WAAR DE CLIËNTENRAAD WEL EN NIET "ADVIES" OVER MAG GEVEN...


Van het secretariaat P.E.L. d.d. 14/3/2002. Aangevuld d.d. 22/3/2002 met: "En hoe ging het verder?"


De Cliëntenraad Sociale Zaken mag advies geven over allerlei beleidszaken m.b.t. SZ van de gemeente. Dat is fijn. Zo mag de Cliëntenraad op 21/3/2002 ook advies geven over de Evaluatienota Deklaratieregeling Minima.
Dat is de regeling waarbij mensen met een minimum-inkomen bepaalde onkosten (bv. lidmaatschap van sportclubs) van de gemeente vergoed kunnen krijgen of 'vouchers' (soort tegoedbonnen) kunnen aanvragen.
Volgens het stuk waarvan de inhoud 'onder embargo' is omdat B en W er nog over moeten beslissen, vergadert de Commissie Welzijn op de avond van 21/3 a.s. ook over deze nota.
Dus hoe een Raadslid nu moet weten (bv. aan de hand van de notulen van de Cliëntenraad) wat het advies was van dit overlegorgaan?
Het sectorhoofd SZ zal daar dan wel weer roepen dat iedereen het er roerend mee eens was en de Commissie neemt dat dan wel aan; zo gaat dat meestal...

E.e.a. toont maar weer aan hoeveel belang het College werkelijk hecht aan die adviezen:
Adviezen waarvan niemand bijtijds kennis kan nemen, zo de intentie daartoe überhaupt al bij een raadslid aanwezig mocht zijn, de heel enkelen die wel geïnteresseerd zijn niet te na gesproken.

Wat NIET op de agenda voor de Cliëntenraad staat maar WEL op de agenda van de Commissie Welzijn op diezelfde 21e maart a.s. is de B en W nota LAT-project en risicoprofielen.
LAT staat voor Leeuwarden, Apeldoorn en Tilburg, de gemeenten die meedoen aan een experiment waarbij de werkbriefjes werden afgeschaft en de vrijgevallen ambtelijke capaciteit wordt benut voor meer controle op fraude ed.
De gemeente wilde daarbij 'risicoprofielen' ontwikkelen waarbij groepen mensen groepsetiketjes werden opgeplakt om te bepalen hoe sterk men die groepen zou gaan controleren.
Dat dit discutabele trekjes heeft, behoeft m.i. geen nadere uitleg: We schreven hier al eerder over.
[Zie artikelen van 29/11/2000 en 14/12/2000]
Uiteraard hebben de deelnemende belangenclubs het recht om ook net als de soos zaken op de agenda te laten zetten van de Cliëntenraad, maar dan is het wel handig te weten welke zaken eraan zitten te komen:
De stukken van de Commissie Welzijn komen veelal pas op de valreep binnen, of zelfs pas op de vergaderdag zelf (!! kan er ook mooi niks meer voorbereid worden qua inspraak in de Commissie Welzijn) en de agenda zelf stond gisteren pas in het blad 'Huis aan Huis'.
De club die nu nog een poging doet dit op de agenda te krijgen van de Cliëntenraad wordt gezegd:
Daar ben je te laat mee. En de volgende vergadering hoeft het uiteraard niet meer, dan is de zaak al behandeld door Commissie Welzijn en eventueel de Raad...
Kortom: Als het echt belangrijke of controversiële onderwerpen zijn, worden deze wel van de agenda af gehouden...
[Zie bv. artikel van 27/7/2000: "Wat de Leeuwarder Cliëntenraad niet wordt verteld."]
Deze werkwijze is meer structureel dan incidenteel.
Of zoals men vroeger zei n.a.v. een actualiteitenrubriek op TV: "Dit was Brandhout; goedenavond."


secretariaat P.E.L.

EN HOE GING HET VERDER?

We deden alsnog op de valreep een poging het onderwerp op de agenda te krijgen voor de vergadering van de Cliëntenraad van 21/3/2002 door dit te vragen aan de pas nieuw benoemde voorzitter. De bedoeling van deze aparte voorzitter is, dat hij onafhankelijk is. Het gaat dus niet om het sectorhoofd Sociale Zaken of om een andere ambtenaar.
Tegen de verwachting en eerdere ervaringen in, zette hij het punt alsnog op de agenda en het betreffende stuk werd nagezonden, nog net op de valreep. Het hete hangijzer was uiteraard die risicoprofielen, maar die stonden niet in het stuk:
Het was bedoeld om de Commissie Welzijn te informeren over het feit dat binnen het kader van het LAT-project waarover we eerder berichtten, binnenkort gewerkt gaat worden met risicoprofielen.
Dat laatste gebeurt eerst in de vorm van een experiment.
De nota stelt o.a.:

"Het werken met risicoprofielen kan de indruk wekken stigmatiserend te werken. Om draagvlak te creëren voor het werken met risicoprofielen is het daarom van belang duidelijk aan te geven op welke wijze risicoprofielen worden ontwikkeld. Ook moet inzichtelijk worden gemaakt welke lokale risicoprofielen er gehanteerd worden."

M.i. werkt het gebruik van risicoprofielen per definitie stigmatiserend. De reden is simpel:
Een risicoprofiel benoemt eerst een groep mensen die in gelijke omstandigheden verkeren en plakt daar vervolgens een verwachting op gebaseerd op een bepaald type bijstandsfraude.
Laten we zeggen bv. alleenstaanden en 'stiekum samenwonen' zonder dat aan de soos op te geven. Of laten we zeggen autobezit en de verdenking dat om die kar op de weg te houden, er wat 'zwart' bij wordt gerommeld.
Vervolgens wordt dan die hele groep personen extra 'verdacht' omdat ze wel eens dat soort fraude zouden KUNNEN plegen.
Fraude plegen doe je echter individueel, niet collectief. En als iemand uit die groep precies dat type fraude pleegt zoals de soos verwachtte op basis van dat risicoprofiel, zegt dat niets m.b.t. de fraudekans van een ander persoon die ook tot dat risicoprofiel gerekend wordt.
Het is allemaal gebaseerd op: "De gelegenheid maakt de dief"; meer is het in feite niet.

De nota stelt verder:

"Daarom wordt u thans geïnformeerd over het feit dat er binnenkort experimenteel gewerkt gaat worden met risicoprofielen. Het is de bedoeling om de geteste risicoprofielen begin 2002 experimenteel te gaan toepassen. Tot die tijd is er ruimte voor het nader ontwikkelen en lokaal uittesten van de profielen. Alvorens de profielen in te zetten, wordt u geïnformeerd over welke risicoprofielen lokaal zullen worden ingezet."

Die middag in de Cliëntenraad had onze vertegenwoordiger daar duidelijkheid proberen te krijgen over welke risicoprofielen bij het experiment gebruikt zouden worden. Als je een experiment houdt en daarna een evaluatie, moet je toch op zijn minst weten WAT je gaat evalueren.
Dat wist sectorhoofd Herder ongetwijfeld ook wel, maar hij draaide er om heen en wenste geen duidelijkheid te verschaffen, waarop voorzitter Brinks hem tot drie maal toe vroeg wat de redenen waren om de profielen niet te willen noemen. Ook hier kwam geen antwoord op, maar slechts de opmerking van Herder 'dat hij erover na zou denken'.

De Commissie Welzijn was echter in meerderheid diezelfde avond (21/3/2002) ook van mening dat men wilde weten met welke risicoprofielen de gemeente nu het experiment inging. Nadat een vertegenwoordiger van ons via inspraak deze vraag had gesteld, was het Roekiman van PAL/GL die stelde dat dat de kernvraag was waar het om ging. Ook hij wilde weten om welke risicoprofielen het ging, evenals Jan van Olffen van de PvdA en Foka Haitsma van het CDA.
Hierop zegde wethouder Hafkamp van Sociale Zaken toe dat de Commissie Welzijn de risicoprofielen zou krijgen.
Alleen Aukje de Vries van de VVD 'wenste niet te praten over risicoprofielen' en deed hiermee aan stropop-argumentatie:
Niemand wilde het hebben over risicoprofielen, maar de meeste commissieleden wilden ze wel graag weten en kennen om te kunnen beoordelen OF er t.z.t. over gepraat moet worden. Maar een dergelijke subtiliteit lijkt me aan haar niet besteed, dat is althans mijn inschatting van haar eerste optredens bij diverse gelegenheden.

Sectormanager Herder die ook bij dit agendapunt aanwezig was, stond niet op bij het commissiedebat om zijn standpunt te verduidelijken, maar zweeg.
M.i. zal echter ook na de toezegging van de wethouder de commissie alert moeten blijven:
Men wil de risicoprofielen hebben voordat het experiment start, maar als het College slim wil zijn doet ze net of haar neus bloedt en geeft pas duidelijkheid nadat het experiment al afgelopen is en de profielen definitief een rol gaan spelen bij de fraudebestrijding.

Tot slot het enige voorbeeld van een risicoprofiel dat de nota geeft 'ter illustratie':

"Op basis van de Huisvestingswet 1996 worden kamerverhuurpanden bij de gemeente geregistreerd. Voor deze panden zijn exploitatievergunningen nodig. Op basis van dit bestand is het dus mogelijk om te weten hoeveel kamers er per pand verhuurd worden. Uit de ervaring van sociale rechercheurs blijkt bijvoorbeeld dat er bij kamerverhuurpanden vaak meer personen "wonen" dan op basis van de exploitatievergunning mogelijk is.
Het, als cliënt, opgeven van een adres in een geregistreerd kamerverhuurpand is, op basis van ervaring een risico en dus aanleiding om intensiever te controleren."

Laten we eens wat scherper naar dit 'profiel' kijken:

a. Eerste mogelijkheid: Iemand woont daar niet, maar wil als dakloze een uitkering en laat zich op dat adres inschrijven. De kamerhuurders hoeven hier niet eens weet van te hebben! Bovenbedoeld persoon kan voor hetzelfde geld een adres 'blind' prikken uit het telefoonboek. Natuurlijk kun je makkelijker post ophalen uit een kamerpand dan vanuit een willekeurige woning, maar hetzij de kamerbewoner hetzij de bewoner van een complete woning kan ook met de beste bedoelingen gezegd hebben:
Je mag dit adres wel voor je post gebruiken, zonder daarmee gezegd en bedoeld te hebben: Laat je ook maar inschrijven op dit adres!
Mijn advies zou zijn dat de echte kamerbewoners hun inschrijving bij het Bevolkingsregister laten blokkeren. Nadeel daarvan is dat bij een inschrijving alle achterblijvende kamerbewoners moeten aangeven dat de nieuwe inschrijving in orde is. Dat probleem komt door het feit dat kamerpanden maar 1 huisnummer hebben. Een oplossing zou zijn: Elke kamer een eigen huisnummer, maar alleen de gemeente mag officiële huisnummers uitgeven.
Een blokkade in het Bevolkingsregister heeft ook voordelen tegen verhuurders die postadressen verhuren. Zo verhuurde indertijd een beruchte huisjesmelker postadressen in een kamerpand aan het Oranje Nassauplein voor f100,-/mnd. Duidelijk was dat dat niet alleen om post ging, maar ook om een inschrijfadres voor het Bevolkingsregister.
Nu werd hij uiteindelijk door de FIOD aangepakt vanwege het zwarte geld wat hij daarmee en met andere zaken ging scheppen, maar het hoeft geen betoog dat iemand die echt als kamerhuurder daar woonde en een uitkering had, daar met dit risicoprofiel een hoop gedonder om krijgt:
Iedereen is dan plotseling verdacht op dat adres.

b. Tweede mogelijkheid: Er gaan 2 personen op 1 kamer wonen. Komt m.i. bijna nooit voor of het moet even uit pure (kamer)nood zijn.
Reden: Kamers veelal te klein om met 2 personen te wonen. Het is dan erg 'behelpen' en niet bepaald prettig. De meeste kamers zijn alleen geschikt voor bewoning door 1 persoon.

c. Derde mogelijkheid: De verhuurder overtreedt de expoloitatievergunning: Pand heeft bv. 4 kamers plus een zolder. De zolder was bv. officieel gezamenlijke bergruimte, maar de verhuurder verandert dat, maakt enige dakvensters en m.b.v. wat gipsplaat maakt hij er nog een kamer bij: Nog meer huur vangen...
Iemand huurt dat, vraagt bijstand aan en ziedaar:
Meteen controle, alsof de kamerhuurder weet dat het niet deugt.
En hij kan dat ook niet weten, omdat de gemeente haar oude toezegging aan het PEL uit 1996 nooit nakwam.
Toegezegd was namelijk dat er bij de gemeente een openbare lijst zou komen te liggen van kamerpanden met vergunning, zodat vantevoren een kamerzoeker die iets had gevonden, zich ervan kon overtuigen dat het kamerpand aan met name bouwkundige eisen (brandveiligheid!) voldeed en hij niet ging huren in een 'illegaal' kamerpand.

Tenslotte: Wie wonen er eigenlijk op kamers? Naar onze ervaring gaat het hierbij voor 90 procent om studenten, die helemaal geen bijstandsuitkering hebben. En omdat studenten toch veelal andere studenten kennen, maar geen mensen in de bijstand, zie ik het nog niet zo snel gebeuren dat een student iemand die bijstand wil een postadres verschaft, tenzij hij op dezelfde toer gaat als bovengenoemde verhuurder...
Wat wel kan voorkomen is, dat een student terwille van de studiefinanciering voor uitwonenden een postadres nodig heeft en een inschrijving bij het Bevolkingsregister en dat daardoor de exploitatievergunning niet meer klopt met het aantal personen volgens het Bevolkingsregister.
Maar dit is geen zaak van de sociale recherche.
Het loslaten van dit risicoprofiel op een kamerpand slaat dan dus nergens op.

Conclusie: Kamerbewoners onderbrengen in een risicoprofiel en hen daarmee aanmerken als potentiële fraudeurs en verdachten slaat nergens op, omdat het verschil tussen het aantal kamers en het aantal ingeschreven personen op dat adres allerlei oorzaken kan hebben, die ofwel niets met de kamerbewoner te maken hebben (de dakloze in het eerste voorbeeld was helemaal geen kamerbewoner maar deed zich alleen als zodanig voor en de echte kamerbewoner kreeg daar dan last mee!) ofwel niets met de bijstand. (De student die een postadres/inschrijfadres gebruikt maar hier niet echt woont.)


secretariaat P.E.L.