Op dinsdagavond 16 maart 2004 vergaderde de commissie Welzijn opnieuw over onderdelen uit de Wet Werk en Bijstand. Deze maal ging het over de onderdelen 'gesubsidieerde arbeid' en over het 'armoedebeleid'. Hieronder volgt het inspraakverhaal van een van de individuele leden van de Cliëntenraad Sociale Zaken. Haar verhaal is op persoonlijke titel. Plaatsing op deze website betekent niet dat het P.E.L. het op alle onderdelen met haar eens is, noch dat het PEL het met haar oneens is. De plaatsing is bedoeld als een service aan de lezers van deze website, mede omdat uiteraard dit soort inspraakverhalen niet integraal de plaatselijke pers halen. Hieronder volgt de complete tekst:
Betreft:
Vergadering Commissie Welzijn op 16 maart 2004
Bouwstenen kaderdiscussie Werk en Inkomen
Onderwerpen:
a. Gesubsidieerde arbeid
b. Armoedebeleid
Geachte leden van de Commissie Welzijn,
De volgende zaken wil ik u graag ter overweging meegeven in de discussie over de invulling van gesubsidieerde arbeid en armoedebeleid in verordeningen in het kader van de WWB.
Gesubsidieerde arbeid
G.a. is in het recente verleden een belangrijk middel gebleken om
maatschappelijke en economische participatie van uitkeringsgerechtigden
te bewerkstelligen. Nu in het kader van de WWB g.a. nog slechts als
toeleidingsinstrument naar werk wordt gesubsidieerd, stelt dit de
gemeente voor een paar lastige vragen, waaronder de invulling van haar
zorg voor degenen die willen werken, maar die daartoe geen kansen
krijgen op de reguliere arbeidsmarkt.
Hierbij dient te worden aangetekend dat er tenminste voor 2004 en 2005
er nog een budget is voor g.a. oude stijl. Deze jaren kunnen worden
benut om te experimenteren met nieuwe financieringsvormen van g.a.
In de verordening dient allereerst over g.a. te worden vastgelegd, dat
het hierbij gaat om:
- Gewone loonvormende arbeid met volledige werknemersrechten- en
plichten
- en dat de arbeidsvoorwaarden overeenkomstig de in de sector geldende
cao geregeld zijn
Ter beantwoording van de genoemde bespreekpunten het volgende:
Gesubsidieerde arbeid oude stijl
I Het behoud van tenminste de 400 blijvend gesubsidieerde
arbeidsplaatsen als continue
mogelijkheid voor het bieden van betaalde arbeid aan mensen met een
grote afstand tot de arbeidsmarkt, is een must. Het kan toch niet zo
zijn dat Leeuwarden iedereen die door persoonsgebonden factoren niet in
staat is een volledige arbeidsproductiviteit te leveren, uitsluit van
arbeidsparticipatie en maatschappelijk buiten de boot laat vallen.
Het is bovendien nodig dat er een voorziening wordt getroffen voor
nieuwe instroom omdat de bestaande plaatsen bemand zijn.
a/b Als de gemeente de 'blijvers' geen gesubsidieerde baan zou bieden, komen zij uiteindelijk zonder meer in de bijstand terecht. Daarom kan voor deze groep g.a. grotendeels bekostigd worden uit het inkomens deel en is het beslag op het reïntegratiebudget zeer beperkt. Financiering vanuit het W -deel, dat bedoeld is om uitstroom naar reguliere arbeid te bewerkstelligen, lijkt ook wat oneigenlijk omdat de kans op uitstroom niet waarschijnlijk is.
c. Een productieafhankelijke loonkostensubsidie, rekening houdend met de draagkracht van de instelling, is m.i. op zich een goed systeem. Een heldere indeling van instellingen organisaties naar categorie lijkt hierbij belangrijk.
d. Het is zinvol om blijvers ook te plaatsen op maatschappelijk nuttige functies. Voorwaarde hierbij is wel dat geen verdringing van reguliere werkgelegenheid plaatsvindt en dat de functie aansluit bij de capaciteiten, mogelijkheden en beperkingen van betrokkene.
Bespreekpunten die zowel van toepassing zijn op g.a. oude stijl als
nieuwe stijl
2 De voorwaarden die verbonden moeten worden aan het verstrekken
van loonkostensubsidie zijn mede afhankelijk van de vorm van
gesubsidieerde arbeid. Het is daarom zinvol om de verschillende vormen
van gesubsidieerde arbeid in de verordening vast te leggen.
In elk geval moeten hier genoemd worden:
a. leer/werkplaatsen voor het opdoen van werkervaring dan wel
het behalen van een startkwalificatie in het kader van een
arbeidstraject
b. de blijvende gesubsidieerde werkplek voor degenen die niet
kunnen doorstromen naar reguliere arbeid
3 De voorwaarden
- Bij plaatsing in leer/werkplaatsen moet de duur van de subsidie
gelimiteerd en afgestemd worden op de afstand van betrokkene tot de
arbeidsmarkt. Bij de blijvend gesubsidieerde werkplek is dit
vanzelfsprekend niet het geval
- De loonkostensubsidie beoogt, naast compensatie voor een geringere
arbeidsproductiviteit, ook om een goede begeleiding op de werkplek
mogelijk te maken. Dit dient dan ook als voorwaarde te worden gesteld.
In het geval van de
leer/werkplaatsen is deze begeleiding zonder meer vereist. Bij de
blijvende gesubsidieerde werkplek is dit o.a. afhankelijk van het
vermogen van betrokkene om zelfstandig te werken en
verantwoordelijkheid te dragen.
- Een intentieverklaring die betrokkene na afloop van de subsidietermijn
uitzicht biedt op regulier werk is alleen van toepassing op de
leer/werkplaatsen. Een dergelijke voorwaarde werkt motiverend als die in
principe ook hard gemaakt kan worden.
Bij de blijvend gesubsidieerde werkplek is er alleen sprake van een
proeftijd, waarna de aanstelling definitief is.
Gesubsidieerde arbeid nieuwe stijl
4 Uitbreiding van gesubsidieerd werk naar de profit sector biedt
m.i. goede extra mogelijkheden voor de leer/werkplaatsen. De
loonsubsidie moet in duidelijke relatie staan tot de
productiecapaciteit en de benodigde begeleiding van betrokken
werknemer, met name als het om een langduriger traject gaat.
Dit om
verdringing van regulier werk te voorkomen.
Voor de blijvende gesubsidieerde werkplek lijkt beperking tot de profit
sector de enige optie. Een veilige route zou kunnen zijn: eerst
ervaring opdoen met g.a. nieuwe stijl in de non-profit sector, waarna
deze kan worden uitgebouwd naar de profit sector.
5 Als de prioriteitstelling in kansrijkere personen op de arbeidsmarkt
zou betekenen dat g.a. alleen nog voor hen is weggelegd, zou dat geen
recht doen aan de eis in de WWB dat er een evenwichtig
reïntegratieaanbod dient te zijn, en daarmee in strijd zijn met de wet.
G.a. is nu eenmaal een belangrijk onderdeel van reïntegratietrajecten.
Een selectie uit deze groep, en met name degenen die willen en kunnen,
heeft recht op een traject dat toegesneden is op de individuele
behoefte, ook als dit meerdere jaren vergt.
Zoals hierboven aangegeven, mag er voor de blijvend gesubsidieerde
werkplek geen tijdslimiet gesteld worden
Armoedebeleid
Het armoedebeleid staat niet op zichzelf. De discussienota spreekt van annoedebeleid dat primair ondersteunend aan het reïntegratiebeleid dient te worden geformuleerd. Het is inderdaad belangrijk dat hier een goede afstemming plaatsvindt. Het zou alleen erg jammer zijn als het armoedebeleid niet in gelijke mate werd afgestemd op andere aanverwante beleidsterreinen zoals bijvoorbeeld het locaal sociaal beleid, het gezondheidsbeleid en het grote stedenbeleid.
Reïntegratie is, hoewel belangrijk, namelijk niet de enige doelstelling
van armoedebeleid. O.a. valt ook te denken aan het bevorderen van de
toegankelijkheid van voorzieningen en het voorkomen en oplossen van
uitzichtloze schuldenproblematiek. Bovendien is de doelstelling
arbeidsparticipatie voor veel uitkeringsgerechtigden ook niet reëel,
zeker in de arbeidsmarkt van dit moment.
En ook betekent werk lang niet
altijd een ontsnapping aan de lage inkomenspositie. Een groot deel van
de werkende armen leeft blijvend op minimumloonniveau.
Integraal armoedebeleid met een brede benadering naar alle aanverwante
beleidsterreinen levert bovendien een optimaal rendement doordat deze
beleidsterreinen elkaar versterken.
Ter beantwoording van de bespreekpunten het volgende:
- Herschikking van accenten in het armoedebeleid
Als er een herschikking zou moeten plaatsvinden, waardoor het
armoedebeleid meer dan voorheen ondersteunend wordt aan reïntegratie,
dan zou dit met name voor kansrijken op de arbeidsmarkt moeten gelden.
Hierbij lijken premies of bonussen de aangewezen weg. Premies op een
goede eigen inzet in het reïntegratietraject, eventueel opgenomen in de
persoonlijke trajectplannen, kunnen als financiële prikkel dienen en
geven een ruimere financiële armslag. Hierdoor zou de
declaratieregeling dan kunnen vervallen. Ook compensaties kunnen
stimulerend werken, zoals bij armoedeval, het wegvallen van
langdurigheidstoeslag of voor de kosten van kinderopvang.
[Waarom zou dan de declaratieregeling moeten vervallen? Het is nu in 2004 zo, dat je gebruik kunt maken van de Declaratieregeling als je in de maand waarin je aanvraagt tenminste een jaar een netto inkomen hebt gehad van maximaal 105 procent van het voor jou geldende bijstandsniveau. Kom je ook met zo'n premie niet boven de 105 procent WML (Wettelijk Minimumloon) dan vind ik dat je gewoon van de Declaratieregeling gebruik zou moeten kunnen maken. De regeling kijkt nu niet naar de bron van inkomsten, maar alleen naar de hoogte daarvan en dat is m.i. een goed uitgangspunt wat zou moeten blijven. M.i. geeft de inspreekster hier op voorhand teveel 'weg' aan de gemeente.]
Deze premies zouden voor een groot deel vanuit het reïntegratiebudget gefinancierd moeten worden. Verder kan aan een arbeidsgeschikte, maar langdurig uitkeringsgerechtigde in een traject van schuldhulpverlening de gelegenheid geboden worden om zijn schulden te verkleinen via een premie die verdiend wordt met het verrichten van maatschappelijk nuttig vrijwilligerswerk en die gebruikt wordt voor de schuldsanering.
[Reactie secretaris PEL: Dit riekt mij teveel naar 'verplicht vrijwilligerswerk' in de zin van dat de GKB zegt: U moet 'vrijwilligerswerk' gaan doen, anders kunt u niet meedoen aan de schuldhulpverlening... Zo haal je via de achterdeur toch dwangarbeid binnen. Daarom ben ik hier tegen.]
Ook kan de gemeente de sociale activering van uitkeringsgerechtigden
zonder arbeidsperspectief stimuleren door een premie bovenop de
uitkering beschikbaar te stellen aan degenen die zich inzetten voor
maatschappelijk nuttig vrijwilligerswerk. Dit levert ook een bijdrage
aan het instandhouden van maatschappelijk nuttige functies. Als het
budget het niet toelaat deze premies te verstrekken naast de bestaande
instrumenten in het armoedebeleid, dan zouden de ontvangers van deze
premies uitgesloten kunnen worden van de declaratieregeling en de
langdurigheidstoeslag, er van uitgaande dat de toegekende premies deze
vergoedingen ruimschoots overstijgen.
Een dergelijke herschikking mag echter nooit ten koste gaan van degenen
die niet in staat zijn sociaal actief te worden. Daarom is
terughoudendheid geboden in het afbouwen van regelingen.
[Een vrijwilligersvergoeding kan niet erg hoog zijn, zonder dat deze belast wordt voor de inkomstenbelasting. In het jaar 2000 was dat HFL 1470,00/jaar maximaal, ik meen dat het nu EUR 700,00/jaar is. Komt het bedrag daarboven, dan moet over het hele bedrag inkomstenbelasting betaald worden.]
- Het lijkt mij geen goed idee om bijvoorbeeld voor het terugdringen van niet-gebruik extra middelen te bestemmen ten koste van een ander accent. Zo veel mogelijk voorlichting via circulaires, de Huis aan Huis en in de spreekkamer moet volstaan. Een speciale ambtenaar die niet-gebruikers op eigen initiatief gaat bezoeken, gaat mij te ver en neemt een te groot deel van het beschikbare budget in beslag. Eventueel zou service geboden kunnen worden bij het invullen van formulieren omdat m.n. veel allochtone cliënten hier problemen mee hebben.
- Wat betreft het repareren van rijksbezuinigingen op gemeentelijk
niveau vind ik dat in elk geval een uiterste inspanning gedaan zou
moeten worden.
Om te kunnen woekeren met de beperkte middelen en de juiste keuzes te
maken is hoe dan ook transparant beleid nodig met heldere
doelstellingen en een instrument waannee.het armoedebeleid kan worden
gemeten en verbeterd. Uit een recent onderzoek van de Rekenkamer bleek
dat het armoedebeleid in Nederland hierin ernstig tekort schiet. Is
Leeuwarden op dit punt een gunstige uitzondering? Het zou de moeite
waard zijn om de proef op de som te nemen.
Stimulansz ontwikkelde recent de Armoedebeleidsmeter als integraal
instrument, dat na invulling van de elektronische vragenlijst een
gedetailleerd beeld geeft van de kwaliteit van alle facetten van het
gemeentelijk armoedebeleid en de uitvoering en dat bovendien concrete
adviezen op maat geeft. De Armoedebeleidsmeter is eenvoudig beschikbaar
op de website van Stimulansz.
Het zou aanbeveling verdienen om van dit allround hulpmiddel gebruik te
maken om een duidelijk beeld te krijgen van de kwaliteit in Leeuwarden
en om mogelijke winstpunten in efficiency of op het gebied van
integraal armoedebeleid in het nieuwe beleid mee te nemen.
- Het beleid t.a.v. chronisch zieken en gehandicapten.
De toegankelijkheid van de zorg is voor minima de afgelopen jaren sterk
verslechterd door de aanzienlijke versobering van de basisverzekering
van ziektekosten. Dit wordt nog versterkt door de invoering van het
eigen risico per 1 januari 2005. Veel mensen met een uitkering behoren
tot de groep chronisch zieken en gehandicapten.
De gemeente zal de pakketverslechtering moeten repareren, tenzij zij
het verantwoord vindt dat er een tweedeling in de zorg ontstaat.
Dit
kan het meest effectief door uitbreiding van het A. V. Friso-pakket.
Het kan toch niet zo zijn dat de toegankelijkheid van de zorg voor een
grote groep burgers aanzienlijk verslechtert t.o.V. de rest van de
bevolking?
Gezondheidsproblemen zijn bovendien een belangrijke belemmering om te
kunnen werken zodat een goede toegankelijkheid tot de medische zorg een
positief effect heeft op reïntegratie.
Reparatie van de verslechtering van het basispakket verdient m.i.
prioriteit als er keuzes gemaakt moeten worden.
- Mogelijkheid tot invoeren van een categoriale regeling voor ouderen
Omdat er in elk geval voor dit jaar rijksmiddelen beschikbaar zijn
gesteld voor instandhouding van de categoriale regeling voor
65-plussers, chronisch zieken en gehandicapten, o.a. om de nadelige
effecten van de bezuinigingen speciaal voor deze groepen te repareren,
zou het billijk zijn de regeling duurzame gebruiksgoederen voor hen in
stand te houden.
Ook voor de langdurigheidstoeslag zijn rijksmiddelen toegevoegd aan het
gemeentelijk budget en gezien de moeilijke financiële positie van
langdurig uitkeringsgerechtigden zou ik er voor willen pleiten dat deze
toeslag ook wordt toegekend.
Omdat deze regelingen weinig uitvoeringskosten vergen, zijn ze
bovendien erg efficiënt.
- Het hanteren van het fictieve budget als graadmeter voor het te
voeren gemeentelijk armoedebeleid zou m.i. een rigide benadering zijn.
Wat in jaren is opgebouwd, dient zo veel mogelijk behouden te worden.
Bovendien zou een uitgekleed armoedebeleid zijn weerslag in de
samenleving niet missen, waardoor weer budgetten op andere
beleidsterreinen moeten worden aangesproken om de kwalijke gevolgen te
repareren.
Een integraal beleid waarin alle betrokken beleidsterreinen
elkaar optimaal versterken, lijkt mij daarom de beste oplossing.
Leeuwarden kan op deze wijze de fictieve randvoorwaarden best
overschrijden in een bredere benadering van de sociale zekerheid