SCHRIFTELIJKE VRAGEN VERENIGING P.E.L. T.B.V. DE RONDVRAAG VAN HET REGULIERE OVERLEG VAN DE CLIËNTENRAAD MET AFDELING SOCIALE ZAKEN OP 2/9/2004.
ONDERWERP: LANGDURIGHEIDSTOESLAG EN DE WAJONG.
DATUM BRIEF: 5/7/2004.
Reactie afdeling Sociale Zaken gemeente Leeuwarden:
Voortaan ook Langdurigheidstoeslag mogelijk bij
gedeeltelijke Wajong-uitkering.


Vragenbrief PEL 5/7/2004 en antwoordbrief gemeente Leeuwarden 23/8/2004.


VERENIGING PLATFORM EEN- EN TWEEPERSOONSHUISHOUDENS LEEUWARDEN
POSTBUS 2602 8901 AC LEEUWARDEN
TELEFOON: 058-2671636
E-mail: root@pel.xs4all.nl URL website: http://clik.to/pel
************************************************

SECRETARIAAT OVERLEGORGAAN
CLIËNTENRAAD SZ MET AFDELING
SOCIALE ZAKEN GEMEENTE LEEUWARDEN
POSTBUS 21000 8900 JA LEEUWARDEN
T.a.v. mw. M. Korporaal

Onderwerp:
- Schriftelijke
vragen t.b.v.
rondvraag Overlegorgaan
Cliëntenraad/SZW
d.d. 2/9/2004

Leeuwarden, 5/7/2004

Geachte mw. Korporaal,

een aantal jaren geleden werd afgesproken dat vragen die vertegenwoordigers van organisaties hadden voor de rondvraag, maar die in feite daarvoor te gecompliceerd waren om ter plekke mondeling af te handelen, schriftelijk zouden worden gesteld en dat daarop ook schriftelijk geantwoord zou worden. Bij deze in dat verband een schriftelijke vraag met het verzoek om ook een schriftelijke reactie terug te laten keren in de reguliere Overlegvergadering van de Cliëntenraad.

De kwestie is als volgt: Bij deze brief zijn een aantal stukken gevoegd uit het on-line Handboek Schulinck. De stukken geven de WWB-wettekst inzake de Langdurigheidstoeslag plus uitleg over de kring van rechthebbenden.

Artikel 36 lid 1 t.m. 6 regelt de Langdurigheidstoeslag.

Onze vragen hebben betrekking op een persoon met een WAJONG-uitkering, al dan niet met aanvullende bijstand.

Naar onze mening is het duidelijk dat een persoon in de WAJONG met een afkeuringspercentage van 80 procent of meer, die voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in:

Artikel 36 lid 4 sub a, b en c recht heeft op de Langdurigheidstoeslag.

T.a.v. Artikel 36 lid 4 sub c: Bij de WAJONG betreft het geen inkomsten UIT arbeid, zodat dit artikel o.i. slechts terugverwijst naar Artikel 36 lid 1 sub a en sub b.

Wij interpreteren dit als volgt:
Betrokkene met een WAJONG uitkering en een arbeidsongeschiktheidspercentage van tenminste 80 procent, die tevens slechts een uitkeringshoogte heeft niet hoger dan de voor hem/haar geldende bijstandsnorm (60 maanden onafgebroken) en geen inkomsten uit of *in verband met* arbeid heeft ontvangen gedurende 60 maanden onafgebroken, heeft recht op de Langdurigheidstoeslag.

Het blok wettekst in Artikel 36 lid 4 gaat echter ook over de WAO en de WAZ en verwijst ook dan o.a. terug naar Artikel 36 lid 1 sub b.

Het gaat daar om het gedurende 60 maanden aaneengesloten geen inkomsten hebben uit *of in verband met* arbeid.

Volgens de toelichting "Kring van rechthebbenden" van Handboek Schulinck definiteert de WWB niet wat verstaan moet worden onder inkomsten uit of in verband met arbeid. Er wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting van de Tweede Kamer waarin wordt gesteld dat personen met een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de WW of WAO inkomsten in verband met arbeid ontvangen en daarom zijn uitgesloten van het recht op Langdurigheidstoeslag.

Het lijkt nu of voor de WAO en de WAJONG, mits volledig (80-100 procent) via artikel 36 lid 4 een uitzondering wordt gemaakt, maar dat dit weer niet gebeurt bij een WAO-uitkering of een WAJONG-uitkering van bv. 70 procent.
Ofwel lijkt uit te worden gegaan van de vooronderstelling dat bij een lager WAO-percentage wel sprake zal zijn van neveninkomsten uit arbeid of in verband met arbeid, wat geen automatisme is, ofwel de hoofdregel is "bij inkomsten uit of *in verband met arbeid*" geen Langdurigheidstoeslag, behalve in de uitzonderingsgevallen van Artikel 36 lid 4 WWB.

Zowel de WW als de WAO vormen belastingtechnisch 'inkomsten uit vroegere arbeid'. Als, zoals het Handboek stelt, de WWB geen definitie geeft wat daaronder verstaan moet worden, lijkt het ons geoorloofd elders steun te zoeken qua definitie wat hieronder verstaan moet worden.
Heeft de WWB-wetgever bij het begrip: "Inkomsten in verband met arbeid" aansluiting willen zoeken bij de belastingwetgeving??

Belasting technisch bestaat het begrip "loon uit tegenwoordige dienstbetrekking" en "loon uit vroegere dienstbetrekking".
Elsevier Belastingalmanak 2004 stelt op pagina 27 bij punt 4.4.2:

"Uitkeringen en ander fictief loon uit vroegere dienstbetrekking. Om de belastingheffing te vereenvoudigen, wordt loonheffing ingehouden op bepaalde uitkeringen die geen verband houden met een dienstbetrekking. Dit betreft o.a.:
- uitkeringen AOW en ANW
- bijstandsuitkeringen
- IOAW-, IOAZ- en RWW-uitkeringen
- uitkeringen WAJONG en WAZ
- overbruggingspensioen profvoetballers
- lijfrente-uitkeringen die onder de loonheffing vallen
- uitkeringen Stichting Dienstverlening VOW
- periodieke uitkeringen aan oorlogsgetroffenen"

Einde citaat.

Conclusie: Belastingtechnisch houden o.a. een WAJONG-uitkering, een WAZ-uitkering, een IOAW-uitkering, een IOAZ-uitkering en een bijstandsuitkering geen verband met een dienstbetrekking. Omdat, zoals gesteld, de WWB geen definitie geeft over wat in dat kader moet worden verstaan onder 'inkomsten in verband met arbeid' lijkt het ons niet onredelijk om op dit punt steun te zoeken bij de belastingwetgeving.

Handboek Schulick concludeert dat personen met een uitkering krachtens de IOAW, IOAZ of Anw WEL voor de Langdurigheidstoeslag in aanmerking kunnen komen en dat DUS deze uitkeringen voor de toepassing van Artikel 36 WWB niet gezien kunnen worden als inkomsten uit arbeid.
Gesteld wordt dat dit dan ook zou moeten gelden voor de WAJONG, omdat dit een voorziening is en geen werknemersverzekering.
O.i. hoort de WAJONG ook qua belastingen strikt genomen niet tot de 'inkomsten uit vroegere arbeid' maar tot de "uitkeringen en ander FICTIEF loon uit vroegere dienstbetrekking", afgaande op de Elsevier.
Iemand kan in de WAJONG terecht komen zonder ooit betaalde arbeid te hebben verricht, maar iemand kan nooit in de WW of de WAO terecht komen zonder ooit betaalde arbeid te hebben verricht. (premiebetaling)

De Langdurigheidstoeslag voor iemand met een WAJONG uitkering van 80 procent of meer die voldoet aan Artikel 36 WWB lijkt geregeld te zijn.

Onze vragen:

1. Wat dient volgens u in Artikel 36 lid 1 sub b te worden verstaan onder het begrip "in verband met arbeid"?
Is het redelijk om voor dit begrip steun te zoeken bij de belastingwetgeving of toch niet?

2. Bent u het eens met de stelling uit het Handboek dat de WAJONG niet kan worden gezien als inkomsten in verband met arbeid in de zin van Artikel 36 WWB?

3. Heeft een persoon met een WAJONG uitkering lager dan 80 procent, maar zonder verdere neveninkomsten van welke aard dan ook, voor wie een UWV-verklaring is afgegeven dat van arbeidskundig onderzoek is afgezien en die overigens voldoet aan het gestelde in Artikel 36 lid 1 sub a en sub b EN SUB C wel/geen recht op de Langdurigheidstoeslag? Zo nee, waarom niet?

T.a.v. artikel 36 sub c WWB:
Bij een lager arbeidsongeschiktheidspercentage dan 80-100 procent zal o.i. betrokkene strikt genomen moeten zoeken naar een klein bijbaantje voor een beperkt aantal uren, afgezien van het realiteitsgehalte van het vinden van zo'n baantje.
T.a.v. de UWV-verklaring: Wij zijn niet zeker van het per definitie nooit afgeven van dergelijke verklaring bij een lager arbeidsongeschiktheidspercentage dan 80 procent, gezien de toelichting van Schulinck bij artikel 2 lid 2 Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, bv. bij de punten b, c en d.

3a. Dezelfde vraag, maar nu is GEEN UWV-verklaring afgegeven dat van arbeidskundig onderzoek is afgezien.

Toelichting: Ook als iemand geen in aanmerking te nemen vermogen heeft voor de bijstand (Artikel 34 WWB) wordt soms toch afgezien van het recht op aanvullende bijstand als betrokkene met gedeeltelijke WAJONG of WAZ vlak onder het voor hem/haar geldende bijstandsniveau zit. N.B. Bij wel in aanmerking te nemen eigen vermogen voldoet men niet aan Artikel 36 lid 1 sub a. en is e.e.a. in dit kader irrelevant.

4. Vraag 3 en 3a opnieuw, maar waarbij betrokkene recht heeft en ook gebruik maakt van aanvullende bijstand zodat het totale inkomen gelijk is aan de voor hem/haar geldende bijstandsnorm?

Tenslotte: Het zal duidelijk zijn dat wij vinden dat een gehele of gedeeltelijke WAJONG-uitkering in verband met een aanvraag Langdurigheidstoeslag op dezelfde wijze behandeld dient te worden als een aanvraag vanuit de IOAW, de IOAZ of de Anw.
De WWB-wettekst en de toelichting moeten hiervoor echter wel de ruimte geven, vandaar onze vragen.

Mede namens onze vertegenwoordiger
in de Cliëntenraad SZ,

secretaris Ver. P.E.L.

Bijlagen:
- Actuele wettekst Art. 36 WWB.
- Toelichting: Kring van rechthebbenden.


Einde tekst vragenbrief PEL.

Reactie afdeling Sociale Zaken d.d. 23/8/2004:


Oldehoofsterkerkhof 2
Postbus 21000
8900 JA Leeuwarden

Sociale Zaken Gemeente Leeuwarden

Vereniging PEL,
T.a.v. secretaris
Postbus 2602
8901 AC LEEUWARDEN

Onderwerp      uw brief dd 05.07.2004 
Uw kenmerk
Ons kenmerk
Team           Bedrijfsbureau
Doorkiesnummer (058) 233 [xxxx]
Bijlagen
Datum          23 augustus 2004, verzonden 23/8/2004

Geachte heer/mevrouw,

Naar aanleiding van uw brief is een onderzoek gestart en is de door u geschetste problematiek heroverwogen.

Het is algemeen bekend dat de uitvoering van de langdurigheidstoeslag erg lastig is geworden als gevolg van een gebrekkige wetgeving, welke bovendien voor meerdere uitleg vatbaar is. De door u aangedragen problematiek is hier een goed voorbeeld van.
De wetgever heeft in artikel 36 lid 4 onder a een WAO, WAZ en WAJONG op 1 lijn gesteld. Hieruit zou men logischerwijs moeten concluderen dat de wetgever van mening is dat een WAJONG-uitkering als inkomen in verband met arbeid moet worden beschouwd. In die gedachtegang kan alleen een WAJONG-gerechtigde met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80% of meer eventueel in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.

De uitleg van de auteurs van het handboek Schulinck dat een WAJONG-uitkering niet gezien kan worden als een inkomen in verband met arbeid, en dat daarom de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspercentage bij WAJONG gerechtigden niet van belang is bij de beoordeling van het recht op een langdurigheidstoeslag, is verdedigbaar.
De heroverweging heeft geresulteerd in een wijziging van standpunt in die zin dat bij WAJONG-gerechtigden niet gekeken zal worden naar het arbeidsongeschiktheidspercentage voor de beoordeling van het recht op een langdurigheidstoeslag. Een zogenaamde UWV-verklaring voor WAJONG-gerechtigden komt hiermee automatisch te vervallen.

Hoogachtend,
Namens O. Herder
[Naam ambtenaar] (kwaliteitsmedewerker)


Einde tekst brief gemeente Leeuwarden

Conclusie: De vragenbrief heeft geleid tot een bijstelling van het beleid van de gemeente Leeuwarden inzake de vraag wie recht hebben op een Langdurigheidstoeslag.