Gedeeltelijke overwinning in rechtszaak Arnhemmer tegen dwangarbeid!
Een 'onwenselijk precedent'
Niet iedereen hoeft kleerhangers te sorteren


Vonnis rechtbank Arnhem 8/10/2008:
Gedeeltelijke overwinning in rechtszaak Arnhemmer tegen dwangarbeid! plus:
Een 'onwenselijk precedent'
Artikel journalist Louis van Overbeek op indymedia d.d. 18/10/2008 plus:
Niet iedereen hoeft kleerhangers te sorteren
artikel Leeuwarder Courant d.d. 9/10/2008.


Leeuwarden, 8/10/2008

EIGEN BERICHT

Een voormalig bijstandsgerechtigde te Arnhem en zijn advocaat mr. Arno van Deuzen van ABVAKABO FNV hebben een gedeeltelijke overwinning geboekt in een principiële zaak tegen werken met behoud van uitkering.
Zie ook de eerdere berichten hierover: "ADVOCAAT BINDT PRINCIPIEEL DE STRIJD AAN TEGEN DWANGARBEID IN NEDERLAND!" (bericht van 27/8/2007) en "DRUK BEZOCHTE AVOND PEL OVER O.A. RE-INTEGRATIE OF DWANGARBEID VRAAGT OM NADERE ACTIE" (bericht van 29/4/2008)
Het belang van dit vonnis is, dat er een gat wordt geschoten in dat verplichte gewerk met behoud van uitkering. Maar niet meer dan dat. Onder omstandigheden mag het niet. Of de gemeente Arnhem in beroep gaat, is me niet bekend. De advocaat van de eiser, mr. Arno van Deuzen, gaat wel in beroep vanwege de afwijzing van zijn beroep op het EVRM. (internationaal recht) Duidelijk is, dat dit een zaak van principieel belang is. Wat dat betreft hulde voor de eiser, die niet bang was voor de soos en voor zijn advocaat, die het desnoods wil uitvechten tot aan het Europees Hof. Het eerste station waar de zaak nu heen gaat inzake dat beroep op het EVRM, is naar de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. We blijven deze zaak volgen!

Hieronder de letterlijke tekst van het vonnis, uitgesproken door de rechtbank te Arnhem op 8 oktober 2008:

LJN: BF7284, Rechtbank Arnhem , AWB 07/5115 Print uitspraak

Datum uitspraak: 08-10-2008
Datum publicatie: 08-10-2008
Rechtsgebied: Bijstandszaken
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie:
Verlaging van de bijstandsuitkering van eiser wegens het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling (gesubsidieerde arbeid). Geen sprake van dwangarbeid, aangezien de dreiging met een maatregel niet zo zwaar is dat daardoor (psychische) dwang ontstaat om het werk te blijven verrichten. Ook geen sprake van verplichte arbeid, aangezien eiser niet gedurende langere tijd werkzaamheden had moeten verrichten waarvan volstrekt duidelijk was dat deze voor hem geen enkele positieve invloed op re-integratie in het reguliere arbeidsproces zouden kunnen hebben. Beroep op artikel 4 EVRM en artikel 8 IVBPR kan derhalve niet slagen. Weigering medewerking is niet verwijtbaar, omdat het college eiser niet zonder meer naar het Trainingscentrum kon sturen zonder dat naar zijn individuele situatie is gekeken. Beroep wordt gegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht

registratienummer: AWB 07/5115

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 8 oktober 2008

inzake

[eiser], eiser, wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. A. van Deuzen,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.

1. Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 23 november 2007.

2. Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2007 heeft verweerder de bijstand van eiser verlaagd met 40 % voor de duur van één maand.

Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.

Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.

Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 21 april 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van Deuzen, voornoemd. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. H. van Deutekom en F.S.D. de Gama, beiden werkzaam bij verweerders gemeente.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank bij beslissing van 25 april 2008 het vooronderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Nadat van partijen de daarvoor vereiste toestemming was verkregen heeft de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.

[De reden waarom er eerst 1 rechter was en er 3 rechters aan te pas moesten komen, is me niet duidelijk.]

3. Overwegingen

3.1. Eiser ontving vanaf 1 juli 2006 tot en met 21 december 2006 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Per 25 januari 2007 is de uitkering van eiser beëindigd. Bij besluit van 11 mei 2007 heeft verweerder aan eiser met ingang van 19 april 2007 bijstand naar de norm voor een alleenstaande toegekend.
Eiser is op 1 mei 2007 aangemeld voor een traject bij het [Trainingscentrum] (hierna: [Trainingscentrum]) bij [locatie].
[Trainingscentrum] (Work First) heeft als doel te onderzoeken hoe het met de werknemersvaardigheden van de deelnemer is gesteld. Daarnaast is [Trainingscentrum] gericht op oefening van persoonlijke vaardigheden, die iedere werknemer, hoog of laag geschoold, nodig heeft om met bepaalde arbeid in het eigen levensonderhoud te voorzien. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als arbeidsdiscipline (op tijd komen, opdrachten van een meerdere accepteren, omgaan met collega’s. Op 3 mei 2007 is in een intakegesprek het verloop en doel van het traject aan eiser uitgelegd.
Eiser weigerde de werkervaringsovereenkomst te ondertekenen, omdat hij -kort samengevat- van mening is dat de aangeboden werkzaamheden niet kunnen bijdragen tot het vinden van een betaalde baan. De gevolgen van het niet meewerken aan dit traject zijn aan eiser kenbaar gemaakt.
Bij brief van 8 mei 2007 aan verweerder heeft eiser zijn bezwaren tegen het traject kenbaar gemaakt. Niettemin heeft hij op 9 mei 2007 toch de overeenkomst ondertekend. Op 14 mei 2007 is eiser met zijn werkzaamheden bij [Trainingscentrum] begonnen. Op 15 en 16 mei 2007 is eiser aanwezig geweest op de werkplek, maar is vervolgens weer vertrokken nadat hij had geïnformeerd naar de werkzaamheden. Daarna is er over en weer correspondentie geweest tussen eiser en de projectleider van het [Trainingscentrum], [projectleider], waarin eiser heeft geïnformeerd naar andere mogelijkheden. Nadat eiser zich op 21 mei 2007 had gemeld op de werkplek is hij vervolgens weer vertrokken. Hij heeft dezelfde dag een brief aan de projectleider geschreven, waarin hij wederom zijn bezwaren heeft geuit over de uit te voeren werkzaamheden. Eiser is geadviseerd contact op te nemen met zijn casemanager waarna eiser op 22 mei 2007 de projectleider schriftelijk heeft gevraagd hem mede te delen in hoeverre hij verplicht is de werkzaamheden uit te voeren. De projectleider heeft hem er op gewezen dat hij overplaatsing naar een andere afdeling kon vragen. In een gesprek op 23 mei 2007 ten kantore van verweerder heeft eiser aangegeven dat hij niet mee wilde werken aan het traject bij [Trainingscentrum]. De gevolgen hiervan zijn aan hem kenbaar gemaakt. Uiteindelijk heeft hij geweigerd zijn werkzaamheden op 25 mei 2007 uit te voeren, waarop de projectleider te kennen heeft gegeven dat eiser niet meer welkom was als hij niet bereid was de werkzaamheden uit te voeren.

[Het trainingscentrum was Presikhaaf te Arnhem. Het was dus uiteindelijk het Trainingscentrum wat hem wegstuurde.]

Daarna heeft hij niets meer vernomen van eiser. In zijn brief van 25 mei 2007 aan zijn casemanager, [casemanager], heeft eiser aangegeven dat hij geen enkele aanleiding meer ziet om het traject voort te zetten en dat de projectleider hem heeft laten weten dat hij zich niet meer hoefde te melden. Verweerder heeft in de hiervoor vermelde gebeurtenissen aanleiding gezien de bijstand van eiser bij wege van maatregel te verlagen met 40 % gedurende één maand.

[Dat laatste punt, dus die korting op zijn bijstandsuitkering, leverde een voor beroep vatbare beschikking op waarop bezwaar kon worden gemaakt. Dat bezwaar werd door de gemeente Arnhem afgewezen, waarop betrokkene in beroep ging bij de rechtbank in Arnhem.
Een re-integratietraject wat is vastgesteld levert geen voor beroep vatbare beschikking op, omdat gemeenten van mening zijn, dat zo'n traject al voortvloeit uit wetsartikelen in de Wet Werk en Bijstand zelf.
Dat is heel vervelend, want wil je echt in verzet, dan zul je eerst moeten zien een korting op je uitkering op te lopen in verband met zo'n re-integratietraject.]

3.2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat aan eiser terecht een maatregel van 40% is opgelegd voor de duur van één maand wegens het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Volgens verweerder heeft eiser van het begin af aan zich onvoldoende ingezet om het aangeboden traject bij [Trainingscentrum] te doen slagen, waardoor het voor verweerder niet mogelijk was om een beeld te krijgen van zijn afstand tot de arbeidsmarkt en de te ontwikkelen vaardigheden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het aangeboden traject niet in strijd is met de WWB of met een ieder verbindende bepalingen van internationaal recht.

[Het lijkt me onzin dat verweerder geen beeld - wellicht een onjuist beeld - had van de afstand tot de arbeidsmarkt van de eiser. Hoe kwam Arnhem er dan toe een keuze te maken voor de eiser door hem naar Presikhaaf te sturen? Of deed Arnhem maar wat? Gezien de uitspraak, lijkt het daar wel op.]

3.3. Eiser heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd bestreden. Op zijn stellingen zal hieronder, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

3.4. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB, is de belanghebbende vanaf de dag van melding verplicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

3.5. Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van die wet.

3.6. Ingevolge artikel 18, tweede lid van de WWB verlaagt het college overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid onder b, de bijstand indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de verplichtingen die verbonden zijn dan wel voortvloeien uit de WWB niet of niet voldoende nakomt. Van een verlaging wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

3.7. De raad van de gemeente Arnhem heeft invulling gegeven aan de in artikel 8 van de WWB genoemde verplichting door vaststelling van de Maatregelverordening gemeente Arnhem (Verordening).

3.8. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Verordening wordt een maatregel afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

3.9. Ingevolge artikel 4, eerste en tweede lid, van de Verordening ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

3.10. Ingevolge artikel 6, aanhef, derde lid, van de Verordening wordt het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de wet, waaronder begrepen sociale activering, aangemerkt als een gedraging van de derde categorie.

3.11. Ingevolge artikel 7, aanhef, eerste lid, onder c, van de Verordening wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, de maatregel vastgesteld op veertig procent van de bijstandsnorm gedurende één maand, bij gedragingen van de derde categorie.

3.12. In geschil is de vraag of verweerder aan eiser op grond van artikel 18, tweede lid van de WWB jo. artikel 6, aanhef, derde lid, en artikel 7, aanhef, eerste lid, onder c, van de Verordening terecht een maatregel van 40% heeft opgelegd voor de duur van één maand wegens het verwijtbaar niet of in onvoldoende mate meewerken aan een aangeboden traject.

Daaromtrent wordt als volgt overwogen.

3.13. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank voldoende gebleken dat eiser niet althans in onvoldoende mate heeft meegewerkt aan het traject bij [Trainingscentrum]. Eiser heeft van de aanvang af aangegeven bezwaren te hebben tegen de in het kader van dat traject aangeboden werkzaamheden. Weliswaar heeft eiser zich op 14, 15 en 16 mei 2007 gemeld op de werkplek maar hij heeft, onder het uiten van zijn bezwaren daartegen, niet de aangeboden werkzaamheden verricht. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat het traject beëindigd is.
Overwogen wordt dat het traject bij [Trainingscentrum] moet worden aangemerkt als een voorziening als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder b, van de WWB. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het gedrag van eiser terecht gekwalificeerd als niet of in onvoldoende mate meewerken aan een aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 6, aanhef, derde lid, van de Verordening.

3.14. De vraag die vervolgens voorligt is of verweerder geen maatregel had mogen opleggen omdat eiser niet kon worden verweten dat hij niet heeft meegewerkt aan het traject bij het [Trainingscentrum].

3.15. Als meest verstrekkende grief heeft eiser aangevoerd dat het aangeboden werk strijdig is met artikel 4, tweede lid, van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 8 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Artikel 4, tweede lid, EVRM luidt als volgt: Niemand mag worden gedwongen dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten. Artikel 8, derde lid onder a, IVBPR verbiedt bovenvermelde arbeid in vrijwel gelijke bewoordingen.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat de werkzaamheden bij het [Trainingscentrum] als arbeid in de zin van vorenbedoelde verdragsbepalingen moeten worden aangemerkt.
Onder verwijzing naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 23 november 1983 (Van der Mussele vs België, appl. No. 8919/80), wordt voorts overwogen dat van dwangarbeid slechts sprake kan zijn wanneer degene die de arbeid moet verrichten daartoe fysiek of psychisch wordt gedwongen (zie ook het arrest van het EHRM van 26 juli 2005, inzake Siliadan vs Frankrijk, appl. no. 73316/01).
Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiser geen sprake. De rechtbank overweegt in dit verband dat bedreiging met een maatregel weliswaar belastend moet worden geacht, echter niet zodanig dat daardoor een (psychische) dwang kan ontstaan tot het verrichten of continueren van de werkzaamheden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser, door het aanvaarden van betaalde arbeid, de effecten van de maatregel kan ontgaan.

[Dit vind ik flauwekul. De rechtbank redeneert hier net zo als de filosoof J.P. Sartre die stelde: er is altijd een keus. Zit je in het concentratiekamp, dan kun je nog altijd tegen het prikkeldraad aanlopen, wat onder spanning staat. In dit geval is de keus: of dwangarbeid of de hongerdood of crimineel worden. De rechtbank doet bovendien alsof je een broodje "betaald werk" bij de snackbar uit een vak kunt trekken. Wat in realiteit nonsens is.]

Derhalve rest de vraag of de werkzaamheden bij het [Trainingscentrum] als “verplichte (en dus verboden) arbeid” in de zin van bovenvermelde bepalingen moet worden aangemerkt. Daarvan is volgens de hierboven vermelde uitspraak van het EHRM van 23 november 1983 in het volgende geval sprake:
“What there has to be is work “exacted … under the menace of any penalty” and also performed against the will of the person concerned, that is work for which he “has not offered himself voluntarily”.
Daarnaast wordt gesteld dat ondanks eventuele instemming met de werkzaamheden niettemin sprake kan zijn van verplichte arbeid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer:
“in the case of a service required in order to gain access to a given profession, if the service imposed a burden which was so excessive or disproportionate to the advantages attached to the future exercise of that profession, that the service could not be treated as having been voluntarily accepted beforehand; this could apply, for example, in the case of a service unconnected with the profession in question”.

3.16. Uit de overwegingen van het EHRM in bovenvermelde zaak leidt de rechtbank af dat onder “penalty” ook wordt begrepen een sanctie waarbij de uitkering wordt verlaagd maar die, zoals hier het geval is, een niet punitief karakter heeft.

[Nee, de straf komt niet uit het Wetboek van Strafrecht, maar de met de eufemistische term "maatregel" aangeduide korting wordt wel degelijk ervaren als straf en zo is de korting op de uitkering ook bedoeld! Laten we elkaar niets wijsmaken.]

3.17. Met betrekking tot de vraag of het traject bij [Trainingscentrum] als verplichte arbeid in bovenvermelde zin moet worden beschouwd overweegt de rechtbank als volgt. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat de werkzaamheden die in het kader van dat traject worden verricht ongeschoolde arbeid van zeer eenvoudige aard zijn. Eiser werd de keuze gegeven tussen werkzaamheden in de groenvoorziening (schoffelen, onkruid wieden) of tubes secondelijm in- of uitpakken. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid nog niet mee dat er sprake is van dwangarbeid of verplichte arbeid in de zin van artikel 4, tweede lid, EVRM en artikel 8 IVBPR.

[Nee, de aard van het werk bepaalt ook niet of er sprake is van dwangarbeid, maar m.i. het feit dat geen loon wordt betaald. Was er loon betaald, dan was het reguliere gangbare arbeid geweest in de zin van de WWB, waar je ook discussie over kunt hebben, namelijk over het verlies van het vroegere begrip "passende arbeid" in de v.m. (Nieuwe) Algemene Bijstands Wet (NABW en de ABW)]

Daaraan doet niet af dat deelname aan het traject niet als vrijwillig kan worden gezien nu weigering daarvan gebruik te maken leidt tot een verlaging van de bijstand bij wege van maatregel.

[Dit is wel een belangrijke vaststelling: onder vrijwillig versta ik vrije keuze, zonder nadere gevolgen bij het maken van een keuze.]

Immers, bijstand is een sociaal vangnet waarbij een zo snel mogelijke terugkeer naar de arbeidsmarkt voorop staat. Blijkens de geschiedenis van totstandkoming van de WWB ligt het primaat bij arbeidsinschakeling en niet bij inkomensondersteuning. Vandaar dat aan de verlening van bijstand re-integratieverplichtingen verbonden zijn. De rechtbank acht voorts van betekenis dat doel en strekking van het traject bij [Trainingscentrum] is om mensen die een aanzienlijke afstand tot de arbeidsmarkt hebben, elementaire vaardigheden bij te brengen teneinde hun kansen op de reguliere arbeidsmarkt te vergroten. [Trainingscentrum] is daarmee in beginsel een redelijk binnen de democratische rechtsorde passend re-integratie-instrument.

[Het woord "immers" slaat nergens op: dit woord wordt normaliter taalkundig gebruikt om uit daaraan voorafgaande opmerkingen iets te concluderen, maar de tekst die volgt na het woord "immers" hangt los in de lucht en lijkt meer op een losse oprisping: "Bijstand is een sociaal vangnet ..." enz.
Inzake de oipmerkingen van de rechtbank over doel en strekking van het traject veralgemeniseert de rechtbank het verhaal van de eiser, want zijn realiteit was anders: de kernvraag van de eiser is steeds geweest: hoe draagt dit werk eraan bij om op termijn reguliere arbeid te verkrijgen? Ik ben en blijf van mening dat verplicht onbetaald werk (we hebben het hier niet over vrijwilligerswerk!) zonder loon, zonder arbeidsovereenkomst enz. afgedwongen arbeid is. Want ook schoffelen is wel degelijk gewoon productieve, zij het eenvoudige arbeid, waarvoor een gemeente vroeger mensen in dienst had, die loon kregen en een vaste aanstelling hadden. Het spaart zo een gemeente heel wat geld om op deze wijze arbeidskracht in te zetten! En dat is ook een deel van de achtergrond van diverse re0integratietrajecten.]

3.18. Dit neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat er in het concrete geval wel degelijk sprake kan zijn van verplichte arbeid in de zin van de hierboven vermelde verdragsbepalingen. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat de verplichting tot deelname aan het traject bij [Trainingscentrum] niet als een normale burgerplicht bedoeld in artikel 4, derde lid, aanhef en onder d, EVRM moet worden aangemerkt. Bij dit laatste moet gedacht worden aan de persoon of hoedanigheid van de betrokkene gerelateerde verplichtingen tot dienstverlening ten algemenen nutte, zoals bijvoorbeeld de normale nachtdiensten van verpleegkundigen. Het verplicht verrichten van onbetaalde arbeid zoals in het geval van eiser valt buiten het begrip normale burgerplicht, te meer nu de WWB aan het ontvangen van bijstand niet per definitie de verplichting koppelt tot het verrichten van onbetaald werk.

[Een belangrijke conclusie! De rechtbank Amsterdam sprak onlangs uit dat re-integratie "burgerplicht" zou zijn, maar daarvan is bij verplichte arbeid geen sprake! Als het EVRM al verbiedt dat burgers bij sneeuw op het openbare trottoir dat verplicht moeten wegvegen, hoe zou er dan in dit geval sprake kunnen zijn van "burgerplicht"?]

3.19. Vast staat dat eiser (uiteindelijk) heeft ingestemd met deelname aan het traject bij [Trainingscentrum]. Eiser heeft immers op 9 mei 2007 de werkervaringsovereenkomst ondertekend en is gestart met de werkzaamheden. De rechtbank kan hier echter niet een zodanig gewicht aan toekennen dat reeds daardoor geen sprake meer zou kunnen zijn van verplichte arbeid in de zin van bovengenoemde verdragsbepalingen. De rechtbank laat hierbij meewegen dat deelname aan het traject een aan de bijstand verbonden verplichting was en verweerder eiser duidelijk te verstaan had gegeven dat een weigering een verlaging van de bijstand tot gevolg zou hebben.

[Een terechte conclusie: je kunt je afvragen in hoeverre die werkervaringsovereenkomst in vrijheid werd ondertekend? Eiser zal m.i. bij ondertekening geen gevoel hebben gehad dat hij dit geheel uit vrije wil deed. Wordt dwang bewezen bij de ondertekening van een willekeurig contract, dan is dat contract nietig.]

Hierdoor is er sprake is van een zodanige manifeste ongelijkheid tussen eiser en verweerder dat niet volgehouden kan worden dat eiser in volledige vrijheid heeft ingestemd met het traject. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de bijstand een minimumuitkering is zodat de aanzienlijke verlaging waarmee weigering tot deelname wordt bedreigd, eiser per definitie onder het bestaansminimum zal doen geraken. De rechtbank acht de door verweerder gebezigde term “werkervaringsovereenkomst” dan ook in zoverre onjuist.

[De rechtbank erkent hiermee dat het traject niet in volle vrijheid werd aangegaan en de ondertekening van het contract ook niet.]

3.20. Overwogen wordt verder dat de toeleiding van eiser naar het [Trainingscentrum] tot stand is gekomen op basis van het zich onder de gedingstukken bevindende klantprofiel. Blijkens dit klantprofiel zijn er bij eiser geen belemmeringen aanwezig tot uitstroom naar werk dan wel activering. Voorts is het voor de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de werkzaamheden bij het [Trainingscentrum] niet aansloten bij eisers werkervaring. Niettemin kan naar het oordeel van de rechtbank niet op voorhand gezegd worden dat het volstrekt uitgesloten was dat deelname aan het traject voor eiser enig voordeel zou kunnen hebben. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het traject bij het [Trainingscentrum] mede gericht was op het behouden dan wel verkrijgen van arbeidsritme, een factor die naar het oordeel van de rechtbank los moet worden gezien van de aard van de aangeboden werkzaamheden. Daarnaast is van belang, zoals uit de gedingstukken blijkt en ook door de gemachtigde van verweerder ter zitting is bevestigd, dat het traject is bedoeld om in de praktijk een beeld te krijgen van de capaciteiten en tekortkomingen van betrokkene. Wanneer in de eerste drie maanden na aanvang van het traject blijkt dat de afstand tot de arbeidsmarkt heel klein is of dat er geen werknemersvaardigheden te ontwikkelen zijn, kan het traject een ander karakter krijgen en gericht worden op snelle uitstroom of bemiddeling naar betaald werk. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet geheel worden uitgesloten dat voortgezette deelname aan het traject voor eiser enig voordeel had kunnen hebben, in die zin dat hij wellicht sneller zou kunnen worden bemiddeld naar betaald werk.

[Beetje geleuter naar mijn smaak: het traject sloot niet aan bij de werkervaring van de eiser: waarom dan niet meteen gepoogd hem te bemiddelen naar betaald werk?]

De rechtbank is daarom van oordeel dat ten tijde van eisers weigering het traject bij het [Trainingscentrum] voort te zetten, de werkzaamheden nog niet een zodanig disproportionele of excessieve belasting vormden dat om die reden al sprake zou zijn van verplichte arbeid in de zin van de hier bedoelde verdragsbepalingen. Daarvan zou slechts sprake kunnen zijn wanneer eiser gedurende langere tijd op straffe van een verlaging van zijn uitkering werkzaamheden had moeten verrichten waarvan volstrekt duidelijk was dat deze voor hem geen enkele positieve invloed op re-integratie in het reguliere arbeidsproces zouden kunnen hebben. Dit heeft zich niet voorgedaan. Om die reden kan er in het geval van eiser geen sprake zijn van verplichte arbeid in vorenbedoelde zin.

[De rechtbank komt hier bijna met een definitie van dwangarbeid in de zin van het EVRM. Simpel gezegd: dwangarbeid mag pas dwangarbeid genoemd worden als dit een zekere tijdsduur heeft en niet helpt bij iemands re-integratie. Maar het EVRM geeft geen minimale tijdsduur aan waarvan eerst sprake moet zijn alvorens je mag zeggen: dit is dwangarbeid.
Op twee punten probeert de rechtbank eigen, nadere, het EVRM beperkende voorwaarden te verzinnen: ten eerste een tijdsduur en ten tweede de mate van dwang. Dat lijken me aandachtspunten bij een hoger beroep.
Volgens mij helpt overigens het hele gewerk met behoud van uitkering sowieso niet om te re-integreren. Als het nu om scholing ging ikvk een stage, met een vooraf geformuleerd einddoel daarbij, zou het nog wat zijn, maar dit soort ellende die zich als een pest-epidemie over Nederland heeft verspreid, dient alleen de belangen van overheid en werkgevers en de re-integratie-industrie die vanuit eigen belang re-integratie niet als middel ziet, maar als doel op zich. Pas dan kan de kassa goed rinkelen...]

3.21. Los van de in de rechtsoverwegingen 3.15 tot en met 3.20 reeds beantwoorde vraag of er sprake was van verplichte arbeid ziet de rechtbank zich vervolgens voor de vraag geplaatst of het zoals eiser -kort samengevat- stelt, niet verwijtbaar is dat hij niet verder wenste deel te nemen aan het traject bij [Trainingscentrum] omdat dit een standaardpakket is en niet, zoals door de wetgever is beoogd, maatwerk.
Uit de geschiedenis van totstandkoming van de artikelen 9 en 10 van de WWB volgt dat verweerder bij het vaststellen van het re-integratiebeleid en het aanbieden van re-integratievoorzieningen een ruime beoordelingsvrijheid toekomt. Het is aan verweerder om te beoordelen of de belanghebbende in staat is op eigen kracht algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of dat hij ondersteuning nodig heeft richting arbeidsmarkt. Uit de toelichting kan voorts worden afgeleid dat bij een bevestigende beantwoording van de vraag of ondersteuning nodig is, het aan verweerder is een re-integratievoorziening aan te bieden waarbij verweerder dient te bepalen uit welke elementen deze ondersteuning bestaat. Het aanbod zal moeten passen binnen wat de gemeente, mede gelet op de beschikbare financiële kaders, in een verordening heeft opgenomen over haar re-integratiebeleid (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 870, nr. 3, blz. 7-10).
Met betrekking tot werken met behoud van uitkering is in de toelichting het volgende vermeld:
“Binnen de uitgangspunten van deze wet is het eveneens mogelijk dat werkzaamheden worden verricht met behoud van uitkering. Dat kan onder omstandigheden op eigen initiatief van de cliënt, maar ook als onderdeel van een re-integratietraject of in het kader van activiteiten in de sfeer van sociale activering. In alle gevallen staat de positieve bijdrage aan de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling centraal. De programma’s kunnen dus nooit louter dienen als een budgetvriendelijke oplossing voor het doen verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten waarvoor geen of onvoldoende publieke financiering voor handen is. Hieruit volgt dat de verplichting om mee te werken aan werken met behoud van uitkering alleen mag worden opgelegd indien de te verrichten werkzaamheden noodzakelijk zijn om uit te stromen naar regulier werk. Dit houdt in dat de gemeente heeft vastgesteld dat de cliënt baat heeft bij het opdoen van werkervaring dan wel enige tijd nodig heeft om te wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid, zoals regelmaat, gezagsverhouding etc. (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 870, nr. 3, blz. 39).

Uit hetgeen hierboven is vermeld leidt de rechtbank af dat vooraf moet zijn vastgesteld dat een voorziening als hier aan de orde noodzakelijk is om de belanghebbende uit te laten stromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Met dit uitgangspunt verdraagt zich naar het oordeel van de rechtbank niet dat bijstandsgerechtigden zoals eiser zonder meer worden verwezen naar een traject bij het [Trainingscentrum]. Dit klemt te meer nu uit het klantprofiel van eiser niet blijkt op welke gronden een traject als hier aan de orde noodzakelijk is om eiser te laten re-integreren in de arbeidsmarkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het traject bij [Trainingscentrum] voorziet in een uiterst beperkt aanbod van in het kader van de re-integratiedoelstelling te verrichten werkzaamheden.
Verweerder heeft derhalve niet zonder nadere motivering het standpunt kunnen innemen dat de weigering van eiser om verder mee te werken aan de uitvoering van het traject verwijtbaar was. Dit brengt mee dat het besluit waarbij aan eiser een maatregel is opgelegd geen stand kan houden. Het beroep dient dan ook gegrond te worden verklaard. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Hetgeen meer en overigens is gesteld, behoeft gelet op het hiervoor overwogene geen bespreking meer.

[Botweg gezegd: de eiser was indertijd zonder dat er iets was vastgesteld over wat voor hem nodig zou zijn, doorgestuurd naar Presikhaaf om te werken met behoud van uitkering. En dat houdt geen stand voor de rechtbank!]

3.22. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de wettelijke rente over de alsnog uit te betalen uitkering. Omdat de omvang van de schade mede afhangt van de vraag hoe het nieuwe besluit op bezwaar zal luiden, ligt het thans niet op de weg van de rechtbank om zich daarover uit te spreken. De rechtbank merkt in dit verband op dat verweerder bij het nieuw te nemen besluit mede zal moeten beslissen omtrent vergoeding van de wettelijke rente.

3.23. Ten aanzien van het in bezwaar gedane verzoek van eiser om vergoeding van de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, merkt de rechtbank op dat verweerder bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar tevens daarover dient te beslissen.

[Dat betekent dat het altijd goed is, bij een bezwaarschrift tegen de soos wat gaat over geld, ook maar de maximale toegestane rente conform het Burgerlijk Wetboek te eisen over de periode waarop het bedrag waarover het gaat, betaald had moeten zijn en de datum (na gewonnen bezwaar) waarop betaald wordt.]

3.24. De rechtbank acht termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Deze kosten worden begroot op € 644 zijnde kosten van verleende rechtsbijstand.

[De gemeente Arnhem wordt dus veroordeeld in de proceskosten. Vinden ambtenaren bijna nog erger dan de zaak verliezen... Ik spreek hier uit eigen ervaring...]

Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank met inachtneming van artikel 8:74 van de Awb tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

De rechtbank

verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 23 november 2007 en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644 en wijst de gemeente Arnhem aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat de gemeente Arnhem het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 39 aan hem vergoedt;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus gegeven door mr. E. Klein Egelink, voorzitter, mrs. L. van Gijn en J.J.W.P. van Gastel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Azmi, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2008.

De griffier, De voorzitter,

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Verzonden op:


Einde tekst vonnis rechtbank Arnhem van 8/10/2008. Commentaar tussen blokhaken. [].

Van de website van indymedia d.d. 18/10/2008 en eerder gepubliceerd door het Katholiek Nieuwsblad op 17/10/2008: een artikel over het vonnis door free-lance journalist Louis van Overbeek:

Een 'onwenselijk precedent'

Louis van Overbeek - 18.10.2008 11:04

Met een uitspraak van de Arnhemse rechtbank ligt de bijl aan de wortel van het Work First-principe, de onder de nieuwe bijstandswet vergemakkelijkte dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden.

EEN 'ONWENSELIJK PRECEDENT'

Louis van Overbeek

De Arnhemse rechtbank heeft een man in het gelijk gesteld die op het moment dat hij een bijstandsuitkering aanvroeg weigerde in ruil daarvoor te gaan schoffelen in een gemeentelijke groenvoorziening en daarvoor flink werd gekort op zijn uitkering. De 44-jarige man had voor hij door persoonlijke omstandigheden werkloos werd, gewerkt in respectievelijk de horeca en de uitvaartbranche en zag niet hoe geschoffel hem zou helpen een geschikte baan te hervinden. De sociale dienst kon hem dat ook niet uitleggen. De man vond dat de gemeente hem door te handelen zoals zij deed – in de trant van het onder de nieuwe, in 2004 ingevoerde, bijstandswet in zwang geraakte Work First-principe – confronteerde met ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’, waartoe volgens verschillende internationale verdragen, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ‘niemand gedwongen mag worden’.

Polderminnende rechter
De meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem was het met de man eens dat er bij een dergelijke handelwijze van de gemeente ‘in het concrete geval wel degelijk sprake kan zijn van verplichte arbeid in de zin van de hierboven vermelde verdragsbepalingen’, maar meende, via een wat duistere redenering, dat dáárvan in zijn zaak toch geen sprake was.
Wel oordeelde zij dat de gemeente Arnhem geen op zijn individuele geval toegesneden maatwerk had geleverd zoals volgens de wet wel had gemoeten en stelde de man om die reden in het gelijk.
De man, op zich blij met de uitspraak, wil toch erkenning van het feit dat ook in zijn geval sprake is geweest van dwangarbeid en maakt zich op voor een gang naar het Europese Hof, ervan overtuigd dat hij op dit punt (Work First is per definitie dwangarbeid en de nieuwe bijstandswet in strijd met internationale verdragen) van de – al te polderminnende – Nederlandse rechter toch geen gelijk zal krijgen.
Niettemin ligt er nu een belangrijke uitspraak, die voor alle Nederlandse uitkeringsgerechtigden en gemeenten verstrekkende gevolgen kan hebben.
Niet voor niets heeft de VVD, die juist verguld was met de in de nieuwe bijstandswet vergemakkelijkte dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden, die dan ook was voorbereid door haar voorman Rutte – reeds boze Kamervragen gesteld over de ‘onwenselijke precedentwerking’ van de rechterlijke uitspraak.

Sadisme
Vermakelijk was te constateren hoe wethouders van andere gemeenten er als de kippen bij waren te verklaren dat zij, in tegenstelling tot hun collega’s in Arnhem – een gemeente die kennelijk een grote uitzondering in Nederland is – wel degelijk braaf altijd maatwerk leveren bij de uitvoering van de nieuwe bijstandswet, de rechterlijke uitspraak dus absoluut niet op hun gemeente van toepassing is en uitkeringsgerechtigden daar zich dan ook vooral geen illusies moeten maken over een eventuele gang van henzelf naar de rechter met de huidige uitspraak in hun hand.
Dat terwijl iedereen kan zien dat een gang van zaken zoals die zich in Arnhem voordoet bij de afdelingen sociale zaken in heel ons land schering en inslag is.
Dat is natuurlijk ook geen wonder. Een dergelijke handelwijze levert de gemeenten, die sinds de invoering van de nieuwe wet zelf ook financieel verantwoordelijk zijn voor hun bijstandsuitgaven, veel geld op. En verder is natuurlijk bijna niemands inborst zo nobel dat hij niet de kans grijpt zijn gewoonlijk keurig onderdrukte sadistische neigingen eens goed te botvieren op de medemens die van hem afhankelijk is, als hem door bijzondere omstandigheden daartoe plotseling de mogelijkheid wordt geboden. Burgemeesters, wethouders en gemeenteambtenaren vormen geen uitzondering op die regel en laten zich, op het spek gebonden door de nieuwe wet, zo’n buitenkansje minvermogende burgers eens lekker te ringeloren en te koeioneren zodra die in hun macht komen, natuurlijk niet ontgaan. Zeker niet als zij daartoe ook nog voortdurend van hogerhand – hun superieuren op het ministerie – en door politieke spraakmakers uit het gehele spectrum worden aangemoedigd. Met deze rechterlijke uitspraak zijn nu echter – door een toevallige samenloop van omstandigheden juist gelijktijdig met de ineenstorting van het neoliberalisme, dat ook het Work First-beleid geïnspireerd heeft – de dagen van het ongebreidelde sadisme der gemeenteambtenaren geteld.

Embedded
Even vermakelijk als de reactie van de wethouders van andere gemeenten was die van de Arnhemse wethouder Weeda zelf, die meteen na de uitspraak constateerde dat de rechter de aanpak van de gemeente Arnhem, die ‘dwangarbeid’ uiteraard zelf ook uit den boze acht, dus ondersteunt.
Niet minder dan de gezamenlijke wethouders van Nederland doet ook de regering wat ze kan om belanghebbenden in onwetendheid te houden over de Arnhemse uitspraak. Hiertoe lijkt ze weer, zoals eerder met betrekking tot de berichtgeving rond de afbraak van de sociale zekerheid, een prima functionerend samenwerkingsverband te zijn aangegaan met de publieke omroep die dit toch belangrijke nieuwsfeit immers vrijwel geheel doodzwijgt of laat verdrinken in eindeloos gezaag over de kredietcrisis. Het begint erop te lijken dat we in ons land niet alleen meer te maken hebben met embedded journalistiek waar het gaat om oorlogsverslaggeving over Uruzgan, maar ook waar het bepaalde sociaaleconomische thema’s betreft. Niet alleen embedded in het leger, maar ook in politiek Den Haag.

(Dit artikel werd eerder (17-10-2008) gepubliceerd in het Katholiek Nieuwsblad).


Einde tekst artikel van Louis van Overbeek.

De dag na het vonnis, op donderdag 9/10/2008, kwam de Leeuwarder Courant met het volgende artikel:

Niet iedereen hoeft kleerhangers te sorteren

Arbeid adelt, ledigheid is des duivels oorkussen.
Daarom gaan gemeenten ver om bIjstandsgerechtigden te activeren. De rechter in Arnhem stelt paal en perk aan dit beleid.

[Reactie: daarom? welnee, deels gaat het om het bereiken van besparingen op hun bijstandsuitgaven zodat ze in Leeuwarden beter bv. de tekorten op het Zaailandproject kunnen afdekken (en die tekorten komen er; dat is een ijzeren wet bij zulke grote projecten) en deels om "mensen van de straat te houden" zoals een medewerkster van de Leeuwarder Werkacademie meende te moeten opmerken tegen een werkloze man van over de 50 jaar..
Alsof hij behoorde tot een groepje de straat terroriserende randgroep jongeren waarover men wel leest met name in de grote steden. En natuurlijk gaat het ook om machtsuitoefening door ambtenaren die hiermee hun belangrijkheid en status zien groeien en om de belangen die gemoeid zijn met het steeds opnieuw voeden van de re-integratiemachine met nieuwe klanten (een industrie waar erg veel geld vanuit de overheid naar toe gaat) en voorzover het gaat om onbetaald werk bij de gemeente gaat het ook om goedkope arbeid die de ooit wegbezuinigde arbeid bij gemeenten, bv. bij de plantsoenendienst, mooi kan vervangen.]

Van onze binnenlandredactie

Werk gaat boven inkomen, zo luidt de laatste jaren het credo van de sociale diensten in Nederland. Bijstandsgerechtigden moeten niet meer langdurig achter de geraniums blijven zitten, zoals in de jaren tachtig en negentig wel gebeurde. Maar soms gaan ze daarin te ver, oordeelde de rechter in Arnhem gisteren.

[Reactie: het is deels waar: erg actief was het v.m. Arbeidsbureau niet of men moest toevallig een goede medewwerker treffen en niet iemand die zei: "Ga maar even in de kaartenbak kijken". Of iemand die meteen al riep: "U kunt nooit meer zoveel verdienen als u vroeger deed" en die iemand later sectormanager werd van Sociale Zaken...]

Die stelde een 42-jarige man in het gelijk. Na een carrière in de horeca was hij werkloos geworden. Bij de sociale dienst kon hij kiezen uit schoffelen of lijmtubes inpakken. Hij weigerde en werd gekort op zijn uitkering. De man stapte naar de rechter. Die oordeelde dat de sociale dienst weliswaar werklozen mag verplichten te werken, maar wees op de wettelijke verplichting maatwerk te bieden. Daaraan was niet voldaan.

[Reactie: op het punt van de Europese regelgeving en het verbod op dwangarbeid gaar betrokkene naar verluidt in beroep. We lijken nu zover te zijn dat dwangarbeid nog steeds "mag" maar alleen als er "maatwerk" wordt geleverd inzake een traject naar werk.
In dit concrete geval vond de rechtbank: "3.18. Dit neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat er in het concrete geval wel degelijk sprake kan zijn van verplichte arbeid in de zin van de hierboven vermelde verdragsbepalingen."
De gemeente Arnhem gaat niet in beroep. Een risico voor de eiser in beroep is, dat ook dat gedeelte van het vonnis wat hij won, weer verloren kan gaan. Naar verluidt zou dat juridisch weer kunnen worden ondervangen door het "Brummen-arrest" maar waarbij ik de juridische materie graag overlaat aan de juristen.]

Het voorbeeld maakt duidelijk dat van vrijblijvendheid geen sprake meer is bij de sociale diensten. Dit beleid is niet voor niets tot stand gekomen. Nog niet zo heel lang geleden hadden werklozen in de bijstand wel verplichtingen, maar er was niemand die hen achter de broek zat. In de jaren tachtig en negentig konden jonge mensen met prachtige diploma's jarenlang in de bijstand vertoeven.

Daar werd niemand beter van. De betrokkenen leefden in armoe en afhankelijkheid. De kosten voor de overheid waren hoog. Op de arbeidsmarkt ontstonden tekorten, terwijl de bijstandsgerechtigden door hun jarenlange werkloosheid vaak slecht inzetbaar waren. Boeren en tuinders gaven voor oogstwerkzaamheden daarom vaak de voorkeur aan Polen.

[Reactie: het is wel zo dat als men jong is en pas van school komt met een diploma, het geleerde zo nel mogelijk in de praktijk moet worden gebracht, omdat kennis snel veroudert. Maar de link die de LC hier legt met boeren en tuinders en de komst van de Polen, is onterecht: stel dat iemand met bv. een bepaalde opleiding op MBO of HBO niveau om aan een paar centen te komen dan maar bij een tuinder gaat werken: verliest hij/zij dan ook niet snel de schoolkennis die hij net had opgedaan? En speelt zoals altijd ook niet de economische situatie van het moment waarop iemand van school komt een grote rol?]

De rijksoverheid zette de gemeenten onder druk bijstandsgerechtigden snel aan het werk te helpen. In 2004 kwam er de nieuwe Wet Werk en Bijstand met nieuwe financiële prikkels. Eerder kregen gemeentelijke sociale diensten een bedrag voor iedere cliënt die ze een uitkering verstrekten. Nu krijgen gemeenten een vast bedrag op basis van het te verwachten gebruik van de bijstand. Lukt het goed om werklozen aan het werk te helpen, dan mogen de gemeenten het geld dat ze overhouden voor andere doeleinden gebruiken. Bij slechte resultaten moeten ze de tekorten uit eigen zak aanvullen.

[Reactie: dit is de kern van de zaak: gemeenten mogen besparingen op het door het Rijk verstrekte geld om de bijstandsuitkeringen te betalen, zelf houden en vrij besteden. Dat geld zou op zich nuttig besteed kunnen worden door hiermee gesubsidieerde loonarbeid te scheppen, maar voorstellen van het PEL in die richting zijn nooit serieus genomen. Maar er zijn meer redenen voor gemeenten om te handelen zoals zij doen. Anders zou het immers onverklaarbaar zijn dat een gemeente mensen verplicht wil laten werken met behoud van uitkering. Dat bespaart toch geen cent op de bijstandsuitkeringen? Het lijkt ook te gaan om een beleid waarbij een nieuwe onderklasse wordt geschapen van rechteloze arbeiders aan wie wordt voorgespiegeld dat een bijstandsuitkering "loon" is voor hun verplichte arbeid. Zo kan op den duur het Wettelijk Minimumloon ook mooi sneuvelen en de bevolking eraan wennen dat zij de rechteloze arbeidsslaven zijn van overheid en werkgevers. Slechter nog dan in de v.m. DDR: daar moest ook verplicht gewerkt worden, maar kreeg men in elk geval nog loon en waren veel voorzieningen zoals gezondheidszorg en huisvesting, gratis of werden goedkoop gehouden.]

Daarom halen gemeenten alles uit de kast om werklozen op de arbeidsmarkt te plaatsen. Voor jongeren is de bijstand al bijna onbereikbaar geworden: ze moeten leren met een studiebeurs of werken. Als dat niet lukt, moeten ze naar een sociale werkvoorziening, waar ze eenvoudig werk krijgen.

[Het aanvragen van een WSW-indicatie kan niet verplicht worden gesteld. Daarover heeft onlangs nog een rechter een uitspraak over gedaan. Maar de gemeente Leeuwarden heedft daar iets op gevonden: er zijn wachtlijsten voor Caparis en als men op die wachtlijst staat, moet men alvast werken met behoud van uitkering. Men moet dus zorgen niet op die wachtlijst te komen, door niet te capituleren voor druk om een WSW-indicatie aan te vragen, tenzij men graag werk zonder loon toegewezen wil krijgen. Wat iets heel anders is dan uit eigen keuze wat aardig vrijwilligerswerk te gaan doen.
Per 1 juli 2008 wordt de bijstand voor jongeren tot 27 jaar - ja, je bent net als lang geleden weer jongere tot 27 jaar - gewoon afgeschaft en hoe men dan moet rondkomen is mij nog niet duidelijk. Er circuleren berichten dat men dan - in sommige gevallen welteverstaan = een andere, nog lagere uitkering krijgt, zodat het werken met behoud van uitkering voor Rijk en gemeente nog goedkoper worden... Het zou kunnen dat eenoudergezinnen met jonge kinderen tot 5 jaar deze dans ontspringen, wat ongetwijfeld zal leiden tot meer geboorten, maa dat ziet minister Rouvoet graag...]

Officieel heet het dat ze zo arbeidsritme leren en dat bekeken kan worden welke vaardigheden ze nodig hebben om aan het werk te komen. Maar even goed gaat daar een afschrikwekkende werking van uit. Een jongere stapt tegenwoordig liever naar een uitzendbureau dan naar de sociale dienst.

[Reactie: de vernederende en beledigende smoes is dat men zo leert om op tijd op te staan, dat men leert op tijd te komen, dat men arbeidsdiscipline leert enz. Alsof iedereen met een bijstandsuitkering een randdebiele a-so is, een werkschuwe luie donder enz. Zo schildert een bepaald deel van de media het graag af, teneinde Jan Publiek de hersens te spoelen, ongetwijfeld tot genoegen van de overheid. Een breed gedragen beleid heet dat...]

Deze aanpak breidde zich gestaag uit naar steeds oudere groepen werkzoekenden. Daarmee rijzen enkele vragen. In principe is natuurlijk iedereen gelijk, maar moet nou een werkloze professor ook kleerhangers sorteren? De rechter heeft gisteren een grens getrokken. Sociale diensten moeten beter kijken naar de persoonlijke situatie van werkzoekenden en hen een passende aanpak bieden.

[Reactie: We zijn er dus nog lang niet: voortaan is "passende" dwangarbeid verplicht. Wie "zomaar" doosjes moet vouwen bij bv. Workstar of daar allerlei pseudo-therapeutisch geouwehoer moet aanhoren van figuren die daarvoor totaal niet zijn opgeleid, zou de gang naar de rechter kunnen proberen na het vonnis waar het hier om gaat. Doe dit altijd met een advocaat die van de hoed en de rand weet!]


Einde LC-bericht van 9/10/2008. Commentaar tussen blokhaken. [].