Schriftelijke vragen PEL voor rondvraag vergadering Overlegorgaan Cliëntenraad/SZ plus W&I over koopsompolissen en bijstandsverlening


De volgende schriftelijke vragen zijn ingediend over koopsompolissen en bijstandsverlening:


VERENIGING PLATFORM EEN- EN TWEEPERSOONSHUISHOUDENS LEEUWARDEN
POSTBUS 2602 8901 AC LEEUWARDEN TELEFOON: 058-2671636
E-mail: verpel@wanadoo.nl URL website: http://verenigingpel.nl
**************************************************************

SECRETARIAAT OVERLEGORGAAN
CLIËNTENRAAD SZ MET AFDELING
SOCIALE ZAKEN GEMEENTE LEEUWARDEN
POSTBUS 21000
8900 JA LEEUWARDEN
T.a.v. mw. P. Donia

Onderwerp:
Schriftelijke
vragen t.b.v.
rondvraag Overlegorgaan
Clientenraad/SZW
d.d. 6/9/2007

Leeuwarden, 4/8/2007

Geachte mw. Donia,

een aantal jaren geleden werd afgesproken dat vragen die vertegenwoordigers van organisaties hadden voor de rondvraag, maar die in feite daarvoor te gecompliceerd waren om ter plekke mondeling af te handelen, schriftelijk zouden worden gesteld en dat daarop ook schriftelijk geantwoord zou worden. Bij deze in dat verband enige schriftelijke vragen met het verzoek om ook een schriftelijke reactie terug te laten keren in de reguliere Overlegvergadering van de Cliëntenraad.

ONZE VRAGEN

Inleiding:

In de FSU-Rondzendbrief van juni 2007 lazen wij o.a. het volgende:

"De laatste tijd zijn er steeds vaker signalen van mensen die tevergeefs een beroep doen op Bijstand (WWB) vanwege het feit dat zij als vorm van pensioenregeling een kapitaalverzekering hebben afgesloten. De sociale dienst beschouwt het verzekerde kapitaal als 'bezit' en als dat meer is dan de vrijlatingsnorm dan stelt de dienst dat deze pensioenvoorziening eerst maar moet worden afgekocht zodat men van dat geld kan leven."

"Afgestraft
Vanaf de jaren negentig heeft de overheid aanvullende pensioenregelingen gestimuleerd met fiscaal vriendelijke regelingen. Erg veel mensen hebben daar dan ook gehoor aan gegeven en een koopsompolis afgesloten of vergelijkbare regelingen getroffen. Dit was duidelijk bedoeld om beperkte pensioenrechten aan te vullen. Nu ze wegens onvoorziene omstandigheden genoodzaakt zijn een beroep te doen op de bijstand worden ze daarvoor gestraft in hun ogen en moeten ze eerst hun pensioenvoorziening opeten voordat ze in aanmerking komen voor bijstand. In het verleden waren gemeenten vaak nog wel coulant en lieten ze deze pensioenvoorzieningen buiten beschouwing. Nu ze volledig verantwoordelijk zijn voor de bijstand is men aanzienlijk strenger."
Einde citaat.

VRAAG 1: Gesteld dat een koopsompolis blijkens haar voorwaarden afkoopbaar is, dient betrokkene deze polis dan af te kopen indien de afkoopwaarde plus het spaarsaldo bij aanvang van de bijstand tezamen hoger zijn dan het van toepassing zijnde vrijgelaten bescheiden vermogen?

VRAAG 2: Speelt bij vraag 1 ook nog een rol het doel waarvoor de polis werd afgesloten, t.w. aanvulling van (beperkte) pensioenrechten?

N.B.: Bij bovenstaande vragen bestaat de mogelijkheid dat daarmee de bekende open deur wordt ingetrapt, gezien enige uitspraken van de CRvB te Utrecht, t.w.:
- CRVB 2/10/2001, nr. 99/2644 NABW
- CRvB 24/10/2006, nr. 5/7422 WWB

Beide uitspraken kennen geen betekenis toe aan het feit dat de polissen waren gekocht voor het (verder) kunnen opbouwen van een oudedagsvoorziening en de CRvB stelt dat de afkoopwaarde van een koopsom een positief vermogensbestanddeel is in de zin van art. 34 WWB. Ook het feit dat bij afkoop een aanzienlijk financieel verlies wordt geleden wordt niet relevant geacht.

VRAAG 3: Wat is het beleid van Sociale Zaken Leeuwarden met betrekking tot afkoopbare koopsompolissen bedoeld voor oudedagsvoorziening? Gaat men onverkort mee met de CRvB-jurisprudentie of stelt men zich soepeler op, bijvoorbeeld als het niet gaat om erg hoge afkoopsommen of bijvoorbeeld als vaststaat (bv. na langdurig verblijf in het buitenland) dat betrokkene later geen volledige AOW zal krijgen en derhalve dan weer recht zal krijgen op aanvullende bijstand voor 65-plussers?

VRAAG 4: Gesteld dat een koopsompolis blijkens haar voorwaarden niet afkoopbaar is, maar een berekening via b.v. de netto contante waarde methode op het moment van aanvang van de bijstand toont aan dat deze waarde plus het spaarsaldo bij aanvang van de bijstand tezamen hoger zijn dan het van toepassing zijnde vrijgelaten bescheiden vermogen, wordt dan *wel* bijstand gegeven?

N.B.: De CRvB-jurisprudentie 2/10/2001, nr. 99/2644 NABW heeft inzake ongelijke behandeling tussen mensen met wel en niet afkoopbare koopsompolissen gesteld:
"De Raad is voorts met de rechtbank van oordeel dat appellants grief dat er sprake is van een ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen, te weten met de categorie personen die eveneens een pensioen opbouwen, doch dat doen via een niet afkoopbare polis op verplichte pensioenopbouw, faalt. Die personen kunnen niet kiezen voor afkoop en verzekerden als appellant kunnen dat wel: in zoverre is er geen sprake van vergelijkbare gevallen." Einde citaat.

VRAAG 5: Als vraag vier bevestigend wordt beantwoord, heeft de bijstand dan de vorm van leenbijstand?

VRAAG 6: Als vraag vier bevestigend wordt beantwoord, moet betrokkene dan bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd dat deel van zijn vermogen dat bij aanvang van de bijstand boven het van toepassing zijnde bescheiden vrijgelaten vermogen uit kwam, alsnog - al dan niet met rente - terugbetalen? (Soort achtergestelde lening)

VRAAG 7: Wat is het beleid van Sociale Zaken Leeuwarden met betrekking tot niet afkoopbare koopsompolissen bedoeld voor oudedagsvoorziening?

Dit waren de vragen die wij bij deze indienen voor de rondvraag van de vergadering van het Overlegorgaan CR/SZW van 6/9/2007. In de hoop dat schriftelijke beantwoording lukt voor de vergadering van 6/9/2007, teken ik,

met vriendelijke groet,

Vertegenwoordiger PEL in Cliëntenraad


Einde tekst schriftelijke vragen over koopsompolissen en bijstandsverlening.

Op 23/8/2007 ontvingen we een schriftelijke reactie op onze vragen via een brief, gedateerd op 8/8/2007. Hieronder volgt de tekst:


Gemeente Leeuwarden

Platform Eén en Tweepersoonshuishoudens
p/a de heer [naam weggelaten]
Postbus 2602
8901 AC Leeuwarden

Onderwerp Vragen Cliënten raad
Uw kenmerk
Ons kenmerk WK 14925
Dienst Welzijn
Sector Sociale Zaken
Doorkiesnummer (058) 2338063 W. Kuikman
Bijlagen
Datum 8 augustus 2007, verzonden: 23 aug 2007

Geachte heer [naam weggelaten]

In uw brief, van 4 augustus jl., vroeg u naar het beleid in Leeuwarden als bij aanvraag van een uitkering blijkt, dat er sprake is van het bezit van koopsompolissen o.i.d.

Vooraf aan de beantwoording, een algemene opmerking.
Het beleid rond het vaststellen van het vermogen beslaat een breed terrein.
Naast de algemeen geldende uitgangspunten ( zoals die ook zijn te vinden in het Handboek Schulinck) zijn er een aantal onderwerpen waar Leeuwarden een eigen beleid heeft, maar niet hoe om te gaan bij het bezit van polissen.
De beantwoording van uw vragen sluiten aan bij deze algemene uitgangspunten

Vraag 1:
De WWB (art 34) rekent alle de middelen waarover iemand redelijkerwijs kan beschikken tot het vermogen.
De wetgever gaat er nl vanuit dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor de bestaansvoorziening en alle middelen daarvoor moet inzetten.
Als een koopsompolis (maar ook lijfrentepolissen, levensverzekeringen, kapitaalverzekeringen, beleggingsspaarplannen, spaarbrieven, aandelen) een afkoopwaarde kent, wordt dit bij de vatstelling van het vermogen meegerekend.
Of dit tot gevolg heeft, dat de polis moet worden afgekocht hangt af van de waarde en de overige bezittingen.
Als bijvoorbeeld het totale vermogen hoger is dan het vrijlatingsbedrag, maar de polis maakt daarvan maar een klein deel uit, kan de intering ook anders dan door afkopen van de polis.

Vraag 2
Uw conclusie is juist, dat blijkens de Jurisprudentie het niet uitmaakt om welke reden, de polis of (verdere) pensioenvoorziening zijn afgesloten.
Deze uitspraken worden ook gevolgd.

Vraag 3
Omdat Leeuwarden geen eigen beleid heeft, wordt gehandeld zoals dat algemeen gebruikelijk is.

Er blijkt echter geen ervaring met dit onderwerp, omdat het zich nauwelijks voordoet.
Er is geen registratie van aanvragen waar sprake is van dergelijke polissen en ik ben daardoor afhankelijk van wat iemand zich nog kan herinneren.

Vraag 4
Zoals gezegd komt het bezit van polissen weinig voor en dus zijn er ook geen voorbeelden van niet afkoopbare polissen.
Er zijn wel andere vormen van bezit, die (tijdelijk) niet te gelde kunnen worden gemaakt, zoals vruchtgebruik bij een nalatenschap, onverdeelde boedels of bepaalde uitkeringen bij schade.
Dat is nooit een reden de bijstand te weigeren, immers de betrokkene kan niet in de kosten van het bestaan voorzien.
In dat geval kan de bijstand in de vorm van een lening worden verstrekt (als bijstand maar korte tijd nodig is) of anders worden teruggevorderd op het moment van uitbetaling.

Vraaq 5:
Zie hiervoor vraag 4

Vraag 6:
Op het moment dat de polis tot uitbetaling komt, moet worden beoordeeld of er een grond is voor terugvordering.
Hiervoor gelden de regels van art 58-1 a-f 2° WWB, n.l. terugvordering is pas mogelijk als één van de daarin genoemde gronden van toepassing is.
Terugvordering is b.v. mogelijk als betrokkene "naderhand over middelen beschikt die betrekking hebben op de periode van bijstandsverlening" Een polis die tot uitbetaling komt, lijkt geen middelen over een bijstandsperiode, dus is het waarschijnlijk dat een terugvorderingsgrond ontbreekt.
Ook meeste andere gronden in de wet genoemd, lijken niet aanwezig.

Vraaq 7:
Door het ontbreken van eigen beleid, wordt aangesloten bij de algemene regels.

Hoogachtend,

S. Rienks;
Sectorhoofd Sociale Zaken


Einde tekst sector Sociale Zaken inzake beantwoording vragen PEL.