convenanten van het kabinet met de negentien grootste steden wordt uitgevoerd in de komende tien tot vijftien jaar, Nederland er na 2015 ingrijpend anders zal uitzien.

Tot zover de weergave van het algemene gedeelte van het boek van Tessel Pollmann over het begrip 'herstructurering'.

Naschrift: Inderdaad zal Nederland er anders uit gaan zien als dit alles onverkort wordt uitgevoerd: Een fors deel van de goedkopere woningvoorraad gesloopt en vervangen door koopwoningen die nieuw en dus duur zijn en door een beperkt aantal dure huurwoningen. Tevens alles wat arm is geconcentreerd in de 'strategische kernvoorraad' van de resterende goedkopere huurwoningen, die op hun beurt verspreid over de stad liggen die vooral in en rond de binnenstad is veranderd in een speeltuin voor de rijkeren. De VOLKShuisvesting die tot aan de 'Nota Heerma' (Herfst 1988) een breed kader had, waarmee ik bedoel dat deze in principe was bestemd voor het hele scala van arm tot rijk, is verder 'versmald' tot eilandjes van huurwoningen. De corporaties zijn verder gefuseerd tot gewestelijk of provinciaal opererende beleggers die tevens deze huurwoningen moeten beheren. In feite net als in de USA: 'Social housing' heet het daar: Getto's voor de allerarmsten. De volkshuisvestings-erfenis wordt verkwanseld in het kader van het 'marktdenken', tot er niks meer over is. Als je niet kunt kopen: Pech gehad, zie maar dat je je redt op de particuliere huisjemelkers markt, zoek maar een krottige kamer beland in een van de corporatie-getto's die onder controle gehouden worden d.m.v. veel 'bemoeizorg' van de welzijnsmafia, die contractueel dit 'product' levert aan corporaties, gemeenten, politie enz. Alleen georganiseerd verzet aan de 'basis' zowel plaatselijk als landelijk, gestructureerd en continue door de jaren heen, is in staat deze 'lijn' om te buigen.

secretariaat P.E.L.