REÏNTEGRATIE WERKLOZEN VORM VAN BEDROG


Op 5/11/2004 is de volgende brief van de voorzitter van het PEL verzonden naar de Te Gast rubriek van de Leeuwarder Courant met het verzoek tot plaatsing van het verhaal. Op vrijdag 19/11/2004 verscheen de brief in de Te Gast rubriek, zij het met enige tekstuele inkortingen en wijzigingen. Als 'kop' had de krant gekozen voor:
"Werkloze niet gebaat bij reïntegratiebeleid".
Hieronder de originele brief zoals ingezonden:

WERKLOZE NIET GEBAAT BIJ REÏNTEGRATIEBELEID

Tot voor kort was het een goed bewaard geheim dat de reïntegratie van werklozen een kostbare mislukking is. Helaas voor al degenen die grof geld verdienen aan de bemiddeling van werklozen is dat geheim nu dankzij de Algemene Rekenkamer op straat komen te liggen. In een recent verschenen rapport concludeert de Rekenkamer dat die reïntegratie bijzonder slecht verloopt, hetgeen overeenstemt met de door ons opgedane ervaringen.

De reïntegratie van kansrijke werkzoekenden wordt tegenwoordig overgelaten aan CWI en UWV, de verantwoordelijkheid voor de bemiddeling van minder kansrijke werkzoekenden ligt bij de gemeente. Die bemiddeling doet de gemeente overigens niet zelf, die laat men over aan bedrijven die daarin gespecialiseerd zijn, de zogeheten reïntegratiebedrijven (RIB's).
Gemeenten kopen trajecten in bij de RIB's en betalen voor die trajecten forse bedragen. Op jaarbasis gaan er in de reïntegratieindustrie vele honderden miljoenen euro's om. De resultaten van al die miljoenen zijn echter bedroevend.
Van de uitgezette trajecten loopt 70 tot 80% op een mislukking uit, een feit dat beleidsmakers over het algemeen zorgvuldig proberen te verhullen.
Gelukkig was de gemeente Leeuwarden de afgelopen zomer zo naïef haar verwachtingen t.a.v. de uitstroom van werklozen op papier te zetten, iets waarvan men inmiddels wel diepe spijt zal hebben.
In 2005 verwacht Leeuwarden een uitstroom van 125 werklozen, maar koopt men 950 trajecten in. In 2009 worden eveneens 950 trajecten ingekocht, maar bedraagt de uitstroom niet meer dan 175.

Voor deze catastrofale cijfers zijn een aantal redenen aan te voeren. In principe zouden Sociale Dienst en RIB voor elke cliënt 'maatwerk' moeten leveren. In de praktijk is er echter absoluut geen sprake van maatwerk. De feitelijke praktijk is als volgt: een gemeente koopt een aantal trajecten in bij een RIB. Het RIB op haar beurt koopt honderd sollicitatiecursussen in. Denkt u nou echt dat het RIB vervolgens 'maatwerk' gaat leveren?
Het RIB heeft net honderd sollicitatiecursussen ingekocht die het af moet zetten. Bent u net door de Sociale Dienst op traject gezet dan kunt u er donder op zeggen dat u een sollicitatiecursus aangeboden krijgt, onafhankelijk van de vraag of dat voor u enige zin heeft.
Krijgt u dit jaar een traject aangeboden, dan kan ik u met redelijke zekerheid vertellen hoe dat traject eruit ziet:

a.  een sollicitatiecursus
b.  het wennen aan arbeidsverhoudingen
c.  een periode van werken met behoud 
    van uitkering

Met de wensen en (on)mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde wordt in de praktijk amper rekening gehouden. In plaats daarvan heerst er een fabrieksmatige benadering: zowel Sociale Zaken als RIB's zijn gericht op het verwezenlijken van zoveel mogelijk trajecten, niet op het verwezenlijken van inhoudelijk goede trajecten die gericht zijn op duurzame uitstroom.

Gezien de nadruk die gelegd wordt op kwantiteit in plaats van op kwaliteit zal het niemand verbazen dat het succespercentage van de reïntegratietrajecten zo laag is. Deze op productie gerichte trend wordt nog aanzienlijk versterkt door de commerciële opzet van het reïntegratiecircus. RIB's zijn net als alle bedrijven in de eerste plaats geïnteresseerd in een zo hoog mogelijke winst en proberen dus de kosten zo laag mogelijk te houden. Dat dit ten koste gaat van de dienstverlening behoeft geen betoog.
Er mag ook wel eens op gewezen worden dat delen van het ambtenarencircuit er persoonlijk belang bij hebben dat het reïntegratiecircus op gang blijft en er weinig kritische opmerkingen bij worden geplaatst, hun baantjes zijn er immers van afhankelijk.
Tot slot moet men zich bedenken dat de reïntegratiemarkt in elk geval in één opzicht een hele eigenaardige is. Op een normale markt heeft de consument een behoorlijke macht, wanneer een aangeboden dienst hem/haar niet bevalt kan men zich tot een andere dienstverlener wenden zonder dat dit enige consequentie heeft.
Een uitkeringsgerechtigde heeft die macht ten ene male niet.
Feitelijk is er sprake van gedwongen winkelnering waarbij één partij - de gemeente of het UWV - eenzijdig de leveringsvoorwaarden vaststelt. Een uitkeringsgerechtigde die de leveringsvoorwaarden ter discussie stelt kan gemakkelijk onder druk worden gezet door te dreigen met een korting op de uitkering, een verschijnsel dat treurig vaak voorkomt.

De huidige wijze van reïntegratie is het beste te kenschetsen als een vorm van bedrog. Ze is bedrog omdat de belastingbetaler voorgehouden wordt dat zijn belastinggeld gebruikt wordt om mensen aan het werk te krijgen, in plaats van de zakken van de RIB's te vullen.
Ze is echter vooral bedrog omdat de uitkeringsgerechtigde voorgespiegeld wordt dat het hem/haar betaald werk oplevert, terwijl Sociale Zaken, UWV en RIB heel goed weten dat dit hoogstwaarschijnlijk niet het geval zal zijn.

                                   
                    Pyt van der Galiën

                                                             
                    Voorzitter Vereniging PEL
Leeuwarden, 5/11/2004.

Einde tekst brief voor Te Gast rubriek Leeuwarder Courant.