DWANGARBEID IN NEDERLAND:
EEN ONBESPREEKBAAR THEMA...


'Tom Poes en de Meedoeners', ingezonden brief van Louis van Overbeek plus:
'Een onzichtbare hand', ingezonden brief van Louis van Overbeek.
Datum plaatsing op website PEL: 17/3/2007.


Zijn er eigenlijk nog taboe's in Nederland? Heilige huisjes die onbespreekbaar zijn, laat staan dat ze omver getrapt mogen worden? Het zal de lezer verbazen, maar ze bestaan, die 'onbespreekbare' zaken. Onbespreekbaar bij de politiek, bij zowat alle politieke partijen, bij de vakbonden, die belangen van uitkeringsgerechtigden slechts zien als wisselgeld bij hun CAO-onderhandelingen, ja, zelfs bij diverse belangenorganisaties voor mensen met een uitkering enz. Zo is gebleken dat hier plaatselijk de CNV-uitkeringsgerechtigden en de kerkelijke groep "Arme Kant van Leeuwarden" die beiden zitting hebben in de Leeuwarder Cliëntenraad Werk en Inkomen, vóórstanders zijn van de hier bedoelde dwangarbeid. Kennelijk waart de geest van Asscher en Cohen weer rond... Met het 'onbespreekbare' thema bedoel ik het volgende:

Is de nieuwe Nederlandse bijstandswet (WWB) op het punt van gedwongen arbeid* niet in strijd met internationale verdragen m.b.t. de rechten van de mens, te weten het Europees Sociaal Handvest (deel 1, art. 1)**, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (art. 8, lid 3, sub a) en het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)(art. 4, lid 2)? ***

Wellicht moet ook nog genoemd worden: Artikel 4 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10/12/1948 Algemene Vergadering UNO):
"Niemand zal in slavernij of horigheid gehouden worden; slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden." of artikel 23 lid 2: "Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid."

* Bekend/berucht zijn in dit verband is de zgn. Work First-projecten, maar ook allerlei andere aanduidingen worden gebruikt voor maatregelen waarbij uitkeringsgerechtigden op straffe van verlies van elke vorm van uitkering verplicht worden ongeacht hun opleiding of beroep in ruil voor bijstand veelal laagwaardige arbeid te verrichten.

** "Een ieder dient in staat te worden gesteld in zijn onderhoud te voorzien door werkzaamheden die hij vrijelijk heeft gekozen."

*** EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS EN DE FUNDAMENTELE VRIJHEDEN

Art.4 1. Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.
2. Niemand mag gedwongen worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten.

Wij ontvingen over dit thema twee brieven met het verzoek of we deze als ingezonden stukken op onze website wilden plaatsen; een verzoek waar we graag aan voldoen. Hieronder eerst een brief van een al wat oudere datum en daaronder een meer recente brief:

TOM POES EN DE MEEDOENERS

Louis van Overbeek

Toen Wim Kok in 1994 minister-president van Nederland werd, koos hij als slogan 'Werk, werk en nog eens werk!' Werkloosheid werd tot de grootste vloek van het land bestempeld en alles moest op alles worden gezet om banen te scheppen. Daarenboven moesten meer vrouwen carrière gaan maken.

Deze nadruk op het belang van werk had bijna tien jaar geduurd toen Nederland - ondertussen nijverder dan een mierenhoop geworden en veranderd in één grote file - onder het bewind kwam van Jan Peter Balkenende en zijn neoconservatieve vrienden en de druk in de hoog-workaholische atmosfeer nog verder werd opgevoerd als gevolg van de wens van de nieuwe regering de Nederlandse verzorgingsstaat drastisch te 'hervormen' en diep te snijden in de uitgaven voor sociale zekerheid.

Nu werd de obsessie met werk compleet: hoewel Nederland zo rijk was als een olie-emiraat, zou het volgens het nieuwe kabinet door de ophanden zijnde vergrijzing en de concurrentie uit verre oorden geconfronteerd worden met de ergste crisis aller tijden. Derhalve diende iedereen onverwijld de handen uit de mouwen te steken om de dreigende ondergang af te wenden. Zelfs de arbeidskracht van moeders met kleine kinderen, ouden van dagen en zieken kon in deze moeilijke tijden niet worden gemist. 'Meedoen' werd dit participeren in de algehele arbeidsverdwazing door de premier en de zijnen genoemd. Wie dat niet goedschiks wilde, moest het maar kwaadschiks.

Mensen die afhankelijk waren van een sociale uitkering dienden te reïntegreren in de arbeidsmarkt, onafhankelijk van de vraag hoe groot hun kans op het vinden van werk was. Wie geen echte baan kon vinden, werd gedwongen in het park te gaan schoffelen of kleerhangers te sorteren, iets waartoe in pre-arbeidsverdwaasde dagen zelfs gedetineerden niet werden verplicht. De heilzaamheid van - zelfs de meest geestdodende vorm van - werk werd tot dogma verheven. Eerst alleen door rechts, later ook - en soms met nog meer fanatisme - door links.
Ambtenaren en bestuurders werden bevangen door een modieus streven niet-werkenden het leven zo zuur mogelijk te maken. Feitelijk werd onder nieuwe namen in 'newspeak' dwangarbeid ingevoerd voor bijstandsgerechtigden. Dat bijgevolg de mensenrechten werden geschonden kon niemand iets schelen. De machthebbers drukten hun wil door met bluf en intimidatie. Bij beroepsprocedures werden de improductievelingen door de bestuursrechter steevast in het ongelijk gesteld. Andere juristen hielden hun mond.

Tegelijkertijd werd het begrip 'passende arbeid' uit het vocabulaire van de arbeidsbureaus geschrapt: van nu af aan diende elke vorm van werk als passend voor iedereen te worden beschouwd. Op alle mogelijke manieren werd duidelijk gemaakt dat het voortaan niemand meer - met uitzondering van de puisant rijken - werd toegestaan in Nederland te leven zonder op enigerlei wijze bij te dragen aan de productiviteit. Wie na afwezigheid van enige tijd vanuit het buitenland naar Nederland terugkeerde, waande zich te zijn terechtgekomen in een nog onbekend Bommelverhaal: 'Tom Poes en de Meedoeners', waarin de inwoners van Rommeldam plotseling van overheidswege was opgedragen zoveel en zolang mogelijk 'mee te doen' in het arbeidsproces en ook heer Bommel, Terpen Tijn en Wammes Waggel zich - met rampzalige gevolgen - productieve burgers dienden te betonen.

Degenen die eerder niet tot werken in staat waren bevonden, werden nogmaals onderworpen aan een medisch onderzoek op basis van nieuwe criteria, geschikt bevonden voor arbeid en geheel of gedeeltelijk beroofd van hun inkomen. Ze moesten hun huis verkopen en zich opmaken voor de goot.
Vrijwel geen van de dokters aan wie de 'keuringen' werden opgedragen had de moed de medische ethiek te verdedigen. (1) De vakbonden stemden in met dit regeringsbeleid. Ondanks alle maatschappelijke onrust bleef het in de media stil als op een ondergesneeuwd kerkhof, evenals in de publieke opinie. Solidariteit met de zieken bleek afgeschaft. Dit was het land van 'IJzeren Rita' en de nazistische euthanasiewetgeving.

[1) Er is een enkele 'klokkenluider' geweest; een keuringsarts te Alkmaar: hij is dan ook inmiddels ontslagen. Zo gaat dat met 'klokkenluiders' in Nederland...]

Enige tijd geleden verklaarden enkele bestuurders en 'zorgmanagers' in de provincie Friesland dat patiënten uit hun plaatselijke gekkenhuis in het vervolg gedwongen te werk zullen worden gesteld. Op ongeveer hetzelfde moment introduceerde Jan Peter Balkenende een nieuwe slogan, althans een die hij geplagieerd had van de copywriters van de Amerikaanse staat Wisconsin, de bakermat van een vorm van dwangarbeid die bekend staat onder de naam Work First. Deze slogan luidt 'Nederland werkt' ('Wisconsin works').

De nieuwe SER-voorzitter Rinnooy Kan betoonde zich onlangs in het economiekatern van de NRC al niet minder tevreden over de thans bereikte mate van 'meedoen'. 'Dit is nog nooit vertoond' merkte hij juichend op over de grote eenstemmigheid onder werkgevers en werknemers over het plan de arbeidsverdwazing nog verder op te voeren:
'Deze participatiedoelstelling is uniek. Het is nog nooit eerder vertoond dat werkgevers en werknemers samen kiezen voor zo'n ambitieuze doelstelling. Ik denk dat we, als we dit uitvoeren, uitkomen op het niveau van de huidige Zweedse cijfers, of zelfs daarboven. En de Zweden zijn wereldkampioen participatie.'

De enige verdere stap op dit pad van werkgerelateerde waanzin die men nu nog kan zetten is overledenen op te graven en na een douchebeurt en een korte opfriscursus te dwingen te reïntegreren in de arbeidsmarkt. In Den Haag verzint immers geen wakkere Tom Poes een list.


Einde ingezonden brief. Commentaar tussen blokhaken [].

Hieronder de tweede ingezonden brief:

EEN ONZICHTBARE HAND

Louis van Overbeek

Sommige dingen krijg je in Nederland niet in de publiciteit. Al heb je er nieuws over dat normaliter een minister zijn kop zou kosten, al bel je de redacties van alle grote landelijke kranten en mail je met de grootste volharding alle actualiteitenrubrieken en alle mogelijke instanties met invloed op het betreffende terrein: in pers en media blijft het stiller dan op een ondergesneeuwd kerkhof. Politieke partijen - ook die van de oppositie - geven in grote meerderheid niet thuis. Vakbonden blijken niet geïnteresseerd. Advocaten verklaren je in bedekte termen voor gek als je hen verzoekt eens naar de juridische aspecten van de kwestie te kijken. Het lijkt of een onzichtbare hand ervoor zorgt dat de zaak niet in het nieuws komt of anderszins aandacht krijgt. Aanvankelijk kun je het haast niet geloven, maar de aanwijzingen stapelen zich meer en meer op: politiek, pers, media, vakbonden, rechters: alle lijken samen te spannen in één groot complot van stilzwijgen ter bescherming van wat klaarblijkelijk een gemeenschappelijk belang is. Met betrekking tot bepaalde zaken heerst in Nederland een welhaast Noord-Koreaans aandoende censuur.

De zaken die deze censuur treft liggen gewoonlijk op sociaal-economisch vlak. Ze hebben als overeenkomst dat zwakke groepen in de samenleving er de dupe van zijn. Groepen die ongeorganiseerd zijn, niet beschikken over een podium van waar af zij de publieke opinie kunnen beïnvloeden en evenmin machtsmiddelen als stakingen of wegblokkades tot hun beschikking hebben, waarmee zij uit protest 'gansch het raderwerk' kunnen stilzetten.

Een duidelijk voorbeeld van het ingrijpen van deze onzichtbare hand was de afgelopen jaren te zien in de berichtgeving rond de 'hervormingen' in de WAO. Over de vaak schrijnende gevolgen hiervan verschenen slechts mondjesmaat berichten in de pers, die meer geïnteresseerd bleek in de laatste hypes. Over het gesjoemel waarmee dit beleid tot stand is gekomen werd helemaal gezwegen.
Op oproepen van getroffenen om aandacht te besteden aan het hun aangedane onrecht werd, zoals zeer recent nog door de redactie van het televisieprogramma De leugen regeert, afwijzend gereageerd.

Actualiteitenrubrieken op radio en televisie gedroegen zich als spreekbuizen van en lofzangers op de regering. Hun reportages droegen het karakter van lange reclamespotjes voor het beleid van het ministerie en uitkeringsinstantie UWV: terwijl in werkelijkheid mensen die onmogelijk konden werken arbeidsgeschikt werden verklaard en soms wanhoopsdaden begingen als gevolg van het inhumane beleid, zagen we in deze spotjes louter blije gezichten van overoptimistische uitkeringsgerechtigden die juichend aan hun reïntegratie in de arbeidsmarkt begonnen.

Ook droegen de actualiteitenprogramma's actief bij aan een negatieve beeldvorming van de gedupeerden. In de reportages van de commerciële omroepen waren geportretteerde WAO-ers gewoonlijk asocialen. Netwerk en Nova prefereerden het beeld van aanstellers met ridicule kwalen. In de Nova-uitzending van 7 april vorig jaar bijvoorbeeld leed een geportretteerde arbeidsongeschikte aan een 'parfum-allergie'.

[Nu schijnt deze allergie echt te bestaan, maar dat weet de gemiddelde tv-kijker niet. Nova kiest - en daar gaat het hier om - iemand uit met een zeldzame kwaal, opdat bedoelde tv-kijker denkt: wat een aansteller/-ster...]

In interviews met de verantwoordelijke bewindslieden bleven kritische vragen meestal uit. Toen minister De Geus op 19 maart 2006 werd geïnterviewd op Radio 1, was de scherpste vraag die hem werd gesteld die naar zijn favoriete voetbalclub (het vraaggesprek werd namelijk, zoals gebruikelijk op deze publieke zender, voortdurend onderbroken door een sportverslaggever die de luisteraar op opgewonden toon op de hoogte hield van het verloop van een of andere voetbalmatch - dat is per slot van rekening pas echt belangrijk).

Journalisten geneerden zich er zelfs niet voor openlijk te laten blijken dat ze wel erg goede maatjes waren met de ondervraagde bewindslieden. Zo zat op 6 april 2006 NCRV-verslaggever Frank du Mosch in het middernachtelijke Radio 1-programma Casa luna gezellig biertjes te drinken met staatssecretaris van Sociale Zaken Van Hoof (VVD), die door hem werd getutoyeerd en - tussen de plaatjes met jeugdsentiment die Du Mosch voor hem ten gehore liet brengen - voor de zoveelste maal zonder enige tegenwerping het hardvochtige regeringsstandpunt mocht uitdragen.

Dat de journalistiek in Nederland niet onafhankelijk is, is geen nieuwe constatering. Enkele jaren geleden meldde het KRO-programma Reporter - dat zich hiermee een witte raaf betoonde en hiervoor een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) en de rechter had moeten doen - dat deze beroepsgroep op grote schaal bijkluste bij ministeries en zgn. openbare bestuursorganen (zoals bijvoorbeeld het UWV).
Het betrof zowel journalisten van de schrijvende pers als makers en presentators van radio- en televisieprogramma's van én commerciële én publieke omroepen. De namen in deze laatste categorie reikten van Paul Witteman tot Andries Knevel. De betrokkenheid strekte zich uit van De Volkskrant tot Radio 1 en Den Haag Vandaag. Bijna alle nieuwslezers van het NOS-Journaal stonden op de loonlijst van het UWV.
Dat er sindsdien op de ministeries een richtlijn geldt die het inhuren van bijklussende journalisten moet beperken en dat een enkele journalist heeft beloofd zijn nevenactiviteiten te zullen beëindigen heeft, zoals blijkt uit de aangehaalde voorbeelden, evenals trouwens uit een nieuwe inventarisatie van Reporter zelf, geen enkel effect gesorteerd. Wat ook niet te verwachten viel: de betreffende journalisten zijn nog steeds in functie en hun loyaliteiten veranderen natuurlijk niet van de ene op de andere dag.

Evenmin als op de media hoefden de arbeidsongeschikten op de vakbonden te rekenen: reeds bij het Najaarsakkoord van 2004 waren zij door hen aan hun lot overgelaten. Solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden was volgens de vakbondsleiders, die toch al steeds dichter tegen de macht aanschurkten en wier functie, blijkens de carrière van mensen als Wim Kok, Aart Jan de Geus en Gerda Verburg, een soort stageplaats voor toekomstige landsbestuurders was geworden, in het moderne Nederland geen haalbare kaart meer. Het lot van de arbeidsongeschikten werd voortaan met instemming van de achterban, die zich blijkbaar niet realiseerde dat arbeidsongeschiktheid morgen ook hun lot kon zijn, dan ook maar doodgezwegen.

Doordat Kamerleden van coalitiepartijen zich sinds jaar en dag laten binden door opeenvolgende regeerakkoorden, had de regering van hen alvast niets te vrezen. Naarmate de verkiezingen naderden, waarna mogelijk een nieuwe coalitie gevormd zou moeten worden, nam ook het zwijgen van de oppositie toe. De PvdA, die als grootste oppositiepartij aanvankelijk kritisch geweest was over het beleid van de CDA-minister van Sociale Zaken, bond steeds meer in. Toen haar woordvoerder Sociale Zaken Bussemaker eind augustus vorig jaar bij wijze van uitzondering door de redactie van het RTL-journaal gevraagd werd te reageren op het achterhouden door de minister van een rapport, werd zij - naar goed geïnformeerde bronnen verklaren - kort voor de uitzending door de partijtop terugfloten. Het werd niet verstandig geacht een bewindsman van een mogelijk toekomstige coalitiepartner voor het hoofd te stoten. Bussemaker luisterde en is voor haar braafheid inmiddels beloond met een staatssecretariaat. Het verdonkeremaande rapport werd geen nieuws.

Dat de burger ook juridisch feitelijk geen enkele bescherming meer geniet tegen onrecht dat hem van overheidswege wordt aangedaan en dat bovendien de toegankelijkheid van het recht voor de burger steeds verder wordt bemoeilijkt, is sinds het verschijnen van de lijvige studie over het bestuursrecht van de Maastrichtse rechtsgeleerde A.Q.C. Tak algemeen bekend. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat ook het kort geding dat werd aangespannen om de onbillijke herkeuringen van WAO-gerechtigden stop te zetten, werd verloren. Ook de meeste rechters blijken steunpilaren van 'de machten die daar zijn' met een, zoals onlangs over de Raad van State werd opgemerkt, 'gouvernementele agenda', die steun aan het regeringsbeleid behelst en ertoe neigt dat nog verder aan te scherpen.

Het gevolg van al dit zwijgen en al deze meegaandheid met de gevestigde macht was dat het onbarmhartige WAO-beleid de hele vorige regeerperiode ongestoord kon worden voortgezet, de verantwoordelijke minister ongestraft de Kamer verkeerd heeft kunnen informeren en hij vervolgens als beloning voor zijn meedogenloze houding een hoge functie bij de OESO in Parijs krijgt, zodat hij zijn hardvochtige missie nu zelfs op Europees niveau kan voortzetten. Als klap op de vuurpijl is de opsteller van het gemanipuleerde rapport dat ten grondslag lag aan het beleid van deze voor zijn hardheid beloonde minister, de architect daarvan dus, met instemming van de grootste voormalige oppositiepartij, zelf minister van Sociale Zaken geworden in een kabinet dat, ondanks enkele kosmetische aanpassingen en frasen die het tegendeel moeten suggereren, continuering voorstaat van de gevolgde lijn.

Het grote zwijgen betreft echter niet alleen het WAO-beleid. Sinds de invoering van de nieuwe bijstandswet (Wet Werk en Bijstand, WWB) op 1 januari 2004 schendt Nederland op grote schaal het verbod op gedwongen arbeid en daarmee internationale verdragen met betrekking tot de rechten van de mens.
Bekend/berucht zijn in dit verband de zgn. Work First-projecten, maar ook allerlei andere aanduidingen worden gebruikt voor maatregelen waarbij uitkeringsgerechtigden op straffe van verlies van elke vorm van uitkering verplicht worden, ongeacht hun opleiding of beroep, in ruil voor bijstand veelal laagwaardige arbeid te verrichten. Wederom ontbreekt elke vorm van discussie en heerst alom de stilte van het ondergesneeuwde kerkhof.

Slachtoffers van het beleid, onschuldige burgers die tot dwangarbeid zijn veroordeeld enkel vanwege het feit dat ze de pech hadden op een bepaald moment in hun leven een beroep op de bijstand te moeten doen, durven niet naar de rechter te stappen omdat ze geïntimideerd worden door de gemeente-ambtenaren met wie ze te maken krijgen - de gemeenten zijn namelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe bijstandswet - en wier taak voornamelijk lijkt te bestaan in het uitkeringsgerechtigden het leven zo zuur mogelijk maken. Advocaten en juridische raadslieden weigeren de kwestie aan te kaarten en zelfs medewerkers van rechtenfaculteiten en van het Nederlands Comité voor de Mensenrechten blijken niet geïnteresseerd.
De stilzwijgende consensus in politiek, media, publieke opinie en dus zelfs onder juristen over de toelaatbaarheid van gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden is zo groot dat, om een einde aan deze misstand te maken, Nederland waarschijnlijk eerst weer hard op de vingers getikt moet worden door het Europese Hof, zoals dat ook in de zaak van een Somalische asielzoeker is gebeurd. Van de Nederlandse rechter, de vakbonden, de pers en de media valt immers ook hier niets te verwachten. Om nog maar te zwijgen van de politiek.

Er blijkt in Nederland sprake te zijn van één groot kluwen van verstrengelde belangen. Binnen de aan de macht zijnde coalitie heerst de kadaverdiscipline van het regeerakkoord. Oppositiepartijen durven bewindslieden nauwelijks kritisch te volgen uit angst de kans op eigen deelname aan een volgende regeringscoalitie te verkleinen. Mensen uit de wereld van pers en media klussen voor honderdduizenden euro's bij bij ministeries en daaraan gelieerde instanties waardoor hun onafhankelijke positie is ondermijnd. De rechterlijke macht blijkt evenmin onafhankelijk en de vakbonden zijn verworden tot kweekvijvers voor aankomende politici.

Door deze complete belangenverstrengeling hebben opeenvolgende regeringen een bijna absolute en ongecontroleerde macht verworven. Niet alleen is er geen sprake meer van een democratische scheiding der machten, ook is er als het ware een onzichtbare hand actief geworden, die feiten die schadelijk zouden kunnen zijn voor doorvoering van het beoogde beleid uit de publiciteit en de aandacht kan houden en dit ook met des te minder scrupules doet naarmate de positie van degenen die door deze censuur worden getroffen toch al zwakker is. De werkelijke gang van zaken rond de herkeuringen in de WAO en de mensenrechtenschendingen bij de gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden zijn slechts twee voorbeelden hiervan.


Einde 2e ingezonden brief. Commentaar tussen blokhaken [].