CBP BEZORGD OVER TOEZICHT OP UITVOERING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND


Opgehaald van website College Bescherming Persoonsgegevens (CBP):
"CBP bezorgd over toezicht op uitvoering van de Wet werk en bijstand"
Stukken d.d. 6/6/2003 inclusief tekst Advies aan Voorzitter Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer.
Tevens inclusief samenvatting CBP-standpunt d.d. 26/6/2003.


CBP bezorgd over toezicht op uitvoering van de Wet werk en bijstand

Samenvatting van het wetsgevingsadvies
Advies
Samenvatting

[Hieronder staat de samenvatting van het standpunt van het CBP voor wie niet de hele tekst wil lezen.]


26 juni 2003

CBP bezorgd over toezicht op uitvoering van de Wet werk en bijstand

Het huidige wetsvoorstel werk en bijstand (Wwb) schiet tekort als regeling voor reikwijdte en vorm van het structurele toezicht op de gegevensverwerking door de gemeenten. Het zal ook de reeds gebleken lacunes in de beveiliging van de uitwisseling van gegevens in Suwinet vergroten.
Het CBP heeft zich daarom met een advies gewend tot de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer.
Ook de Raad van State heeft in zijn advies uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de bescherming van de uitwisseling van gegevens.

Het CBP komt tot de conclusie dat het noodzakelijk is op rijksniveau toezicht te houden op de gegevensverwerking door gemeenten.
De reikwijdte van het toezicht dat onder gezag van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wordt uitgeoefend, zal door deregulering echter aanzienlijk worden ingeperkt.

Structureel rijkstoezicht op gegevensverwerkingen door gemeenten is noodzakelijk om verschillen in de uitvoering van de WWB tussen gemeenten te signaleren, bij te sturen of te voorkomen. Alleen indien de Inspectie Werk en Inkomen hiertoe in staat wordt gesteld, is het voor het CBP mogelijk zijn toezichthoudende taak hierop af te stemmen.

Over het CBP
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) - onder de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) - houdt toezicht op de naleving van wetten die het gebruik van persoonsgegevens regelen. Bij het CBP moet het gebruik van persoonsgegevens worden gemeld, tenzij hiervoor een vrijstelling geldt.

Het CBP adviseert de regering en organisaties over de bescherming van persoonsgegevens en onderwerpen die daarmee samenhangen. Het CBP toetst gedragscodes en bemiddelt in geschillen tussen burgers en gebruikers van persoonsgegevens. Op eigen initiatief of op verzoek van een belanghebbende kan het CBP onderzoeken of de manier waarop persoonsgegevens in een bepaalde situatie zijn gebruikt, in overeenstemming is met de wet en daaraan zonodig gevolgen verbinden.
Voor in gebreke blijven bij de melding kan een boete worden opgelegd. Bij overtreding van de wet of daarop gebaseerde regelingen kan het CBP overgaan tot bestuursdwang of een dwangsom opleggen.


Einde tekst samenvatting.

[Hieronder volgt de integrale tekst van hun standpunt.]

Inrichting van toezicht

Reikwijdte structureel toezicht op gegevensverkeer gemeenten onduidelijk

Verschillen in uitvoering tussen gemeenten voorkomen

Integraal toezicht op Suwi-keten en Suwinet noodzakelijk

Conclusie: structureel toezicht op rijksniveau noodzaak

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) is bezorgd over de keuzes die worden gemaakt in het wetsvoorstel werk en bijstand (Wwb) omtrent de inrichting van het toezicht. Het CBP heeft zich daarom gewend tot de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten Generaal.
Het voorstel schiet tekort in het structurele toezicht op de gegevensverwerking door de gemeenten en zal de reeds gebleken lacunes in de beveiliging van de uitwisseling van gegevens in Suwinet vergroten.
Voor de bescherming van de uitwisseling van gegevens heeft ook de Raad van State in zijn advies uitdrukkelijk aandacht gevraagd.

Inrichting van het toezicht
Het CBP begrijpt uit de toelichting bij het wetsvoorstel dat het toezicht als volgt zal worden ingericht.
Het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) verantwoordt zich tegenover de gemeenteraad over de uitvoering van de wet in volle omvang.
Het toezicht dat onder gezag van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wordt uitgeoefend, richt zich op de rechtmatigheid van de uitvoering en op de doeltreffendheid van deze wet.
Door deregulering zal de reikwijdte van het toezicht aanzienlijk worden ingeperkt.

Het toezicht op de doeltreffendheid heeft uitsluitend betrekking op de vraag in welke mate de uitvoering door de gezamenlijke gemeenten bijdraagt aan de doelen van de wet. De toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering zal zich wel op individuele gemeenten richten. Het rijkstoezicht zal zich hierbij echter beperken tot het constateren van ernstige tekortkomingen in de rechtmatige uitvoering van deze wet.

Via het integrale uitvoeringsverslag verstrekt de gemeente informatie die de Minister van SZW voor verschillende doeleinden (vaststelling en verdeling macrobudget, beleidsvoering, toezicht) nodig heeft. De informatie die met dit verslag wordt verzameld, zal zo beperkt mogelijk zijn om de administratieve last voor de gemeenten zoveel mogelijk terug te dringen.

Reikwijdte structureel toezicht op gegevensverwerkingen gemeenten onduidelijk
Het CBP maakt zich zorgen over de invulling die zal worden gegeven aan het begrip rechtmatigheid. Volgens de artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel wordt met ‘rechtmatige uitvoering’ gedoeld op de naleving van de in de wet opgenomen voorschriften alsmede de besteding van het reïntegratiebudget overeenkomstig de wettelijke bestemming.

Het CBP heeft in zijn advies van 10 december 2002 inzake het wetsvoorstel Algemene bijstandswet / Financiering werk en inkomen (Abw/FWI, het huidige voorstel Wet werk en bijstand) de Staatssecretaris opgeroepen meer helderheid te scheppen over de vraag wie in de nieuwe constellatie verantwoordelijk is voor het toezicht op gegevensverwerkingen bij de uitvoering van deze wet:
het gemeentebestuur en/of de Inspectie Werk en Inkomen (IWI).

De Staatssecretaris antwoordde dat het de taak is van de gemeenteraad een integrale controle uit te oefenen op het geheel aan voorschriften dat bij de uitvoering van een specifieke wet aan de orde is. Het toezicht namens de Minister van SZW door IWI, zoals geregeld in artikel 76 Abw/FWI, richt zich op de rechtmatigheid van de uitvoering door B&W en op de doeltreffendheid van deze wet.
Tot de rechtmatigheidsvereisten van de Abw/FWI behoren de bepalingen waarin is neergelegd met welke instanties en personen gegevens mogen worden uitgewisseld, de daarbij behorende geheimhoudingsplicht en de doelbinding van de gegevensverstrekking door gemeenten aan andere in de wet genoemde instanties.
De rechtmatigheid van de uitvoering van deze bepalingen wordt door IWI bepaald.

De reactie van de Staatssecretaris roept bij het CBP de vraag op hoe IWI enerzijds geacht wordt toezicht te houden op de bovengenoemde aspecten die bepalend zijn voor de rechtmatige uitvoering van de WWB terwijl anderzijds in het wetsvoorstel wordt gesteld dat het rijkstoezicht een terugtrekkende beweging maakt, de reikwijdte door deregulering aanzienlijk wordt ingeperkt en het rijkstoezicht zich alleen zal richten op ernstige tekortkomingen in de rechtmatige uitvoering van deze wet.

Het CBP vreest dat het toezicht op gemeenten door IWI zich in de praktijk met name zal beperken tot het signaleren van onrechtmatigheden op financieel/budgettair terrein.
Het is echter van oordeel dat ook structureel toezicht op rijksniveau voor wat betreft de gegevensverwerking door gemeenten van wezenlijk belang is. Het CBP is hiertoe bevoegd maar acht het, gelet op zijn omvang en taakstelling, niet mogelijk zelf structureel toezicht te houden op de gegevenshuishouding van gemeenten.

Verschillen in uitvoering tussen gemeenten voorkomen
Structureel rijkstoezicht op gegevensverwerkingen door gemeenten is noodzakelijk om verschillen in de uitvoering van de WWB tussen gemeenten te signaleren, bij te sturen en/of te voorkomen. Zo is bijvoorbeeld het CBP in de afgelopen jaren gebleken dat aan het begrip ‘noodzakelijk voor de uitvoering van de bijstandswet’ door de ene gemeente een veel strengere invulling wordt gegeven dan door een andere.

Integraal toezicht op Suwi-keten en Suwinet noodzakelijk
Gemeenten kunnen niet als losstaand onderdeel binnen de Suwi-keten worden beschouwd. Zij vormen hiervan een integraal onderdeel. Door het toezicht op gemeenten anders in te richten dan het toezicht op de overige Suwi-partners ontstaat er een tweedeling in het toezicht op de gehele Suwi-keten.
De verschillen die kunnen optreden in het toezicht op de verschillende Suwi-partners, zijn met name van belang wanneer het gaat om Suwinet.

IWI houdt ingevolge de wet SUWI ook toezicht op Suwinet. Gemeenten zijn verplicht bij de gegevensuitwisseling met andere Suwi-partijen gebruik te maken van de mogelijkheden van Suwinet.
Uit de inrichting van het toezicht die in de WWB wordt voorgestaan, volgt echter dat het toezicht van IWI op het gebruik van Suwinet door gemeenten veel minder aandacht zal krijgen dan het gebruik door UWV, CWI en in de toekomst de Svb.
Dit betekent dat er in de praktijk slechts op een deel van het gebruik van infrastructuren in de keten intensief toezicht zal worden gehouden.
Een aanwijsbare lacune in toezicht op juist gebruik van de keten ondermijnt het vertrouwen in de keten als geheel. Kenmerk van een keten is immers dat deze net zo sterk is als de zwakste schakel.

Conclusie: structureel toezicht op rijksniveau noodzaak
Het CBP komt tot de conclusie dat het noodzakelijk is op rijksniveau toezicht te houden op de gegevensverwerking door gemeenten. Ook moet de reikwijdte, de vorm en de omvang van dit toezicht helder zijn.
Het voorliggende wetsontwerp en de toelichting schieten in dit opzicht tekort.
Door gemeenten de verplichting op te leggen te rapporteren over het gegevensbeheer bij de uitvoering van de Wwb krijgt het toezicht een duidelijke vorm. Het gaat hierbij zowel om de verzameling als om de uitwisseling van gegevens en de daarbij noodzakelijke beveiliging. Deze verplichting moet onderdeel uitmaken van het voorschrift om jaarlijks een verslag over de uitvoering van de wet aan de Minister van SZW te overleggen (artikel 77, eerste lid Wwb). Op deze manier is het voor IWI mogelijk structureel toezicht te houden op zowel de gegevenshuishouding bij gemeenten als op het gegevensverkeer binnen de keten. Pas indien IWI hiertoe in staat wordt gesteld, is het voor het CBP mogelijk zijn toezichthoudende taak hierop af te stemmen.


6 juni 2003; z2003-0429

Advies

's-Gravenhage, 6 juni 2003
Ons Kenmerk: z2003-0429
Onderwerp: Toezicht op de uitvoering van de WWB

Aan: De Voorzitter van de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten Generaal

Inrichting van toezicht
Standpunt CBP
Reikwijdte van het begrip rechtmatigheid
Verschillen in uitvoering tussen gemeenten
De Suwi-keten en Suwinet
Conclusie

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) wendt zich tot de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten Generaal om zijn zorg uit te spreken over de keuzes die worden gemaakt in het wetsvoorstel werk en bijstand omtrent de inrichting van het toezicht. Dit voorstel schiet tekort in het structureel toezicht op de gegevensverwerking door de gemeenten en zal de reeds gebleken lacunes in de beveiliging van de uitwisseling van gegevens in SUWI-net vergroten. Voor de bescherming van de uitwisseling van gegevens heeft ook de Raad van State in zijn advies uitdrukkelijk aandacht gevraagd.

Het CBP ziet ingevolge artikel 51, eerste lid, Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) toe op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij en krachtens de wet bepaalde. Op grond van het tweede lid van artikel 51 WBP wordt het College om advies gevraagd over voorstellen van wet en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens. Met de inwerkingtreding van de WBP op 1 september 2001 is uitvoering gegeven aan Richtlijn 95/46/EG. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) wordt integraal door deze Richtlijn bestreken.
Zij zal derhalve aan deze Richtlijn moeten voldoen.

Bij brief van 10 december 2002, kenmerk z2002-1302 heeft het CBP advies uitgebracht over het voorstel van wet ABW/FWI (het huidige wetsvoorstel werk en bijstand). Op het advies van het CBP heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de heer Rutte bij brief van 4 maart 2003, B&GA/WWB/03/14164A, gereageerd. Kopieën van beide brieven treft u als bijlage aan.

Inrichting van het toezicht
Het CBP begrijpt uit de toelichting bij het wetsvoorstel dat het toezicht als volgt zal worden ingericht. Het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) verantwoordt zich tegenover de gemeenteraad over de uitvoering van de wet in volle omvang. Tegenover de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Minister van SZW) verantwoordt B&W zich over de naleving van wettelijke voorschriften en de besteding van het geoormerkte reïntegratiebudget. Het toezicht dat onder gezag van de Minister van SZW wordt uitgeoefend richt zich op de rechtmatigheid van de uitvoering en op de doeltreffendheid van deze wet.

Het toezicht op de doeltreffendheid heeft uitsluitend betrekking op de vraag in welke mate de uitvoering door de gezamenlijke gemeenten bijdraagt aan de doelen van de wet. Deze vorm van toezicht richt zich niet op de prestaties van de individuele gemeenten. Gesteld wordt dat het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering zich wel op richt individuele gemeenten. Door deregulering zal de reikwijdte van het toezicht aanzienlijk worden ingeperkt. Daarbij zal het rijkstoezicht zich alleen richten op ernstige tekortkomingen in de rechtmatige uitvoering van deze wet.

Via het integrale uitvoeringsverslag verstrekt de gemeente informatie die de Minister van SZW voor verschillende doeleinden (vaststelling en verdeling macrobudget, beleidsvoering, toezicht) nodig heeft.
De informatie die met dit verslag wordt verzameld zal zo beperkt mogelijk zijn om de administratieve lasten van de gemeenten zoveel mogelijk terug te dringen.

Standpunt CBP
Reikwijdte van het begrip rechtmatigheid

Het CBP maakt zich zorgen over de invulling die zal worden gegeven aan het begrip rechtmatigheid. Volgens de artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel wordt met ‘rechtmatige uitvoering’ gedoeld op de naleving van de in de wet opgenomen voorschriften alsmede de besteding van het reïntegratiebudget overeenkomstig de wettelijke bestemming. De uitvoering van louter gemeentelijk beleid valt buiten het domein van de rijkstoezichthouder, evenals de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de gemeentelijke uitvoering.
Het rijkstoezicht maakt een terugtredende beweging. De controlerende rol van de gemeenteraad wordt belangrijker.
(Kamerstukken II, Wet werk en bijstand, 28870, Memorie van Toelichting, nr. 3, blz. 84)

Het CBP heeft in zijn advies van 10 december 2002 Staatssecretaris Rutte opgeroepen om meer helderheid te scheppen over de vraag wie in de nieuwe constellatie verantwoordelijk is voor het toezicht op gegevensverwerkingen bij de uitvoering van de WWB; het gemeentebestuur en/of de Inspectie Werk en Inkomen (IWI).
Het merkte in het advies op dat het overeenkomstig de wet verwerken van persoonsgegevens beschouwd moet worden als onlosmakelijk onderdeel van de rechtmatige uitvoering van de wet in zijn geheel.

Staatssecretaris Rutte antwoordde hierop als volgt.
"Het is de taak van de gemeenteraad een integrale controle uit te oefenen op het geheel aan voorschriften die bij de uitvoering van een specifieke wet aan de orde zijn. Het toezicht namens de Minister van SZW door IWI, zoals geregeld in artikel 76 WWB, richt zich op de rechtmatigheid van de uitvoering door B&W en op de doeltreffendheid van deze wet. Van belang is artikel 37 van de wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (wet SUWI). Daarin is bepaald dat IWI toezicht houdt op de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van de samenwerking tussen de gemeenten en de Suwi-partijen. Onderdeel hiervan is de gegevensuitwisseling tussen partijen."
Voorts stelt de Staatssecretaris dat tot de rechtmatigheidsvereisten van de WWB de bepalingen behoren met welke instanties en personen gegevens mogen worden uitgewisseld, de daarbij behorende geheimhoudingsplicht en de doelbinding van de gegevensverstrekking door gemeenten aan andere in de wet genoemde instanties.
De rechtmatigheid van de uitvoering van deze bepalingen wordt door IWI bepaald. (4 maart 2003, B&GA/WWB/03/14164A, blz. 3)

De reactie van Staatssecretaris Rutte roept bij het CBP de vraag op hoe IWI enerzijds geacht wordt toezicht te houden op de bovengenoemde aspecten die bepalend zijn voor de rechtmatige uitvoering van de WWB terwijl anderzijds in het wetsvoorstel wordt gesteld dat het rijkstoezicht een terugtrekkende beweging maakt, de reikwijdte door deregulering aanzienlijk wordt ingeperkt en het rijkstoezicht zich alleen zal richten op ernstige tekortkomingen in de rechtmatige uitvoering van deze wet.

Het CBP spreekt de vrees uit dat het toezicht op gemeenten door IWI zich in de praktijk met name zal beperken tot het signaleren van onrechtmatigheden op financieel/budgettair terrein. Het is echter van oordeel dat ook structureel toezicht op rijksniveau voor wat betreft de gegevensverwerking door gemeenten van wezenlijk belang is. Het CBP is hiertoe bevoegd maar acht het, gelet op zijn omvang en taakstelling, niet mogelijk zelf structureel toezicht te houden op de gegevenshuishouding van gemeenten.
Over de invulling van het toezicht is het CBP voornemens een convenant te sluiten met IWI.

Onderstaand wordt beargumenteerd waarom het CBP structureel rijkstoezicht op dit aspect van de uitvoering noodzakelijk acht.

Verschillen in uitvoering tussen gemeenten
Structureel rijkstoezicht op gegevensverwerkingen door gemeenten is noodzakelijk om verschillen in de uitvoering van de WWB tussen gemeenten te signaleren, bij te sturen en/of te voorkomen. Zo is bijvoorbeeld het CBP in de afgelopen jaren gebleken dat aan het begrip ‘noodzakelijk voor de uitvoering van de WWB’ door de ene gemeente een veel strengere invulling wordt gegeven dan door een andere.
Dit kan in de praktijk tot gevolg hebben dat een burger in gemeente A veel meer gegevens dient te overleggen voor de vaststelling van het recht op een uitkering dan in gemeente B. Bijsturing door middel van toezicht kan een onaanvaardbare diversiteit beteugelen.
Dezelfde problematiek zal zich kunnen voordoen bij de gegevensuitwisseling in het kader van reïntegratietrajecten.
Waar gemeente A van een reïntegratiebedrijf eist dat het in het kader van het reïntegratietraject de medische geheimhoudingsplicht doorbreekt kan gemeente B op het standpunt staan dat zij alleen over deze gegevens mag beschikken, indien de cliënt hiervoor zijn toestemming heeft gegeven. Dergelijke verschillen in de uitvoering kunnen leiden tot rechtsongelijkheid. De verschillen zullen naar het oordeel van het CBP alleen maar groter worden nu de Minister van SZW voornemens is de richtinggevende circulaire over privacy-aspecten bij de uitvoering van de bijstandswet, die op instigatie van de voorganger van het CBP, de Registratiekamer, tot stand is gekomen, in te trekken.

De Suwi-keten en Suwinet
Het CBP is van oordeel dat gemeenten niet als losstaand onderdeel binnen de Suwi-keten moeten worden beschouwd. Zij vormen hiervan een integraal onderdeel. Zo wordt de gegevensintake voor gemeenten verricht door Centra van Werk en Inkomen (CWI’s) en verstrekken gemeenten op hun beurt persoonsgegevens aan andere Suwi-partners ten behoeve van de uitvoering van hun taken. Door het toezicht op gemeenten anders in te richten dan het toezicht op de overige Suwi-partners ontstaat er een tweedeling in het toezicht op de gehele Suwi-keten. Het gevolg hiervan is dat de verschillende Suwi-partners op verschillende manieren zullen worden beoordeeld.

Deze ontwikkeling lijkt ook in strijd met het eerdere kabinetsstandpunt omtrent de inrichting van het toezicht op het terrein van werk en inkomen. Zo komt uit de Memorie van Toelichting bij de wet SUWI duidelijk naar voren dat:
"Het kabinet hecht er aan dat de minder gelaagde en meer integrale beleidsuitvoering ook in de organisatie van het toezicht zijn beslag krijgt. De integrale beleidsuitvoering krijgt in de nieuwe structuur gestalte door intensieve samenwerkingsrelaties tussen het UWV, CWI en gemeenten en maakt het van wezenlijk belang het toezicht integraal, d.w.z. over het totaal van uitvoeringsorganisaties werkzaam op het terrein van werk en inkomen, bij één organisatie te beleggen." (Kamerstukken II, Wet werk en bijstand, 27588, Memorie van Toelichting, nr. 3, blz. 58)

De verschillen die kunnen optreden in het toezicht op de verschillende Suwi-partners zijn met name van belang wanneer het gaat om Suwinet.
IWI houdt ingevolge de wet SUWI ook toezicht op Suwinet. Gemeenten zijn verplicht bij de gegevensuitwisseling met andere Suwi-partijen gebruik te maken van de mogelijkheden van Suwinet.
In de toelichting bij het wetsvoorstel wordt gesteld dat "op gegevens die via Suwinet of het Inlichtingenbureau worden verkregen is, naast de WBP, Bijlage XIV (Beveiliging Suwinet 1.0) (een nadere uitwerking van artikel 6.4, eerste lid van de Regeling SUWI) van toepassing.
Gemeenten zijn bij elektronische gegevensuitwisseling via het Suwinet of het IB verplicht het beveiligingsbeleid zoals verwoord in deze bijlage toe te passen."

(Kamerstukken II, Wet werk en bijstand, 28870, Memorie van Toelichting, nr. 3 ,blz. 80-81)

Uit de inrichting van het toezicht die in de WWB wordt voorgestaan volgt echter dat het toezicht van IWI op het gebruik van Suwinet door gemeenten veel minder aandacht krijgt dan het gebruik door UWV, CWI en in de toekomst de Svb.
Dit betekent dat er in de praktijk slechts op een deel van het gebruik van infrastructuren in de keten intensief toezicht zal plaatsvinden. Een aanwijsbare lacune in toezicht op juist gebruik van de keten ondermijnt het vertrouwen in de keten als geheel. Het kenmerk van een keten is immers dat deze net zo sterk is als de zwakste schakel.
Het CBP wijst in dit kader op de volgende passage uit het jaarverslag van IWI:
"In de eerste plaats is er een zogenaamde elektronische inkijkfunctie. Deze moet er voor zorg dragen dat alle betrokken partijen op de hoogte kunnen zijn van alle relevante informatie over het vaststellen van een uitkering of door het activeren van een cliënt. […] Eind 2002 hadden circa elfduizend medewerkers (van het CWI, UWV, het Inlichtingenbureau (IB), het Bureau Keteninformatisering werk en inkomen (BKWI) en gemeenten) toegang tot de persoonsgegevens van miljoenen Nederlanders op basis van sofi-nummer.
IWI heeft gekeken hoe de beveiliging van Suwinet organisatorisch geregeld is. De betrokken organisaties (uitgezonderd gemeenten) hebben hierover een eigen rapportage uitgebracht.
De inspectie concludeert dat de beveiliging bij geen van de onderzochte instanties aan alle wettelijke verplichtingen voldoet. Dit brengt het risico met zich mee dat instanties persoonsgegevens misbruiken of oneigenlijk gebruiken."
(Inspectie Werk en Inkomen, jaarverslag 2002, blz. 16)

Conclusie
Gelet op het bovenstaande komt het CBP tot de conclusie dat het noodzakelijk is dat op rijksniveau structureel toezicht wordt gehouden op de gegevensverwerking door gemeenten. Ook moet de reikwijdte, de vorm en de omvang van dit toezicht helder zijn. Het voorliggende wetsontwerp en de toelichting schieten in dit opzicht tekort.

Door gemeenten de verplichting op te leggen om te rapporteren over het gegevensbeheer bij de uitvoering van de WWB krijgt het toezicht een duidelijke vorm. Het gaat hierbij zowel om de gegevensverzameling als om de uitwisseling hiervan en de daarbij noodzakelijke beveiliging. Deze verplichting moet onderdeel uitmaken van het voorschrift om jaarlijks een verslag over de uitvoering van de wet aan de Minister van SZW te overleggen (artikel 77, eerste lid WWB).
Op deze manier is het voor IWI mogelijk structureel toezicht te houden op zowel de gegevenshuishouding bij gemeenten als op het gegevensverkeer binnen de keten.
Pas indien IWI hiertoe in staat wordt gesteld is het CBP in staat zijn toezichthoudende taak hierop af te stemmen.

Een afschrift van deze brief zal worden verstuurd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de heer Rutte en de Inspecteur-generaal Werk en Inkomen.

Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

mr. U. van de Pol
Collegelid


Correcties

De tekst onder het kopje Verschillen in uitvoering tussen gemeenten : "noodzakelijk voor de uitvoering van de WWB" dient te worden gelezen als:
"noodzakelijk voor de uitvoering van de bijstandswet"
Onder het kopje De Suwi-keten en Suwinet is een verkeerde verwijzing opgenomen. De verwijzing hoort te luiden: (Kamerstukken II, Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen, 27588, Memorie van Toelichting, nr. 3, blz. 58)